Ruim 3,5 miljoen Belgen sparen fiscaal voordelig voor hun pensioen. Velen zullen de afgelopen dagen naar jaarlijkse gewoonte een brief in de bus hebben gekregen van hun bank of verzekeraar om hun storting voor dit jaar nog in orde te brengen en doen dan een lastminutestorting. Die timing is niet optimaal. Ook andere vastgeroeste gewoontes verhinderen dat we stilstaan bij de beste manier om de pensioenspaarpot te maximaliseren. We zetten er enkele op een rij.
990 of 1.270 euro?
Een eerste routine draait om het bedrag dat u jaarlijks stort. Het maximale bedrag met fiscaal voordeel, dat door de regering vastgelegd wordt, kan elk jaar veranderen. Er is niet alleen de jaarlijkse indexatie, sinds 2018 is ook duaal pensioensparen mogelijk. Daarbij kunt u 30 procent meer storten als u bereid bent een beperkt deel van het fiscaal voordeel op te geven.
Concreet: in 2020 stort u ofwel tot 990 euro en krijgt u een belastingvermindering van 30 procent, wat neerkomt op een fiscaal voordeel van maximaal 297 euro. Of u stort tot maximaal 1.270 euro en u krijgt een belastingvermindering van 25 procent, wat neerkomt op een fiscaal voordeel van maximaal 317,50 euro.
In absolute bedragen ligt het fiscaal voordeel iets hoger bij de hoogste storting, maar het is duidelijk dat de belastingvermindering van 30 procent die u bij de laagste storting krijgt het hoogste procentuele rendement geeft. Het verschil is echter minimaal. Wie op pensioenleeftijd een hogere spaarpot ambieert, kiest dan ook beter voor de hoogste storting. Door systematisch voor de maximale storting te kiezen ligt uw pensioenspaarpot op pensioenleeftijd 30 procent hoger. Als u voor het hoogste bedrag kiest, moet u dat wel elk jaar opnieuw aan uw bank of verzekeraar laten weten. Doet u dat niet, dan gaat de bank ervan uit dat u per ongeluk te veel gestort hebt en wordt het surplus boven 990 euro teruggestort.
In de praktijk blijkt dat drie jaar na de invoering een absolute minderheid voor het hoogste bedrag kiest. Afhankelijk van de bank of verzekeraar gaat het om 1 à 10 procent van de pensioenspaarders. Dat percentage blijft ook stabiel. De macht der gewoonte is wellicht de belangrijkste reden, maar er spelen nog andere factoren. ‘Een deel van de verklaring is dat het proces om te kiezen voor dat hogere plafond complex is, omdat de klant elk jaar opnieuw die keuze moet bevestigen. Dat zou eenvoudiger kunnen’, luidt het bij AG Insurance, waar 2 à 3 procent van de spaarders voor het hogere bedrag kiest. Anderen verwijzen naar het lagere procentuele belastingvoordeel. Ook de weinig stabiele fiscale omgeving wordt aangehaald. ‘De regering morrelt geregeld aan het systeem, en dat maakt pensioenspaarders wantrouwig’, luidt het.
Wanneer storten?
De timing van de storting is een andere belangrijke routine die een impact kan hebben op uw pensioenspaarpot. In principe luidt het devies: hoe vroeger u in het jaar stort, hoe beter. Want dan hebben uw stortingen langer de tijd om op te renten. Bij een pensioenspaarverzekering met gegarandeerde rente begint de rente te lopen op het moment van de storting. Hoe vroeger u stort, hoe groter het kapitaal dat u opbouwt. Wie zijn pensioenkapitaal wil maximaliseren, stort dus het best systematisch het volledige bedrag in januari.
Bij pensioenspaarfondsen is de ideale timing van de storting niet zo rechtlijnig te bepalen. In tegenstelling tot de (tak21-)verzekeringen bieden de fondsen geen gegarandeerd rendement. Omdat de fondsen ook in aandelen beleggen, zijn ze onderhevig aan de grillen van de beurs en kan hun waarde (tijdelijk) dalen. Het beste moment om in een pensioenspaarfonds te storten is wanneer het fonds zijn laagste koers van het jaar bereikt. Op dat moment krijgt u voor hetzelfde gestorte bedrag het grootste aantal deelbewijzen en bouwt u een grotere pensioenspaarpot op. In 2018 bereikten pensioenspaarfondsen hun laagste koers eind december, in 2016 was dat eind februari.
‘Het aandeel van tak23-fondsen binnen onze pensioenspaarverzekering bedroeg 3 procent in 2018 en 11 procent vandaag.’
Helaas heeft niemand een glazen bol, en dus hanteert u het best een systematische aanpak. In de voorbije 30 jaar eindigden pensioenspaarfondsen het jaar in driekwart van de gevallen hoger dan dat ze het jaar begonnen. Systematisch storten in januari was dan ook de beste keuze. Berekeningen tonen aan dat wie de voorbije 30 jaar systematisch begin januari in een fonds had gestort een pensioenspaarpot opbouwde die 7 procent groter was dan wie systematisch eind december had gestort.
In de praktijk kiest nog altijd een kleine 20 procent van de Belgen voor die lastminutestorting. Zij missen dus een deel van het rendement. De grote meerderheid hanteert een doorlopende opdracht met een maandelijkse storting. Op die manier hebben ze op het einde van het jaar ook het volledige bedrag gestort. Die periodieke storting is de ideale manier om emoties uit te schakelen en vereist ook niet dat u meteen een groot bedrag neertelt. Toch leidt het niet tot de meest optimale resultaten. De pensioenspaarpot die deze spaarders de voorbije 30 jaar opbouwden is nog altijd 3 procent kleiner dan het bedrag dat pensioenspaarders die begin januari stortten bijeenspaarden. Uiteraard ligt het bedrag wel hoger dan dat van de lastminutestorters. Het voorgaande toont in elk geval aan dat lastminutestorters erbij gebaat zijn die routine te doorbreken.
Fonds of verzekering?
De helft van de pensioenspaarders spaart via een fonds, de andere helft via een verzekering. Het grote verschil tussen de twee heeft te maken met rendement. Een fonds biedt geen gewaarborgd rendement, waardoor de rendementen grotere schommelingen kennen. Een tak21-verzekering biedt een gegarandeerd rendement van minstens 0 procent, wat in de praktijk betekent dat het gestorte kapitaal altijd beschermd is. Op langere termijn haalden de fondsen, door hun grotere blootstelling aan aandelen, wel een hoger rendement dan tak21- verzekeringen.
Door de lage marktrentes zijn de gegarandeerde rendementen van de tak21-verzekeringen ook al fors teruggevallen. Volgens analisten is de kans heel klein dat de rentes op korte termijn hoger gaan. De vraag is dan of een jonge pensioenspaarder wel een goede keuze maakt om voor een laag gegarandeerd rendement te kiezen. Wie nog een lange horizon voor de boeg heeft, is wellicht beter af met een fonds en doorbreekt beter de routine om in een tak21-verzekering te storten.
Dat kan op twee manieren. Ofwel opent de pensioenspaarder ook een rekening bij een bancair fonds. Hij kan dan perfect de pensioenspaarverzekering laten bestaan en in het fonds storten. Per jaar moet voor het ene of het andere gekozen worden. Op latere leeftijd kan de pensioenspaarder perfect opnieuw in de veiliger pensioenspaarverzekering storten.
Een alternatief is dat de pensioenspaarder overschakelt naar een fonds bij zijn verzekeraar. Het gaat dan om de zogenaamde tak23-fondsen, die in een pensioenspaarjasje worden gestopt. Ongeveer de helft van alle verzekeraars biedt al de mogelijkheid om via een tak23-fonds aan pensioensparen te doen.
P&V Verzekeringen bijvoorbeeld zag de vraag naar tak23 gevoelig toenemen. ‘Het aandeel tak23 bedroeg 3 procent in 2018 en nam toe tot 10 procent in 2019 en 11 procent in 2020.’ P&V biedt pensioenspaarders de mogelijkheid zelf te combineren tussen tak21 en tak23. ‘De klant geniet zeer veel flexibiliteit en kiest hoe hij zijn premies verdeelt tussen de twee luiken’, zegt woordvoerder Julien Hayen. P&V biedt de klant de keuze uit zes tak23-fondsen. ‘Vier zijn profielfondsen, die de kern van ons aanbod vormen en gebouwd zijn rond vier risicoprofielen van beleggers.’
Ook de verzekeraar Baloise merkt een evolutie. ‘In 2020 wordt een derde van de nieuwe premies onderschreven in tak23. Als we de totale inlagen bekijken, zit een zesde al in tak23’, zegt woordvoerder Bart Walraet. Baloise biedt sinds 2013 hybride pensioenspaarverzekeringen aan, waarbij tak21 en tak23 makkelijk gecombineerd kunnen worden in een contract.
Ook bij AG Insurance is tak23 mogelijk voor het pensioensparen. ‘Via onze makelaars bieden we Top Multilife aan, een tak23-product dat je sinds 2018 kan afsluiten in het kader van pensioen- en langetermijnsparen’, zegt woordvoerder Gerrit Feyaerts. ‘We zien het aantal inschrijvingen in tak23 stijgen, wat erop wijst dat de Belg ook bij pensioensparen een groeiende appetijt naar meer risico heeft.’ Toch wuift AG de tak21-verzekeringen niet weg. ‘De meeste inschrijvingen gebeuren nog altijd in tak21. Met een totaalrendement van 2 procent in 2019 hebben onze tak21-producten nog altijd een uitstekende risico-rendementsverhouding’, zegt Feyaerts.
Ethias en KBC Verzekeringen bieden voor pensioensparen geen tak23-verzekeringen aan. ‘In vergelijking met de marktrentes zijn de rendementen van tak21- verzekeringen zeker nog aantrekkelijk’, luidt het bij KBC. Ook Federale Verzekering biedt voor pensioensparen geen tak23 aan. Maar in 2019 had Federale met een totaalrendement van 2,05 procent wel het hoogste rendement op pensioenspaarverzekeringen van het tak21-type.
Let op de kosten
Door routineus in één pensioenspaarproduct te beleggen staat u vaak niet meer stil bij de kosten die aangerekend worden. Die kunnen nochtans een belangrijke rol spelen in de uiteindelijke pensioenspaarpot die u opbouwt. Check dus geregeld de kosten van uw pensioenspaarproduct.
Globaal zijn er twee types kosten: de instapkosten die u betaalt bij de instap in een product, en de beheerskosten die u betaalt om het product te laten beheren. Bij de bancaire fondsen variëren de instapkosten tussen 0 en 3 procent. De jaarlijkse kosten - waarvan de beheerskosten de belangrijkste zijn - variëren tussen 1,04 en 1,69 procent.
Bij de verzekeringen is de kostenstructuur anders. Instapkosten kunnen van 0 tot liefst 6,5 procent gaan De beheerskosten van een tak21-verzekering zijn zeer beperkt. Maar bij tak23-fondsen kunnen die snel oplopen omdat vaak sprake is van dubbele beheerskosten. Goed waken over die kosten is dus belangrijk.