Voor Van Hool zijn we streng, voor Chinese staatssteun veel minder
Als Europa de concurrentievervalsing vanuit China niet snel en krachtig aanpakt, rest ons geen andere optie dan politiek zelf meer te gaan waken over onze economie, schrijft professor Jonathan Holslag.
Ik kan er niet bij. Het woensdagcommentaar van De Tijd stelt dat onze overheid de busbouwer Van Hool niet mag helpen met overheidsbestellingen, subsidies of kapitaalinjecties nu het bedrijf in de problemen zit. Maar het rept met geen woord over het feit dat de Chinese concurrent BYD, die onlangs een bestelling van De Lijn in de wacht sleepte, het resultaat is van een grote kapitaalinjectie van de Chinese Communistische Partij. Staatssteun in Europa mag niet, maar Chinese staatssteun invoeren via onze havens mag wel.
Goed, Van Hool heeft wellicht foute beslissingen genomen in verband met waterstofbussen en andere zaken. Dan moet de markt haar werk doen om het bedrijf aan te zetten tot een koerswijziging. Dat neemt niet weg dat in dat bedrijf nog altijd potentieel tot innovatie zit en dat we het moeten toelaten zich te herpakken.
- De auteur
Jonathan Holslag is professor internationale politiek aan de VUB.
- De kwestie
De Vlaamse busbouwer Van Hool zit in de problemen en klopt aan bij de Vlaamse regering voor steun.
- De conclusie
Als Europa de concurrentievervalsing niet snel en krachtig aanpakt, rest ons geen andere optie dan politiek zelf meer te gaan waken over onze economie.
Het fundamentelere pijnpunt is dat onze opiniemakers eenzijdig streng zijn voor onze eigen bedrijven. Als hier een bedrijf in de problemen komt, is dat zijn eigen schuld en moet Schumpeter zijn werk doen: creatieve destructie. Fair enough. Maar als een Chinees bedrijf, weliswaar in private handen maar profiterend van enorme steun van de overheid, komt aanzetten met bussen, dan moet dat kunnen.
Goedkopere spulletjes
Ik ken de redenering ondertussen: Chinese staatssteun is goed voor ons, want daardoor kunnen wij goedkoper spulletjes kopen. Eigenlijk zijn de Chinezen, zo gaat de gedachtegang, zo dom onze economie onrechtstreeks te subsidiëren en vroeg of laat zal de vrije markt zegevieren.
Europa zit tussen hamer en aambeeld, tussen het staatskapitalisme van de Chinezen en het protectionisme van de Amerikanen.
Wel, op dit moment lijkt het er allerminst op dat de Europese vrije markt zegeviert. Europa zit tussen hamer en aambeeld, tussen het staatskapitalisme van de Chinezen en het protectionisme van de Amerikanen. Onze industrie staat onder zware druk.
Op korte termijn voelt de consument er weinig van. Dat komt deels door het feit dat onze enorme publieke sector de impact van onze economische verzwakking tempert. Deels laat de dumping van de Chinezen toe lekker goedkoop zonnepanelen, elektrische auto’s en andere spulletjes te kopen. Dat laatste lijkt de redenering te bevestigen dat we profiteren van de Chinese subsidies.
De koopkracht op lange termijn wordt evenwel bepaald door de productiviteit van de economie. Daarin blijft de industrie een onmisbare pijler. Ze vormt de spil in een ecosysteem van toeleveranciers, innovatie, diensten, enzovoort. Als die industrie blijft verzwakken, verzwakt het bredere economische ecosysteem en krijgt de koopkracht ook klappen. Zelfs dat hoeft voor ultraliberalen geen probleem te vormen, want dan komt de correctie gewoon wat later.
In de logica van het commentaar moeten we vooral het ‘fiscaal, arbeids- en investeringsklimaat’ waarborgen, volgt een interne devaluatie en komen de buitenlandse investeerders uiteindelijk vanzelf op de nieuwe voordelen af. Mooi toch, die mechanica van de vrije markt.
Subsidieoorlog
Maar de geschiedenis leert dat de realiteit dan wat complexer wordt. Zulke aanpassingsschokken gaan vaak gepaard met politieke onrust en meer druk in de richting van protectionisme. Verder betekent verzwakking afhankelijkheid en leidt afhankelijkheid tot meer politieke invloed van andere landen, in dit geval doorgaans landen die ons in dat geval niet zullen sparen.
Als de Europese industrie blijft verzwakken, verzwakt het bredere economische ecosysteem en krijgt de koopkracht ook klappen.
Kortom, in de ogenschijnlijke nuchterheid van dat soort denken schuilt een grote mate van politieke naïviteit. Dat is in dit land helaas al te vaak de vergoelijking geweest voor een lui, reactief economisch beleid. Ik ben het eens dat staatsinterventie vanuit economisch standpunt suboptimaal is. Ik maak me ook zorgen over een subsidieoorlog. Maar de wereld wordt niet bepaald door economische overwegingen alleen.
Het aanpakken van de oneerlijke concurrentie is sowieso een betere oplossing dan het subsidiëren van de Europese industrie, maar dat eerste doen we evenmin. Het Chinese staatskapitalisme speelt ons al twintig jaar parten en het wordt alleen maar erger. Idem voor de impact van de Amerikaanse overheidsingrepen.
Als onze politici dan schaapachtig naar ‘Europa’ verwijzen om een gelijk speelveld te creëren, weten ze verdomd goed dat Europa de moed niet heeft dat te doen en dat de beperkte maatregelen tegen het moment dat men ze invoert doorgaans al door de realiteit zijn ingehaald. Verwijzen naar Europa betekent hier zoveel als het ontlopen van de eigen politieke verantwoordelijkheid.
Het is tijd voor meer economisch realisme. Als Europa de concurrentievervalsing niet snel en krachtig aanpakt, rest ons geen andere optie dan politiek zelf meer te gaan waken over onze economie. Dat kan in de eerste plaats door bedrijven als Van Hool aan te moedigen scherp en innovatief te blijven, maar wellicht moeten we ook verhinderen dat onze Belgische markt compleet wordt kaalgevreten door concurrentievervalsers. De aankopen van de overheid doen er in dat opzicht toe.
Meest gelezen
- 1 Nieuwe telecomoperator Digi duikt met tarieven stevig onder de concurrentie
- 2 Klimaatvoluntarisme Depraetere jaagt coalitiepartners op stang
- 3 Hoe klop je de MSCI World-index: de succesformule van de alfa-meesters
- 4 Belegger schrikt van fitnessambities Colruyt
- 5 Onderzoek naar Didier Reynders: Nationale Loterij wijst op tweede verdachte spelersrekening