Via de derde pensioenpijler kunnen Belgen tot een bepaald maximumbedrag per jaar (1.270 euro in 2020) aan pensioensparen doen. Op die storting geniet u dan een belastingvermindering van 25 procent. Stort u 990 euro (in 2020) of minder, dan bedraagt de belastingvermindering zelfs 30 procent. Die extra spaarpot mag dan wel zeer welkom zijn op pensioenleeftijd, het opbouwde kapitaal mag zeker niet overschat worden. Wie de voorbije 30 jaar bijvoorbeeld aan pensioensparen deed via een fonds, heeft een spaarpot van gemiddeld 60.000 euro opgebouwd. Spreiden we dat bedrag over een periode van 20 jaar, dan komt dat neer op 250 euro per maand.
Het opgebouwde kapitaal met het fiscaal aantrekkelijk pensioensparen mag zeker niet overschat worden.
Die spaarpot alleen zal dus niet volstaan om de kloof tussen de eerste twee pijlers en uw laatste nettoloon te overbruggen. Sparen zonder fiscaal voordeel is aanbevelenswaardig om bij pensionering een extra buffer te hebben. Dat sparen kunt u volledig risicoloos doen via bijvoorbeeld een spaarboekje of een termijnrekening. Maar als u op zoek bent naar een hoger rendement neemt u beter wat risico. Daarbij kunt u dezelfde principes hanteren die ook al in de derde pijler worden gebruikt.
1. Kies voor een gespreide belegging
Ondanks alle beurscrisissen blijven aandelen een goede manier om op lange termijn rendement met uw spaargeld te boeken. Over een periode van 100 jaar behalen aandelen een gemiddelde return van 6 procent per jaar.Uiteraard zijn de risico’s te groot om al uw centen in één aandeel te stoppen. Bij voorkeur belegt u in een portefeuille van minstens 30 aandelen om de risico’s te spreiden. U kiest ook beter niet alleen voor aandelen. Uw portefeuille kunt u diversifiëren met andere beleggingsinstrumenten zoals obligaties, vastgoed, infrastructuur en grondstoffen.
Sommige beleggers nemen de invulling van hun portefeuille graag zelf in handen, andere maken gebruik van de expertise van een fondsbeheerder. Die biedt onder meer gemengde beleggingsfondsen aan die in een brede waaier van beleggingsinstrumenten beleggen. Voor elk risicoprofiel van de belegger bestaat er wel een fonds. Het voordeel van een fonds is dat u met kleine bedragen belegt in een portefeuille van tientallen verschillende beleggingsinstrumenten. De portefeuille wordt opgevolgd door een professionele belegger die de financiële markten op de voet volgt.
2. Beleg gespreid in de tijd
Sparen voor uw pensioen brengt ook een gespreide belegging in de tijd met zich mee. Die spaardiscipline rendeert op lange termijn, omdat u zelfs met kleine spaarinspanningen grote bedragen kunt verwerven. Tenminste, als u het over een voldoende lange termijn volhoudt. Het principe van de samengestelde intresten leidt ertoe dat de inkomsten die uw spaargeld opleveren op hun beurt opnieuw rendement opleveren. Die rentesneeuwbal wordt des te groter naarmate u langer spaart.
Een gespreide instap biedt ook het grote voordeel dat u alle emoties uitschakelt en nooit euforisch wordt in goede beursperiodes of te angstig wordt in slechte periodes. Door periodiek eenzelfde bedrag in de beurs te stoppen, loopt u niet het risico dat u uitsluitend belegt op de top van de beurs.
Door periodiek eenzelfde bedrag in de beurs te stoppen, loopt u niet het risico dat u uitsluitend belegt op de top van de beurs.
De meeste banken in ons land bieden fondsenspaarplannen aan. Met zo’n plan kunt u per maand, kwartaal of per jaar een beperkt bedrag storten in een fonds naar keuze. Bij de meeste banken is het aanbod wel beperkt tot zogenaamde interne of huisfondsen. Enkele fondsensupermarkten bieden wel toegang tot externe fondsen van (vaak) buitenlandse beheerders.
Ook binnen de verzekeringssector bestaan er fondsenspaarplannen, de zogenaamde tak23-plannen. Nagenoeg alle verzekeraars bieden standaard toegang tot fondsen van derden. Het enige verschil tussen tak23-plannen en de fondsenplannen van de banken is van juridische aard. Tak23-plannen zijn verzekeringscontracten, fondsenplannen van de banken zijn dat niet. Ook de kostenstructuur verschilt (zie verder).
3. Let op de kosten
Kosten kunnen een belangrijk deel van uw rendement afromen. Let daar dus goed op. Bij beleggingsfondsen zijn er typisch twee types kosten. De instapkosten betaalt u bij elke storting in een fonds. Ze kunnen variëren van 0 tot 6 procent. Typisch bij tak23-plannen is dat ze aan de bovenkant van die vork liggen.
Bovendien geldt bij tak23-plannen nog een verzekeringstaks van 2 procent bij elke instap. Daartegenover staat wel dat er geen roerende voorheffing en beurstaks verschuldigd zijn. Bij bancaire fondsen geldt een roerende voorheffing van 30 procent op de dividenden en de obligatiemeerwaarden. Kiest u voor een fonds dat geen dividenden uitkeert, dan betaalt u ook nog een beurstaks van 1,32 procent bij verkoop. Behalve de eenmalige instapkosten zijn er de jaarlijks terugkerende kosten. Die variëren bij fondsen doorgaans tussen 0,5 en 2 procent.
4. Pas aan in functie van uw leeftijd
De fondsen waarin u belegt, mogen dan wel zeer gespreid zijn, dat betekent nog niet dat ze voor om het even welke leeftijd geschikt zijn. Hoe dichter u bij de pensioenleeftijd komt, hoe minder wenselijk het is dat uw spaargeld aan grote risico’s blootstaat. Om die reden is het belangrijk om op bijvoorbeeld 55-jarige leeftijd al wat risico af te bouwen door een deel van de fondsendeelbewijzen te verkopen en het geld op een veiliger spaarproduct te plaatsen.