Schenken en een testament opstellen zijn de meest gekende formules om de erfenis te plannen. Dat zijn communicerende vaten. Hoe meer schenkingen iemand deed, hoe minder er overblijft waar het testament uitwerking over krijgt.
Schenken gebeurt bij leven. Bijgevolg krijgt de begiftigde de goederen sneller in handen dan als hij ze zou erven. Dat kan een voordeel zijn, want zoals het gezegde wil, komen erfenissen vaak te laat.
Voorschot op erfenis
Schenkt een ouder aan een kind, dan gaat de wetgever er trouwens van uit dat die schenking beschouwd moet worden als ‘een voorschot op de erfenis’. Met andere woorden: het is niet de bedoeling dat het kind méér krijgt uit de latere erfenis, maar louter dat het kind het betrokken goed of geld al eerder krijgt. Is het toch de bedoeling om dat kind meer te geven, dan zal expliciet vermeld moeten worden bij de schenking dat het gaat om een schenking ‘buiten erfdeel’.
Deden ouders al schenkingen tijdens hun leven aan de kinderen, dan zullen de kinderen bij het overlijden van hun ouders ook die schenkingen moeten ‘inbrengen’ in de nalatenschap. Dit om na te gaan of elk kind wel krijgt waar het recht op heeft. Kreeg een kind door de schenkingen al meer dan het wettelijke minimum, dan zal het zijn broers of zussen daarvoor moeten vergoeden.
Lagere belasting
Door de schenkbelasting te betalen, hebt u definitief afgerekend met de fiscus.
De fiscale voordelen van een schenking mogen niet onderschat worden: de schenkbelasting is lager dan de erfbelasting. Voor de schenking van roerende goederen (geld, rekeningen, juwelen, aandelen…) geldt een vlak tarief van 3 of 7 procent, en ook voor onroerende goederen zijn de tarieven voordeliger dan die van de erfbelasting.
Hand- en bankgiften kunnen zelfs volledig belastingvrij, maar dan moet de schenker wel nog 3 jaar in leven blijven. Overlijdt hij of zij binnen die verdachte periode, dan zal er op de geschonken goederen toch erfbelasting betaald moeten worden.
Wie de schenkbelasting wel betaalt, hoeft zich geen zorgen te maken over die verdachte periode van 3 jaar. Door de schenkbelasting te betalen, is definitief afgerekend met de fiscus.
Opduweffect
Tijdens het leven al goederen wegschenken (binnen de wettelijke grenzen van het beschikbaar deel) levert trouwens nog een belastingbesparing op. Omdat die goederen niet langer in de erfenis aanwezig zijn, zal de erfbelasting op een kleiner vermogen berekend worden. Omdat die tarieven opklimmen naarmate de nalatenschap meer waard is, zal de erfbelasting lager uitvallen omdat er lagere tarieven zullen gelden.
Al kruipt hier toch een fiscale adder onder het gras: het zogenaamde progressievoorbehoud, ook wel het opduweffect genoemd. Dat is van belang bij een overlijden binnen 3 jaar na een schenking. Stel dat iemand een woning schenkt (waar per definitie schenkbelasting op betaald moet worden). Als de schenker binnen 3 jaar overlijdt, zal dat weggeschonken vastgoed niet nog eens belast worden in de erfbelasting, maar het wordt wel meegerekend om de waarde van het vastgoed te bepalen waarop de erfbelasting geheven wordt. Waardoor er mogelijk een hoger tarief van erfbelasting zal gelden.
Het progressievoorbehoud geldt trouwens alleen bij onroerende schenkingen. Bij roerende schenkingen speelt deze regel niet.