Ruim 3,1 miljoen werknemers in België hebben naast het wettelijk pensioen uitzicht op een aanvullend pensioen dat de werkgever of de sector waarin de werknemer actief is mee financieren.
Het is onmogelijk precies te zeggen hoeveel werknemers niet op een bedrijfspensioen kunnen rekenen. Gelet op het aantal werknemers in de privésector in België zijn dat er wellicht honderdduizenden. Als zij tijdens hun actieve loopbaan niets voor later opzijzetten, moeten ze bij hun pensionering rondkomen met alleen een wettelijk pensioen.
Het gemiddelde werknemerspensioen bedraagt 1.599 euro, maar dat geldt alleen voor wie een volledige loopbaan als loontrekkende achter de rug heeft. Vaak ligt het wettelijk pensioen lager en volstaat het niet om zonder financiële zorgen van het pensioen te genieten. Daarom biedt minister van Pensioenen Daniel Bacquelaine (MR) alle werknemers de kans om een pensioen via de werkgever, dus in de tweede pijler, op te bouwen.
1. Hoe werkt het?
Werknemers zijn volledig vrij om te beslissen of ze een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers (VAPW) wensen en bij welke verzekeraar of fondsenbeheerder ze aankloppen om dat extraatje op te bouwen.
De werkgever kan een kaderakkoord sluiten met een pensioeninstelling waarbij de werknemer een VAPW kan afsluiten. Maar de werknemer is niet verplicht voor die pen-sioeninstelling te kiezen.
Bovendien bepalen werknemers zelf hoeveel risico ze nemen. Ze kunnen kiezen voor een tak21-spaarverzekering met kapitaalgarantie of voor andere formules die mogelijk een hoger rendement bieden, maar waarbij ze het risico lopen dat een deel van het geïnvesteerde kapitaal in rook opgaat.
2. Hoe wordt het gefinancierd?
Het VAPW wordt uitsluitend door de werknemer gefinancierd via inhoudingen op het nettoloon. De werkgever moet alleen garanderen dat die inhoudingen naar het pensioenplan van de werknemer worden doorgestort. ‘Daar houdt de verplichting van de werkgever op’, zegt Andries. De werknemer bepaalt ook zelf het bedrag van de inhoudingen op het nettoloon. De werkgever is niet meer dan een doorgeefluik.
Werknemers kunnen elk jaar opnieuw bepalen welk bedrag ze via het VAPW willen sparen. Dat bedrag is begrensd tot 1.600 euro of 3 procent van het jaarlijkse brutoloon, afhankelijk van wat het hoogste is. Als een werknemer 54.000 euro bruto verdient, kan hij 3 procent of 1.620 euro door zijn werkgever in het pensioenplan laten storten.
Let wel, als hij twee jaar geleden via een werkgever al voor een aanvullend pensioen spaarde, wordt dat bedrag van het toegestane maximum afgetrokken. Als de vorige werkgever twee jaar geleden 250 euro in een groepsverzekering stortte, dan wordt dat bedrag afgetrokken van de 1.620 euro die de werknemer in 2020 voor het VAPW wil sparen. Hij kan maar (1.620 - 250 euro) 1.370 euro laten inhouden op zijn loon. Zo blijft het VAPW beperkt tot werknemers met helemaal geen of slechts een laag aanvullend pensioen.
3. Wat is het rendement?
Het rendement is afhankelijk van de formule. Bij een spaarverzekering met kapitaalgarantie zal het rendement lager zijn dan bij een tak23-product of een pensioenfonds. Die bieden doorgaans een hoger rendement, maar houden ook meer risico in.
Op stortingen voor het VAPW moet de werkgever geen rendement waarborgen. Dat is een belangrijk verschilpunt met de aanvullende pensioenen die werkgevers aanbieden. Als een werkgever bijdragen voor een groepsverzekering of in een pensioenfonds stort, dan moet hij op die stortingen een minimumrendement waarborgen zolang een werknemer in dienst blijft. Op stortingen die dit en de twee voorgaande jaren zijn gebeurd, is dat minstens 1,75 procent. Die verplichting bestaat niet voor sparen in het kader van een VAPW.
4. Zijn er kosten?
Op de stortingen in een VAPW wordt een verzekeringstaks van 4,4 procent geheven. Het is ook mogelijk dat verzekeraars en pensioenfondsen toetredings- of beheerskosten aanrekenen. Wie het reële rendement van zijn bijdragen voor een VAPW berekent, neemt die kosten het best zorgvuldig onder de loep.
5. Wat als iemand stopt met werken of van werkgever verandert?
Als de arbeidsovereenkomst stopt, worden de inhoudingen voor de financiering van het VAPW automatisch stopgezet. Werknemers kunnen aan hun nieuwe werkgever vragen of hij voor het VAPW een deel van hun nettoloon wil inhouden en doorstorten.
6. Is er een fiscaal voordeel?
De premies die een werknemer voor het VAPW betaalt, leveren een fiscaal voordeel van 30 procent op. Als een werkgever 1.600 euro aan een pensioeninstelling doorstort, levert dat een belastingvermindering van 480 euro op. Dat fiscaal voordeel geldt ook voor wie bijdraagt aan het bedrijfspensioen dat zijn werkgever aanbiedt. De werknemer kan die belastingvermindering van 30 procent combineren met andere fiscale voordelen voor pensioensparen, zoals het individueel pensioensparen.
7. Wanneer kan het kapitaal opgenomen worden?
Werknemers kunnen het gespaarde kapitaal pas opnemen als ze effectief met (vervroegd) pensioen gaan. Nu is de normale pensioenleeftijd 65 jaar, maar die wordt vanaf 2030 opgetrokken naar 67 jaar. Die beperking geldt in principe ook voor bedrijfs- of sectorpensioenen.
8. Moeten op de uitkering sociale bijdragen en belastingen betaald worden?
Op de uitkering van het VAPW-pensioen is een bijdrage van 3,55 procent voor de financiering van de ziekte- en de invaliditeitsverzekering en een solidariteitsbijdrage van 0 tot 2 procent verschuldigd. Daarnaast moet op het kapitaal 10 procent in de personenbelasting betaald worden (te vermeerderen met de gemeentelijke opcentiemen). De sociale en fiscale lasten zijn precies dezelfde als bij de uitkering van een bedrijfspensioen.
9. Wat is het verschil met de aanvullende pensioenen wan de werkgevers?
Die pensioenplannen komen er alleen op initiatief van de werkgever (of de sector) waartoe een werknemer behoort. Als het bedrijf (of de sector) waarvoor hij werkt in geen aanvullend pensioen voor zijn personeel voorziet, dan kan hij daar niets aan veranderen.
Bovendien worden die aanvullende pensioenen deels met premies van de werkgevers gefinancierd. Die premies maken geen deel uit van de loonafrekening. Ze worden mogelijk alleen als een apart item op de loonbrief vermeld. Werknemers voelen het effect van die premies niet in hun portemonnee.
De nieuwe mogelijkheid om een VAPW op te bouwen is altijd integraal voor rekening van de werknemers. Het is alsof ze een deel van hun nettoloon opzij zouden zetten om te sparen. Bovendien moet de werkgever op hun bijdragen voor het VAPW geen rendement waarborgen.
10. Wat is het verschil met het individueel pensioensparen?
In de derde pensioenpijler kan iedereen op eigen initiatief stortingen doen voor een verzekeringsformule of in een pensioenfonds. Ook voor die bijdragen geldt een fiscaal voordeel. Wie in 2020 maximaal 990 euro stort, krijgt een belastingvermindering van 30 procent (maximaal 297 euro). Tussen 990 en 1.270 euro geldt een belastingvermindering van 25 procent (maximaal 317,5 euro). Via het VAPW sparen is fiscaal voordeliger. Werknemers kunnen minstens 1.600 euro sparen, wat een belastingvoordeel van 480 euro oplevert.
Aangezien de werknemer een VAPW zelf financieert, is het minder interessant dan een groepsverzekering.
Die fiscale voordelen kunnen ook gecumuleerd worden. Dat geldt ook voor wie spaart in het kader van het langetermijnsparen. Via die formule kan je dit jaar maximaal 2.390 euro sparen, wat eveneens een belastingvoordeel van 30 procent of 717 euro oplevert.
Bij het pensioensparen in de derde pijler maakt het niets uit voor wie iemand werkt. Hij kan de stortingen voor het individueel pensioensparen voortzetten als hij van werkgever verandert.
11. Is het VAPW interessant?
Het VAPW is een nieuwe fiscale stimulans om via de werkgever te sparen voor een aanvullend pensioen. Het sparen verloopt via inhoudingen op het nettoloon, wat een pluspunt kan zijn als iemand zelf weinig spaardiscipline aan de dag legt. Voor werknemers die financieel minder onderlegd zijn, schuilt het gevaar vooral in de keuze van de formule. Als ze kiezen voor een pensioenplan waaraan veel kosten of risico’s zijn verbonden, dreigen ze bedrogen uit te komen.
‘Het valt af te wachten of het VAPW veel werknemers zal verleiden. Aangezien de werknemer een VAPW zelf financiert, is het voor hem minder interessant dan een groepsverzekering (met zelfs beperkte) werkgeversbijdragen’, zegt Andries.