Vanaf wanneer?
Afhankelijk van de publicatie in het Staatsblad wordt verwacht dat werknemers vanaf maart 2019 van het systeem zullen kunnen gebruikmaken.
Voor wie?
Zaterdag 15/12, gratis bij De Tijd
Alle nieuwe maatregelen die een impact zullen hebben op uw portefeuille.
Het systeem is toegankelijk voor werknemers die nu geen of slechts een laag aanvullend pensioen kunnen opbouwen via de werkgever. De werkgever houdt een deel van het nettoloon af en stort dat door naar de groepsverzekering of pensioeninstelling die u heeft gekozen.
Bedrag?
De werknemer kiest zelf hoeveel hij spaart. Er geldt wel een grens. Het bedrag mag niet hoger zijn dan het maximum van 1.600 euro of 3 procent van het jaarlijkse brutoloon. De pensioenrechten die de werknemer al heeft opgebouwd in de loop van het tweede voorafgaande jaar (N-2) worden van dat maximum afgetrokken. Op die manier blijft het VAPW beperkt tot werknemers met helemaal geen of met een laag aanvullend pensioen.
Fiscaal voordeel?
Geef voorrang aan de derde pijler
Het vrij aanvullend pensioen voor werknemers (VAPW) mag u niet verwarren met het individueel pensioensparen in de derde pijler. In dat systeem kunt u via uw bank of verzekeraar beleggen in een pensioenspaarfonds of -verzekering. Stortingen tot 960 euro per jaar bieden een belastingvermindering van 30 procent, stortingen tot 1.230 euro een belastingvermindering van 25 procent. Aangezien de taksen bij die derde pijler lager liggen dan bij het VAPW en die formule dus fiscaal voordeliger is, raden fiscalisten aan eerst die korf volledig te benutten voor u beslist te storten in een VAPW.
Elke storting levert een belastingvermindering op van 30 procent. Daartegenover staan wel enkele taksen, zoals 4,4 procent premietaks, een RIZIV-bijdrage van 3,55 procent en een solidariteitsbijdrage van 0 tot 2 procent. Op het moment van de uitbetaling geldt op de normale pensioenleeftijd nog een belasting op het kapitaal van 10 procent.
Rendement?
Het rendement op uw geïnvesteerde centen hangt af van de gekozen pensioeninstelling of verzekeraar. Bij een verzekering is er de keuze tussen tak 21 of tak 23. Kiest u voor een tak 21, dan is er een rendementsgarantie en een winstdeelname. U bent dan zeker dat uw kapitaal minstens behouden blijft. Bij tak 23 neemt u meer risico, met doorgaans een potentieel hoger rendement. Kiest u voor een pensioenfonds, dan is ook dat een keuze voor meer risico en dus een potentieel hoger rendement.
Let op! Hou ook rekening met de kosten. Afhankelijk van de gekozen oplossing kunnen die oplopen tot 5 procent van de premie.
Let op! In tegenstelling tot het collectieve pensioenplan moet de werkgever op stortingen voor het VAPW geen rendement waarborgen. Bij collectieve pensioenplannen geldt vandaag een rendementsgarantie van 1,75 procent.
Kapitaal opnemen?
Werknemers kunnen het gespaarde kapitaal pas opnemen als ze effectief met (vervroegd) pensioen gaan. Nu is de normale pensioenleeftijd 65 jaar, maar die wordt vanaf 2030 opgetrokken naar 67 jaar. Die beperking geldt in principe ook voor collectieve pensioenplannen van de werkgever.