Voorstanders van huren hebben het niet makkelijk om huiseigenaars te overtuigen van de voordelen van huren. De beste troefkaart die ze kunnen uitspelen, is dat een huurder minder zorgen aan zijn hoofd heeft dan een eigenaar. Pannen die van het dak gewaaid zijn, kranen die lekken, extra isolatie om aan de nieuwe normen te voldoen... Daar moet een huurder zijn hoofd niet over breken, dat is de zaak van de verhuurder.
Als huurder kunt u ook nog op tafel leggen dat u vrijer bent om te verhuizen. Dat kan een argument zijn als u regelmatig van job verandert en graag in de buurt van uw werk woont. Maar België is Amerika niet. Waar u ook een job aanneemt hier, vaak loont het niet de moeite om daarvoor te verhuizen. Daarmee zijn zowat alle argumenten om huren boven kopen te verkiezen uitgespeeld. Bovendien wegen de voordelen niet op tegen de vaststelling dat iemand die huur betaalt eigenlijk spaart voor iemand anders. En dat bedrag kan aardig aantikken.
Vastgoedmythes gewikt en gewogen
Huren is weggegooid geld. Vastgoedprijzen kunnen alleen maar stijgen. En huurders krijg je nooit buiten. Er bestaan wel wat misverstanden over de vastgoedsector.
Deze zomer: acht mythes gewikt en gewogen.
Onderstaande simulatie maakt duidelijk dat de kostprijs om te wonen weliswaar iets lager ligt voor een huurder dan voor een huiseigenaar. Maar op het einde van de rit staat de eerste wel met lege handen, terwijl de andere een onroerend vermogen heeft opgebouwd. Bovendien houden de woonkosten voor een eigenaar op zodra de woning is afbetaald, terwijl u als huurder tot aan het einde van uw dagen elke maand huur moet blijven betalen.
De berekening die we maken, geeft alleen de orde van grootte aan van het verschil tussen kopen of huren. We houden geen rekening met de inflatie - het feit dat het leven elk jaar wat duurder wordt - en het eventuele rendement op gespaarde bedragen.
Omdat een huurder geen extra kosten voor het onderhoud van de woning heeft, kan hij allicht meer geld opzijzetten. Ook eventuele opsmukbeurten en renovaties van de woning - na 25 jaar moet u de ramen misschien vervangen - werden buiten beschouwing gelaten.
Koppel met eigen huis
Een echtpaar van 30 jaar koopt een huis van 200.000 euro. Het gaat voor dat bedrag een lening aan tegen de huidige referentierente van 1,53 procent voor een looptijd van 25 jaar. Op het einde van de lening zal het echtpaar 240.639 euro betaald hebben. Daar komen nog de notariskosten, de schuldsaldoverzekering en de jaarlijks weerkerende onroerende voorheffing bovenop. Dankzij de geïntegreerde woonbonus wint het koppel wel een som terug, maar in totaal kost hun huis over een periode van 25 jaar toch 291.218 euro.
Huurders kunnen meer geld opzij kunnen zetten dan de huiseigenaars, omdat ze minder kosten hebben, maar ze moeten wel hun hele leven huishuur blijven betalen.
Eens het huis is afbetaald, valt een grote kost weg, maar zal het koppel de volgende jaren - we gaan uit van 30 jaar- nog altijd onroerende voorheffing moeten betalen. Met 870 euro per jaar komt dat op 26.100 euro. Omdat onderhouds- en renovatiekosten moeilijk te becijferen zijn - veel hangt af van de afwerkingsgraad - hebben we ze buiten beschouwing gelaten. Als stelregel wordt doorgaans 1 procent van de aankoopprijs genomen, per jaar. Dat zou in deze berekening neerkomen op in totaal 110.000 euro.
Koppel met huurhuis
Voor een koppel dat huurt, is de berekening een stuk eenvoudiger. Als het over een periode van 25 jaar een maandelijkse huur van 850 euro betaalt, heeft het op het einde van de rit 255.000 euro betaald.
De huurders hebben wel meer geld opzij kunnen zetten dan de huiseigenaars, omdat ze minder kosten hebben, maar ze moeten wel nog 30 jaar lang huishuur blijven betalen. Als dat nog altijd 850 euro per maand is, geven ze tot hun 85 nog eens 306.000 euro voor de huur van hun woning uit.
Zelfs als de onderhouds- en renovatiekosten in rekening worden gebracht, blijven eigenaars goedkoper af dan huurders.
Lees meer over de vastgoedmythes op www.tijd.be/vastgoedmythes