De gezinswoning is de woning waarin u als koppel samenwoont. Omdat die zo’n centrale plaats inneemt in het dagelijkse leven, zijn er specifieke regels over opgenomen in de wet. Maar die gelden alleen als u gehuwd bent of wettelijk samenwoont. Woont u feitelijk samen, dan zorgt u maar beter zelf voor een regeling, bijvoorbeeld in een samenlevingscontract.
Sinds 2007 hoeven gehuwden en wettelijk samenwonende partners geen erfbelasting meer te betalen op de gezinswoning. Wie louter feitelijk samenwoont, ontsnapt na 3 jaar samenwonen eveneens aan die belasting. Dankzij dit gunstregime wordt vermeden dat de overlevende partner het huis moet verkopen omdat hij de erfbelasting niet kan betalen.
Maar dat fiscale gunstregime betekent niet dat de langstlevende partner automatisch de gezinswoning erft. Dat hangt af van hoe het koppel zijn samenwonen geregeld heeft en wie eigenaar is van de woning. Het is niet noodzakelijk dat u beiden eigenaar bent van de woning. Het kan zijn dat een van de partners de woning al bezit of huurt en dat de andere partner na een tijd bij hem of haar intrekt.
Hans gaat inwonen in het huis van Gerda
Hans gaat na zijn scheiding inwonen bij zijn nieuwe vriendin Gerda, meer bepaald in de woning die Gerda 5 jaar geleden toegewezen kreeg na haar echtscheiding.
Als Hans en Gerda gehuwd waren, dan erft Hans minstens het vruchtgebruik op de gezinswoning en de inboedel. Dat betekent dat hij in de woning kan blijven wonen.
Dat vruchtgebruik op de gezinswoning kan hem nooit ontnomen worden. Tenzij Gerda al kinderen heeft uit een vorige relatie. Trouwers met kinderen uit een andere relatie kunnen elkaar sinds 2018 ook het vruchtgebruik op de gezinswoning ontnemen en elkaar dus volledig onterven door in het huwelijkscontract een zogenaamde Valkeniersclausule op te nemen. Om te vermijden dat de langstlevende onmiddellijk de gezinswoning zou moeten verlaten, krijgt hij of zij wettelijk wel het recht om er nog minstens zes maanden te blijven wonen.
Aangezien deze clausule in het huwelijkscontract moet worden opgenomen, zijn beide echtgenoten ervan op de hoogte, waardoor er geen onaangename verrassingen ontstaan bij het overlijden van de eerste partner.
De specifieke regels over de gezinswoning gelden alleen als u gehuwd bent of wettelijk samenwoont.
Woonden Hans en Gerda wettelijk samen, dan erft Hans eveneens het vruchtgebruik op de gezinswoning en de inboedel. Maar toch is er een verschil in vergelijking met gehuwde koppels. Als ze dat wil, kan Gerda in een testament het vruchtgebruik op de gezinswoning toewijzen aan iemand anders. Omdat een testament een persoonlijk document is, kan ze dat zelfs doen zonder Hans daarover op voorhand te informeren.
Woonden Hans en Gerda feitelijk samen, dan erft Hans niet automatisch van Gerda. De erfgenamen van Gerda (bijvoorbeeld haar ouders of kinderen uit een vorige relatie) kunnen Hans dus vragen om uit de woning te vertrekken.
Om dat te vermijden, zou Hans een levenslang huurcontract kunnen afsluiten met Gerda. Zo verkrijgt hij de zekerheid dat hij voor de rest van zijn leven in de woning kan blijven wonen. Een andere optie is via een testament. Daarin zou Gerda kunnen opnemen dat na haar overlijden Hans nog 6 maanden of een jaar in de woning mag blijven wonen.
Via een testament kan u ook het vruchtgebruik of de volle eigendom van de woning aan uw partner toewijzen. Maar uw bewegingsvrijheid is beperkt door de regels over de wettelijke reserve. Die houden in dat de reservataire erfgenamen (uw kinderen uit een vorige relatie) altijd recht hebben op een minimaal deel (de reserve). Kent Gerda in een testament het vruchtgebruik toe aan Hans en raakt ze daardoor aan de reserve, dan kunnen haar wettelijke erfgenamen zich daartegen verzetten. Hans zal in dat geval dus niet op beide oren kunnen slapen.
An trekt in bij Bas, meer bepaald in de woning die hij al 2 jaar huurt.
Als u huurt, dan valt de woning waar u woont niet in uw nalatenschap bij uw overlijden, aangezien u er geen eigenaar van bent. Maar wat betekent dat voor de langstlevende partner?
Zolang An en Bas feitelijk samenwonen en de naam van An niet vermeld staat in het huurcontract, heeft An geen enkel recht, maar ook geen enkele verplichting tegenover de huurwoning. Bas blijft als enige verantwoordelijk om de huur te betalen, maar hij kan ook op eigen houtje het huurcontract opzeggen. En hij kan An op elk moment vragen om te vertrekken.
Het beste wat An kan doen, is vragen aan de verhuurder om haar naam mee op te nemen in het huurcontract. Bas en de verhuurder moeten daarmee akkoord gaan. De verhuurder zal daar meestal geen graten in zien. Hij zal dan ook An kunnen aanspreken om de huur of andere eventuele vergoedingen te betalen.
Als Bas sterft voordat de naam van An in het huurcontract met de verhuurder is opgenomen, dan heeft zij geen enkel recht op de woning. De verhuurder kan haar dan vragen om te vertrekken. Dat verandert als An en Bas zouden beslissen om te trouwen of om wettelijk samen te wonen. An wordt dan van rechtswege medehuurder. Zij wordt dan ook mee verantwoordelijk voor het betalen van de huur. Bij het overlijden van Bas loopt het huurcontract gewoon door voor An en omgekeerd. Als An en Bas uit elkaar zouden gaan en ze komen onderling niet overeen wie de woning zal blijven huren, dan zal de rechter bepalen wie de woning moet verlaten.