Vuelta-stunt Evenepoel markeert machtsgreep jonge wielergarde

De eindzege van Remco Evenepoel kwam zondag in de slotrit naar Madrid zoals verwacht niet meer in gevaar. Die laatste rit werd gewonnen door de Colombiaan Sebastian Molano.

Met Remco Evenepoel (22) als eindwinnaar, het Spaanse supertalent Juan Ayuso (19) op plaats drie en zijn landgenoot Carlos Rodríguez (21) als zevende best gerangschikte in de Vuelta grijpt de jonge wielergarde de macht. Talentvolle jongeren stoten sneller door naar de top en halen daar niveaus waar hun oudere collega’s alleen maar van konden dromen.

Als we het aantal UCI-punten, een graadmeter voor de progressie van een wielrenner die prof wordt, koppelen aan de leeftijd, wordt een opvallende tendens zichtbaar. Toppers als Evenepoel en Tadej Pogacar (23) verzamelen meer UCI-punten en zijn sneller gestegen in de rankings dan hun oudere collega’s toen die even oud waren.

Digitale revolutie

Evenepoel staat op 22-jarige leeftijd op 6.490 UCI-punten. De Sloveen Pogacar had er op diezelfde leeftijd 7.528. In beide gevallen is dat een stuk hoger dan wat ervaren kleppers als Peter Sagan, Wout van Aert, Mathieu van der Poel of Tiesj Benoot ooit op die leeftijd hebben bereikt.

Bij van Aert en van der Poel is dat deels verklaarbaar. Zij maakten eerst carrière in het veldrijden en kwamen pas later op de weg uit. Maar dat geldt niet voor de meeste andere wielerprofs. Het aantal UCI-punten dat zij als prille twintigers sprokkelden, ligt stukken lager dan wat opkomend talent als de Eri­treeër Biniam Girmay (22), de Belg Arnaud De Lie (20) of Olav Kooij (20), de nieuwe Nederlandse sprintsensatie van Jumbo-Visma, nu al hebben.

Kristof De Kegel, performancecoach bij de wielerploeg Alpecin-Deceuninck, noemt de digitale revolutie van het moderne wielrennen als mogelijke verklaring. ‘Sociale media hebben ertoe geleid dat jonge coureurs nu veel beter dan vroeger weten wat ze moeten doen om de top te bereiken. De meeste van hen houden een digitaal trainingsdagboek bij. Daarop lees je hun wattages, snelheden en afstanden en weten we hoeveel tijd ze gemiddeld per week, per maand of per jaar aan training besteden. Die gegevens helpen ons hen sneller op de radar te krijgen en ook beter te begeleiden.’

Koerspaard

Wielerploegen schuimen ook stelselmatig digitale platformen als Strava af op zoek naar potentiële beloftes. ‘De Australiër Jay Vine, die een tijd de bergtrui droeg in de Vuelta, hebben we letterlijk geselecteerd en aangeworven op een indoortrainer’, zegt De Kegel.

Profrenner en economiestudent Tiesj Benoot, die revalideert van een valpartij, werkt aan een thesis die onderzoekt of jeugdig wielertalent sneller aan de top staat dan vroeger. ‘Je ziet dat de gemiddelde leeftijd in het profpeloton sinds 2007 is afgenomen’, zegt hij. ‘Ze is gezakt van 29,4 in 2010 naar 28,2 het afgelopen jaar. Daarvoor zie ik twee mogelijke redenen. In de periode 2007-2008 is het bloedpaspoort ingevoerd. Het wielrennen werd daardoor veel zuiverder, waardoor renners sneller aan de top kwamen. En in 2010 deden vermogensmeters hun intrede in het peloton, wat trainers en profploegen toeliet renners veel beter te begeleiden.’

Het aantal wattages per kilogram lichaamsgewicht dat een jonge wielrenner trapt, werd de referentie om zijn piekvermogen en fysieke belasting bij training beter te meten. ‘Je mag tactisch en technisch nog zo sterk zijn als je wilt, als je het vermogen niet hebt, ben je niets in het huidige wielrennen’, zegt Benoot. ‘Omgekeerd is het wel mogelijk om een onervaren junior met een hoog trapvermogen om te vormen tot een doorgewinterde profrenner. Kijk maar hoe een toptalent zoals Evenepoel zich de jongste tijd heeft ontwikkeld qua techniek en koersinzicht.’

Voor Marc Lamberts, de coach van Wout van Aert in de wielerploeg Jumbo-Visma, is het vrij simpel. ‘Je maakt van een boerenpaard geen koerspaard. Alles staat of valt met de doorstroming van uitzonderlijk talent. En omdat we nu al op zeer jonge leeftijd, pakweg 16 tot 17 jaar, wielrenners beginnen te screenen en te begeleiden, komt talent ook sneller bovendrijven.’