Waterwetenschapper Marjolein Vanoppen (UGent) werkt aan een duurzame ontziltingstechniek die zout water kan omzetten in zoet, drinkbaar water. Vanoppen is adviseert ook bedrijven over hun watergebruik en -verbruik.
‘Een groot voordeel aan water op deze planeet is dat we het wel gebruiken, maar niet verbruiken, zodat de hoeveelheid water constant is. Het minder goede nieuws is dat de hoeveelheid water die rechtstreeks voor ons bruikbaar is, relatief beperkt is,’ legt Vanoppen uit. ‘Het grootste aandeel van het water op aarde is zout. Slechts 3 procent is zoet, en maar een fractie daarvan is beschikbaar voor ons. De rest is bevroren of zit diep onder de grond, onbereikbaar. Je kan het vergelijken met een kopje water dat je uit een bad haalt. Dat is in verhouding wat op aarde voor ons beschikbaar is om van te leven.’
Vanoppen evalueert de huishouding van bedrijven. Hoe kan de industrie op grote schaal een verschil maken? Zijn er quick wins? ‘In West-Vlaanderen zijn er al veel strengere regels over het oppompen van grondwater. Ook andere grote spelers zoals BASF in Antwerpen kijken hoe ze intern meer drinkwater kunnen hergebruiken. Ze onderzoeken welke technologieën daarvoor nodig zijn en welke alternatieve waterbronnen voorhanden zijn’, verduidelijkt Vanoppen.
Ook in de landbouw zijn er nog hordes te nemen. ‘Akkers hangen af van het ondiepe grondwater. Als er lange droogteperiodes zijn, komen die in de problemen. Maar er zijn oplossingen. In Vlaanderen zijn we bij de top van de diepvriesgroenteproductie. Ardo heeft een systeem ontwikkeld met een soort buffercapaciteit. Landbouwers kunnen via een leidingennetwerk water van Ardo gebruiken zodat hun productie niet onder de droogte lijdt.
Vanoppen en haar team zien op alle domeinen van de samenleving heil in het credo ‘Water fit for use’. Of het nu om landbouw, industrie of privégebruik gaat. Daarbij moeten we een onderscheid maken in de kwaliteit van water en het gebruik. ‘Natuurlijk heeft dit ingrijpende gevolgen voor de infrastructuur, denk maar aan de gescheiden netwerken. Maar we zouden al een hele stap vooruit kunnen zetten’, besluit Vanoppen.