Het Belgische pensioensysteem is nog steeds een repartitiesysteem. Dat betekent dat uw pensioen betaald zal worden door de mensen die aan de slag zijn tijdens de jaren dat u met pensioen bent. Het bedrag dat u als gepensioneerde zult krijgen, hangt echter wel degelijk af van uw eigen carrière. Volgende factoren zijn van doorslaggevend belang.
1. Uw statuut
Aan de slag gaan als werknemer, zelfstandige of ambtenaar. Die keuze heeft nog altijd een grote impact op uw pensioen. De voorbije jaren is het pensioen van zelfstandigen wel serieus opgewaardeerd tot het niveau van dat van werknemers.
Vastbenoemde of statutaire ambtenaren genieten nog steeds het meest voordelige wettelijk pensioen. Vaste benoemingen zullen echter de uitzondering worden, contractuele ambtenaren de regel. Contractuele ambtenaren bouwen een pensioen op zoals een privéwerknemer, met dat verschil dat zij nauwelijks toegang hadden tot een aanvullend pensioen via een groepsverzekering. Dat zou in de toekomst moeten veranderen.
2. Uw loon
Hoe hoger uw loon, hoe meer pensioen u krijgt… tot op een bepaald niveau.
- Voor een loontrekkende is het jaarloon waarmee per arbeidsjaar rekening wordt gehouden voor de berekening van het pensioen, geplafonneerd op 58.447 euro. Wie meer verdient, genereert daardoor geen bijkomend pensioen.
- Voor een ambtenaar is de situatie anders. Daar wordt geen rekening gehouden met het loon van de gewerkte jaren, maar wel met een referentiewedde (normaal gezien die van de laatste 10 jaar). Die referentiewedde wordt vermenigvuldigd met het aantal aanneembare dienstjaren en gedeeld door 60. Het maximale geïndexeerde bedrag waarmee rekening wordt gehouden voor de berekening van het pensioen van een ambtenaar bedraagt 6.802 euro bruto per maand (maart 2020).
- Voor een zelfstandige ‘wordt het pensioenbedrag berekend op basis van het beroepsinkomen (het bedrag waarop de sociale bijdragen werden betaald), voor elk gewerkt jaar vanaf 1984. Voor de jaren daarvoor krijgt de zelfstandige een forfaitair pensioen. Het totale pensioen wordt bekomen door het bedrag van alle loopbaanjaren op te tellen.
3. De lengte van uw loopbaan
Een volledige loopbaan bedraagt 45 jaar. Wie slechts 42 jaar gewerkt heeft, heeft recht op een pensioen gelijk aan 42/45ste. Sinds 2019 wordt met de afschaffing van de eenheid van loopbaan voor de berekening van uw pensioen ook rekening gehouden met de gewerkte jaren boven 45 loopbaanjaren.
Wie vandaag voor de pensioenberekening een volledige loopbaan kan voorleggen, heeft daarvan slechts twee derden effectief gepresteerd. De rest is samengesteld uit gelijkgestelde periodes. Dat zijn periodes waarin men niet heeft gewerkt (ziekte, invaliditeit, werkloosheid, tijdskrediet enzovoort), maar die wel meetellen voor de berekening van het pensioen.
Om te vermijden dat iemand die weinig heeft gewerkt meer pensioen krijgt dan iemand die heel zijn leven werkzaam is geweest, werd de gelijkstelling van bepaalde periodes beperkt. Zo telt het niet-gemotiveerde tijdskrediet - waardoor het vroeger mogelijk was om bijvoorbeeld een sabbatjaar te nemen – sinds 2015 niet meer mee voor het pensioen. Ondertussen is het systeem ook volledig afgeschaft.
Andere gelijkgestelde periodes tellen dan weer minder gunstig dan vroeger mee voor het pensioen. Zo wordt bijvoorbeeld langdurige werkloosheid niet meer gelijkgesteld op het effectieve loon van voor de gelijkgestelde periode, maar op basis van een minimumrecht op jaarbasis.
De voorwaarden om in aanmerking te komen voor bepaalde gelijkgestelde periodes, zijn ook verstrengd. Zo moet u sinds 2019 bijvoorbeeld 60 jaar zijn en een beroepsverleden als loontrekkende hebben van 25 jaar, wilt u op het einde van uw loopbaan toegang krijgen tot tijdskrediet eindeloopbaan, terwijl dat daarvoor nog op de leeftijd van 58 jaar kon (of 55 met bepaalde afwijkingen).
4. Uw gezinssamenstelling
Woont u wettelijk of feitelijk samen, dan kunt u geen aanspraak maken op een gezinspensioen. Alleen als u gehuwd bent, kan een van de partners een gezinspensioen krijgen. Slechts 20 procent van de huidige gepensioneerden ontvangt een gezinspensioen. In dat geval wordt het pensioen verhoogd met 25 procent.
Dat is echter alleen mogelijk als het bedrag van het pensioen van het gezinshoofd hoger is dan de som van de twee afzonderlijke pensioenen. De pensioendiensten onderzoeken automatisch wat in uw geval het voordeligst is. Als dat het pensioen van het gezinshoofd is, wordt het individueel pensioen van de ‘zwakste’ partner ofwel opgeschort, ofwel afgetrokken van het gezinspensioen.
Let wel, in het pensioenstelsel van de ambtenaren bestaat geen gezinspensioen. Is u of uw echtgenoot ambtenaar, dan zult u beiden sowieso een pensioen als alleenstaande krijgen. Al zal een gehuwde gepensioneerde ambtenaar wiens echtgenoot geen eigen inkomen heeft, wel voordeliger belast worden en dus netto meer overhouden.