Veel werknemers zijn er zich niet van bewust, maar veranderen van werkgever kan nare gevolgen hebben voor het aanvullend pensioen dat uw voormalige werkgever voor u opbouwde en dat u mogelijk mee financierde door maandelijkse inhoudingen op uw loon. Bij bepaalde pensioentoezeggingen - niet alle - dreigen uw nabestaanden niets te krijgen als u voor de pensioenleeftijd van 65 jaar overlijdt en de opgebouwde pensioenspaarpot bij uw vorige werkgever liet staan.
Welke contracten?
Uw nabestaanden grijpen naast de opgebouwde reserves bij alle contracten van het type uitgesteld kapitaal zonder tegenverzekering (UKZT). Het gaat om pensioentoezeggingen die de werknemer uitzicht bieden op een welbepaald kapitaal als hij 65 wordt. Maar als de werknemer voordien sterft, krijgen de erfgenamen niets omdat het contract geen overlijdensdekking biedt.
Zolang u voor dezelfde werkgever aan de slag blijft, is er geen probleem. De meeste werkgevers regelen voor hun personeel een aparte overlijdensdekking. Als u echter van werkgever verandert, zal uw werkgever geen premies meer voor die overlijdensverzekering storten, waardoor die dekking vervalt.
Als u van werkgever verandert, moet u erop toezien wat met de reserves gebeurt die u bij de vorige werkgever opbouwde. Maar niet alleen dan. Dit is ook ‘een must’ in de volgende situaties.
- U wordt met brugpensioen gestuurd en bent nog geen 60 jaar, zodat u het aanvullend pensioen nog niet kunt opnemen.
- U schopt het van arbeider tot bediende of van bediende tot kaderlid, waardoor u terechtkomt in een ander pensioenplan.
- Uw werkgever gaat failliet.
- U wordt arbeidsongeschikt.
- U stopt als kaderlid en voert dezelfde functie verder uit in een managementvennootschap.
- U stopt met werken op uw 60ste, maar u beslist het aanvullend pensioen nog niet op te nemen.
Als de werknemer dan overlijdt voor de pensioenleeftijd, krijgen zijn erfgenamen geen uitkering. Geen uitkering via de overlijdensverzekering van de vorige werkgever, maar ook niets uit de spaarpot die destijds bij de vorige werkgever was opgebouwd. Het is ook opletten geblazen als uw vorige werkgever bijdragen stortte in een pensioenfonds en niet in een groepsverzekering. Ook dan kan het dat uw erfgenamen niets krijgen uit de al opgebouwde reserves.
Het risico bestaat vooral bij oudere pensioentoezeggingen, waarin mogelijk al flink wat bijeen is gespaard. Bij recentere pensioentoezeggingen van het type ‘vaste bijdragen’ is het risico minder groot. Daarbij belooft de werkgever alleen premies te betalen voor de opbouw van het aanvullend pensioen, hij belooft geen bepaald kapitaal als u de pensioenleeftijd haalt. Het bedrag van het aanvullend pensioen hangt dan af van het behaalde rendement. Bij die contracten krijgen de nabestaanden de opgebouwde reserves meestal wel uitbetaald als de werknemer de opgebouwde spaarpot bij zijn ex-werkgever laat staan, ook als hij voor zijn 65ste overlijdt. Dat is ook bij veel sectorplannen het geval.
Hoe dan ook, als u uw werkgever verlaat, kunt u maar beter navragen wat er precies gebeurt met de wiskundige reserves als u vroegtijdig overlijdt. U vindt het bedrag van de wiskundige reserves terug op de fiche die u jaarlijks van de verzekeraar ontvangt.
Het is niet zo dat de pensioeninstellingen met de reserves ‘aan de haal gaan’. Ze benutten die om kapitalen uit te keren aan de mensen die wel de leeftijd van 65 jaar bereiken. Eigenlijk rekenen de pensioeninstellingen erop dat x aantal mensen voor de pensioenleeftijd sterft, zodat ze hun beloftes jegens ‘de overlevenden op 65 jaar’ kunnen nakomen. De pensioeninstellingen zijn overigens verplicht de werknemer in te lichten over de mogelijke opties als hij uit dienst treedt. Maar die formulieren zijn niet altijd duidelijk. U hebt vier mogelijkheden.
1. Niets doen
U kunt goede redenen hebben om de opgebouwde spaarpot bij uw vorige werkgever te laten staan. Zeker als het gaat om een pensioentoezegging met een aantrekkelijk rendement van 4, 5 of zelfs 6 procent per jaar. Dat zijn rendementen die u nu nergens nog vindt. Die aantrekkelijke rendementen uit het verleden plaatsen u voor een moeilijke afweging als u een bedrijf verlaat.
De volgende vragen dringen zich dan op: Hoe ver staat u nog af van het pensioen? Hoeveel reserves zijn al opgebouwd? Vindt u een overlijdensverzekering nodig? Hoe groot schat u de kans in dat u voor de pensioenleeftijd overlijdt?
Het risico op overlijden tussen uw 23ste en uw 65ste is 12 procent. De kans op overlijden neemt toe met de leeftijd. ‘De kans dat een man tussen zijn 25ste en 26ste overlijdt, is een op duizend. Tussen zijn 52ste en 53ste is dat al een op honderd’, illustreert Bart Ravert, regiomanager bij Integrale. ‘Bij vrouwen ligt het risico op overlijden ongeveer een derde lager.’
Schat u de kans op vroegtijdig overlijden hoog in, maar wilt u de rendementen uit het verleden behouden, dan kunt u overwegen de reserves bij uw vorige werkgever te laten staan en daarnaast een overlijdensverzekering te onderschrijven in eigen naam. ‘De premie verschilt voor iedereen. Voor een vrouw van 45 die een overlijdensdekking wenst van 50.000 euro, bedraagt de premie gemiddeld 280 euro per jaar’, illustreert Ravert. Het is dan aan u om de kostprijs van zo’n overlijdensverzekering - indien gewenst - af te zetten tegen het rendement op uw pensioenspaarpot bij uw vorige werkgever.
2. Onthaalstructuur
Een onthaalstructuur is een aparte portefeuille van een verzekeringsmaatschappij waarin alle slapende contracten - overeenkomsten waarvoor geen premies meer worden gestort - zijn ondergebracht. Het is een optie als u erop wilt toezien dat uw nabestaanden toch een uitkering krijgen als u voor uw 65ste overlijdt.
‘Die overlijdensverzekering heeft een kostprijs’, merkt Ravert op. ‘De verzekeraar gebruikt een deel van de al opgebouwde reserves om die te financieren. Daardoor zal het kapitaal waarop u had gerekend als u 65 wordt lager uitvallen dan als u de reserves onaangeroerd laat.’ Op de reserves die u overdraagt naar een onthaalstructuur zult u ook een minder hoog rendement halen. Uw vorige werkgever moet u geen rendement meer waarborgen naar de toekomst toe (lees inzet). Bovendien zal de verzekeringsmaatschappij met de onthaalstructuur u een jaarlijkse intrest geven die wellicht veel lager ligt. Zo kan de jaarlijkse intrest op de reserves dalen van 4 naar 1,5 procent.
Een voorbeeld maakt de impact duidelijk. Uw vorige werkgever stortte premies voor een groepsverzekering die u, als u de leeftijd van 65 jaar zou bereiken, uitzicht bood op een kapitaal van 170.000 euro. U verlaat de werkgever en beslist de reserves onder te brengen in een onthaalstructuur om te vermijden dat uw erfgenamen niets van dat bedrag krijgen als u voor uw 65ste overlijdt. Via een onthaalstructuur kunt u ervoor zorgen dat uw erfgenamen een uitkering krijgen van bijvoorbeeld 79.000 euro als u vroegtijdig overlijdt. Maar dan ziet u het kapitaal dat u krijgt als u nog leeft als u met pensioen gaat, dalen naar 158.000 euro. Hoe meer u wilt nalaten aan uw nabestaanden, hoe kleiner het kapitaal dat u op uw 65ste zult ontvangen.
3. Overdracht naar nieuwe werkgever
Biedt uw nieuwe werkgever ook een aanvullend pensioen aan, dan kunt u de reserves ook overdragen naar de pensioeninstelling van uw nieuwe werkgever. Voorlopig - maar dat staat op de helling - moet de nieuwe werkgever u een rendement waarborgen van 3,25 procent (werkgeversbijdragen) of 3,75 procent (werknemersbijdragen) op de nieuwe stortingen die hij voor u doet, maar dat rendement moet hij niet bieden op het overgedragen kapitaal van de vorige werkgever.
Een nadeel is dat u hogere jaarlijkse rendementen uit vorige contracten ook dan aan uw neus voorbij ziet gaan. Volgens Ravert is er nogal wat verschil tussen de rendementen bij de verzekeringsmaatschappijen. Sommige verzekeraars bieden een minimumgarantie van 1 procent, andere 1,5 of 1,6 procent. Dat verschil kan oplopen als men rekening houdt met de winstdeelname.
Een mogelijk voordeel van die keuze is dat een en ander overzichtelijk blijft. Werknemers die al eens van job veranderen, weten soms niet meer welke pensioentoezeggingen ze bij vorige werkgevers hebben opgebouwd. De pensioeninstellingen zijn nog maar sinds 2003 verplicht om alle aangesloten werknemers een jaarlijks overzicht te bezorgen. Voor contracten die eerder zijn aangegaan, zijn flink wat werknemers het spoor bijster.
4. Overdracht aan pensioeninstelling
U kunt de reserves ook overdragen aan speciale pensioeninstellingen. Dat zijn verzekeringsmaatschappijen die de gemaakte winsten verdelen onder alle aangeslotenen in verhouding tot de reserves die hen worden toevertrouwd en die hun beheerskosten beperken. Een voorbeeld is Integrale, maar er is een rist andere verzekeraars die daarvoor een erkenning kregen. Bij die speciale pensioeninstellingen genieten uw reserves een rendement dat mogelijk iets hoger ligt dan bij andere verzekeringsmaatschappijen.
Nog steeds bieden de aanvullende pensioenen een aantrekkelijk rendement voor de werknemer. Op de stortingen die de werkgever doet, moet hij een rendement waarborgen van 3,25 procent. Op de eigen bijdragen van de werknemer moet de werkgever een rendement van 3,75 procent garanderen. Die rendementsverplichting, die de werkgever moet nakomen, vervalt als u uit dienst treedt.
Maar de verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen moeten hun engagementen wel nakomen als u de reserves dan bij hen laat staan. Als de verzekeraar van uw vorige werkgever een rendement waarborgde van bijvoorbeeld 4,75 procent per jaar, dan moet die verzekeringsmaatschappij die inspanning volhouden, uiteraard op de reserves die waren opgebouwd op het ogenblik dat u bij uw vorige werkgever vertrok.
Maar als u die reserves overdraagt naar een andere maatschappij of instelling, vervallen de contractuele toezeggingen van de verzekeraars of de pensioeninstellingen. In de huidige marktomstandigheden zult u veel aan rendement inboeten telkens als u de reserves overdraagt. Door de aanhoudend lage rente op de financiële markten zagen diverse verzekeringsmaatschappijen zich genoodzaakt de rentevoet eerder dit jaar te verlagen naar 1,5 procent. Allianz verlaagde de rente op 1 oktober naar 1 procent.