Schenken bezorgt velen koudwatervrees. Want wie schenkt, verarmt zich per definitie. En vanwege het principe ‘gegeven is gegeven’ kan een schenker – zodra de begiftigde de schenking heeft aanvaard – ook niet meer terugkomen op een gedane schenking.
Het gebeurt echter zelden dat schenkers zomaar schenken. Meestal worden er voorwaarden aan gekoppeld. Die voorwaarden kunnen divers zijn, en de schenker kan ze opleggen vanuit verschillende invalshoeken. Zo kan de schenker zijn eigen positie beschermen (denk aan een voorbehoud van vruchtgebruik), het familiale karakter van het vermogen versterken (door een verbod op te leggen om het vermogen in de huwgemeenschap te brengen) of – nog anders – door de schenking te laten ontbinden als er zich in de toekomst ongewenste situaties aandienen.
Zijn er grenzen aan de beperkingen?
Hoewel het een gangbare praktijk is om modaliteiten te koppelen aan een schenking, zijn er grenzen aan hoever de schenker daarmee kan gaan.
- Ten eerste moet een schenking onherroepelijk zijn. Dat betekent dat de schenker direct noch indirect de mogelijkheid mag hebben om op de schenking terug te komen. Een bepaling die neerkomt op ‘ik geef je dit, op voorwaarde dat ik me niet bedenk’, is dan ook uitgesloten.
Een uitzondering op die onherroepelijkheid is de schenking tussen echtgenoten. Zo’n schenking kan op elk moment teruggedraaid worden, tenzij ze is opgenomen in het huwelijkscontract. - Ten tweede mogen de modaliteiten niet strijdig zijn met de openbare orde. Zo kan de schenker niet opleggen als last van de schenking dat de begiftigde een bepaald beroep niet mag uitoefenen of met een bepaalde persoon niet mag trouwen.
- Vanzelfsprekend moet een schenking een schenking blijven. De begiftigde moet ‘netto’ iets krijgen. Dat impliceert dat de totale last van alle modaliteiten niet zwaarder mag wegen dan het bedrag van de schenking.
Welke beperkingen bestaan er?
In een schenking is een bepaling die neerkomt op ‘ik geef je dit, op voorwaarde dat ik me niet bedenk’, uitgesloten.
Een eerste soort beperkingen zijn de lasten. Dat zijn verplichtingen die de schenker oplegt aan de begiftigde. De verplichting om iets te doen, om iets niet te doen of om iets te geven. Lasten kunnen aanleiding geven tot de ontbinding van de schenking, meer bepaald als de begiftigde de opgelegde last niet uitvoert. De bekendste last is de verplichting om maandelijks of jaarlijks een bepaald bedrag aan de schenker te betalen.
Een tweede soort beperkingen zijn de voorwaarden. Dat zijn onzekere gebeurtenissen.
1. Een ontbindende voorwaarde draait de schenking terug als die voorwaarde zich vervult. Denk aan het vooroverlijden van het begiftigde kind. Of een begiftigde die ongewenste gedragingen stelt waarvan de schenker en de begiftigde hebben afgesproken dat die aanleiding geven tot de ontbinding van de schenking. Denk aan een drugsverslaving, of lid worden van een sekte.
2. Anders gaat het eraan toe bij een opschortende voorwaarde. De schenking komt dan weliswaar tot stand door de aanvaarding, maar de uitvoering is gekoppeld aan bepaalde situaties, bijvoorbeeld het behalen van een bepaald diploma.
Vooral ontbindende voorwaarden worden gekoppeld aan schenkingen. Opschortende voorwaarden komen minder voor, maar zijn daarom niet minder geldig. Opschortende voorwaarden kunnen niet worden gekoppeld aan een handgift of aan een onrechtstreekse schenking, in tegenstelling tot ontbindende voorwaarden.
Het verschil met een last is dat de verplichting niet rust op de begiftigde. Hij moet alleen hopen dat de voorwaarde in vervulling gaat in het geval van een opschortende voorwaarde en zich niet voordoet bij een ontbindende voorwaarde.
Minder voorkomend zijn de termijnen. In tegenstelling tot voorwaarden zijn dat zekere gebeurtenissen, bijvoorbeeld de opschortende termijn van het overlijden van de schenker. Ook ontbindende termijnen zijn mogelijk, waarbij het vermogen met zekerheid terugkeert naar de schenker.