Een kransje Belgen krijgt elke maand 6.668,68 euro bruto op de pensioenrekening gestort. Toch moeten de meeste Belgen met minder tevreden zijn. Het bedrag van uw wettelijk pensioen wordt bepaald door de keuzes die u tijdens uw carrière maakt.
Wanneer kunt u met pensioen?
De wettelijke pensioenleeftijd is 65 jaar. Ongeacht het aantal jaren dat u aan de slag was, kunt u op die leeftijd met pensioen. In de komende jaren wordt de wettelijke pensioenleeftijd opgetrokken. Vanaf 2025 moet u tot 66 werken en vanaf 2030 wordt de pensioenleeftijd op 67 jaar gebracht.
Met vervroegd pensioen gaan is mogelijk vanaf 63 jaar na een carrière van 42 jaar. Heeft u op dat moment al 43 jaar gewerkt, dan kunt u op uw 61ste met pensioen gaan. Of zelfs al vanaf uw 60ste als u tegen dan 44 loopbaanjaren op de teller hebt staan. Aangezien uw loopbaan korter zal zijn als u met vervroegd pensioen gaat, zal uw pensioenbedrag ook lager liggen. En weet: dat pensioenbedrag ontvangt u voor de rest van uw dagen.
De datum van uw wettelijke pensionering en die waarop u met vervroegd pensioen kunt, vindt u op mypension.be, uw persoonlijke onlinepensioendossier.
Welk pensioen krijgt u?
Nu u weet wanneer u met pensioen kan, bent u natuurlijk benieuwd naar welk bedrag u zult krijgen. Ook dat kunt u nagaan op mypension.be. Volgende factoren zijn doorslaggevend.
1. Uw statuut
Aan de slag gaan als werknemer, zelfstandige of ambtenaar. Die keuze heeft nog altijd een grote impact op uw pensioen. De voorbije jaren is het pensioen van zelfstandigen wel serieus opgewaardeerd tot het niveau van dat van werknemers.
Vastbenoemde of statutaire ambtenaren genieten nog steeds het meest voordelige wettelijk pensioen. Vaste benoemingen zullen echter de uitzondering worden, contractuele ambtenaren de regel. Contractuele ambtenaren bouwen een pensioen op zoals een privéwerknemer.
Na een gemengde loopbaan hebt u recht op meerdere afzonderlijke pensioenen, elk uit een ander pensioenstelsel.
Na een gemengde loopbaan hebt u recht op meerdere afzonderlijke pensioenen, elk uit een ander pensioenstelsel. Voor het deel van uw carrière als werknemer of contractuele ambtenaar zult u een werknemerspensioen krijgen, voor de jaren dat u een eigen zaak had, zult u een zelfstandigenpensioen krijgen, en als statutair ambtenaar krijgt u een ambtenarenpensioen. In elk stelsel wordt het pensioenbedrag volgens de eigen regels berekend. De som van de afzonderlijke bedragen vormt het totale pensioen.
2. De lengte van uw loopbaan
Het pensioen waarop u recht hebt, staat altijd in verhouding tot het aantal jaren dat u gewerkt hebt. Daarvoor wordt gekeken naar uw totale beroepsloopbaan, met andere woorden de jaren dat u als werknemer, ambtenaar of zelfstandige aan de slag was.
Een volledige loopbaan telt 14.040 dagen. Dat komt overeen met 45 jaar van 312 dagen. Elk jaar dat u werkt, is voor een werknemer of zelfstandige daardoor goed voor 1/45 van uw wettelijk pensioen.
Zes op de tien ambtenaren hebben dankzij het systeem van de preferentiële tantièmes echter sneller recht op een volledig pensioen. Magistraten en het treinpersoneel van de NMBS hebben al na 36 gewerkte jaren een volledig pensioen. Militairen, politieagenten en postbodes met een ambtenarenstatuut moeten daar 37,5 jaar voor werken, de meeste leerkrachten 41 jaar en een kwart.
Veel mensen halen geen loopbaan van 45 jaar tegen de dag dat ze op hun 65ste met pensioen gaan. Als u bijvoorbeeld tot uw 22ste hebt gestudeerd, hebt u tegen de huidige wettelijke pensioenleeftijd een carrière van 43 jaar bij elkaar. In dat geval hebt u recht op 43/45 van uw wettelijk pensioen.
In die zin zal het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd tot gevolg hebben dat u meer pensioen opbouwt. Wie bijvoorbeeld tot zijn 22ste heeft gestudeerd, heeft tegen zijn 65ste een loopbaan van 43 jaar bij elkaar gewerkt. Maar wie tot zijn 66ste of 67ste moet werken, doet daar respectievelijk één of twee jaar bovenop, waardoor zijn pensioen 44/45 of 45/45 van het wettelijk pensioen bedraagt.
Werkt u verder nadat u een volledige loopbaan bereikt hebt, tellen die perioden ook mee voor uw pensioen. Uw toekomstig pensioenbedrag zal dus verhogen door te blijven werken.
Wie vandaag voor de pensioenberekening een volledige loopbaan kan voorleggen, heeft gemiddeld daarvan slechts twee derde effectief gewerkt. De rest is samengesteld uit zogenaamde gelijkgestelde periodes. Dat zijn periodes waarin u niet gewerkt heeft, maar die wel meetellen voor de berekening van uw pensioen. Denk aan ziekte, invaliditeit, werkloosheid en bepaalde vormen van tijdskrediet of ouderschapsverlof. De periodes die meetellen als gelijkgestelde periode werden de voorbije jaren geleidelijk afgebouwd.
3. Uw loon
Het pensioen wordt voor werknemers berekend op basis van het loon dat ze doorheen de jaren ontvangen hebben. Hoe hoger uw loon, hoe meer pensioen u krijgt… tot op een bepaald niveau. Voor het werknemerspensioen bestaat er geen maximumbedrag an sich, maar het loon waar per gewerkt jaar rekening mee gehouden wordt om dat pensioen te berekenen, is onderworpen aan een loonplafond. Dat plafond bedraagt momenteel 58.446,94 euro. Wie meer verdient, betaalt op dat surplus weliswaar sociale bijdragen, maar het genereert geen bijkomend pensioen. Grosso modo één op de vijf werknemers zit boven dat plafond.
Voor een zelfstandige wordt het pensioenbedrag berekend op basis van het beroepsinkomen (het bedrag waarop de sociale bijdragen werden betaald), voor elk gewerkt jaar vanaf 1984. Voor de jaren daarvoor krijgt de zelfstandige een forfaitair pensioen. Het bedrag is voor iedereen gelijk. Het totale pensioen wordt bekomen door het bedrag van alle loopbaanjaren op te tellen. Hebt u als zelfstandige een loopbaan van 45 jaar en hebt u al die tijd de maximale pensioenbijdragen betaald, dan ontvangt u maximaal een gezinspensioen van 1.756,40 euro per maand of 1.405,10 euro als alleenstaande.
Voor mensen met een gemengde loopbaan is het minimumpensioen een aandachtspunt.
Voor een ambtenaar is de situatie anders. Daar wordt geen rekening gehouden met het loon van de gewerkte jaren, maar wel met een referentiewedde. Dat is doorgaans de wedde van de laatste 10 jaar. Voor ambtenaren geboren voor 1 januari 1962 geldt als referentiewedde de gemiddelde wedde van uw laatste 5 loopbaanjaren (of van uw hele loopbaan als die geen 5 jaar telt). Een ambtenarenpensioen kan evenwel nooit hoger zijn dan drie vierde van de wedde die als basis dient voor de berekening. Bovendien wordt het geplafonneerd op 80.024,15 euro bruto per jaar of 6.668,68 euro bruto per maand.
Voor mensen met een gemengde loopbaan is het minimumpensioen een aandachtspunt. Dat is een aanvulling tot een bepaald minimum voor mensen wier pensioen op basis van de eigen carrière laag uitvalt. Om recht te hebben op het minimumpensioen moet u minstens 30 jaar gewerkt hebben als werknemer, contractueel ambtenaar of zelfstandige. Die jaren mogen worden opgeteld. Dat geldt niet voor de jaren als vastbenoemde ambtenaar. Om recht te hebben op een minimumpensioen als ambtenaar moet u 20 jaar gewerkt hebben als statutair ambtenaar.
Door die aparte grenzen zal iemand die 25 werkte als werknemer en 18 jaar als statutair ambtenaar ondanks een loopbaan van 43 jaar geen minimumpensioen krijgen.
Het minimumpensioen bedraagt 1.266,37 euro bruto voor werknemers en zelfstandigen (1.582,46 euro voor een gezinspensioen) en 1.365,66 euro bruto per maand voor ambtenaren (1.707,04 euro voor een gehuwde ambtenaar). Al zal niet iedereen dat bedrag krijgen. Dat is alleen weggelegd voor wie een volledige loopbaan van 45 jaar achter de rug heeft. Is de loopbaan korter (maar langer dan 30 jaar om in aanmerking te komen), dan wordt het bedrag proportioneel berekend.
4. Uw gezinssamenstelling
Woont u wettelijk of feitelijk samen, dan kunt u geen aanspraak maken op een gezinspensioen. Alleen als u gehuwd bent, kan een van de partners een gezinspensioen krijgen. Slechts 20 procent van de huidige gepensioneerden ontvangt een gezinspensioen. In dat geval wordt het pensioen verhoogd met 25 procent.
Dat is echter alleen mogelijk als het bedrag van het pensioen van het gezinshoofd hoger is dan de som van de twee afzonderlijke pensioenen. De pensioendiensten onderzoeken automatisch wat in uw geval het voordeligst is. Als dat het pensioen van het gezinshoofd is, wordt het individueel pensioen van de ‘zwakste’ partner ofwel opgeschort, ofwel afgetrokken van het gezinspensioen.
Let wel, in het pensioenstelsel van de ambtenaren bestaat geen gezinspensioen. Is u of uw echtgenoot ambtenaar, dan zult u beiden sowieso een pensioen als alleenstaande krijgen. Al zal een gehuwde gepensioneerde ambtenaar wiens echtgenoot geen eigen inkomen heeft, wel voordeliger belast worden en dus netto meer overhouden.