Artikel 195, de laatste afrit
Als de kiezer de jongste peilingen bevestigt, dan wordt het federale koninkrijk verder uit elkaar gestemd. De beproefde Belgische overleg schema’s om tot de vorming van een federale regering te komen, gelden dan niet langer. Het staatshoofd wacht een erg hobbelige rit.
‘In een land met twee gemeenschappen, met een meerderheid en een minderheid, kan men de zaak maar bijeenhouden als de meerderheid zich inhoudt (wat steeds de rol van de CVP is geweest). (…) Het probleem van het leiderschap zal zich in al zijn scherpte stellen als we zouden verliezen.’
Die passage komt uit bedenkingen die Jean-Luc Dehaene neerschreef tijdens de verkiezingscampagne die voor zijn partij naar de pijnlijke stembusuitslag van 24 november 1991 leidde. De CVP, die bij de verkiezingen van december 1987 al zes Kamerzetels had ingeboet, verloor op die Zwarte Zondag nog eens vier zetels. De partij bleef de grootste in het land, maar Dehaene vergiste zich niet. In de CVP werd het probleem van het leiderschap meteen gesteld. Het discrete gemanoeuvreer van toenmalig partijvoorzitter Herman Van Rompuy om Jean-Luc Dehaene naar de Wetstraat 16 te loodsen, leverde hem na een woelig congres zelfs de hoon van zijn jongere partijleden op.
De formatie nam goed honderd dagen in beslag, iets minder dan de periode die Dehaene in 1988 nodig had om Wilfried Martens tegen zijn zin nog een laatste keer in het zadel van een rooms-rode regering te hijsen. Dat leek toen ontzettend lang. Na de verkiezingen van 10 juni 2007 zou het net geen 290 dagen duren om Yves Leterme als premier te installeren. Drie jaar later waren 541 dagen van intensief onderhandelen nodig vooraleer de regering van Elio Di Rupo (PS) van de kant kon worden geduwd.
In het grote debat met N-VA-voorzitter Bart De Wever liet PS-voorzitter Paul Magnette verstaan dat als de peilingen worden bevestigd, de formatie na de verkiezingen van 25 mei wel eens een pak langer zou kunnen aanslepen. Bouwers van communautaire noodbruggen zoals Dehaene zijn in de Wetstraat niet meer te vinden.
Lang geleden voorspelde Robert Houben, de laatste voorzitter van de unitaire CVP-PSC, dat het ooit onmogelijk zou worden een Belgische regering te vormen. De jongste peiling van La Libre en de RTBF, die alle vorige tendensen bevestigt en nog verscherpt, lijkt het voorgevoelen van Magnette te bevestigen. De drie Vlaamse traditionele regeringspartijen halen in die peiling samen amper 44 procent.
In CD&V-kringen valt nu al te vernemen dat een federale regering zonder een Vlaamse meerderheid niet voor herhaling vatbaar is. Wat maakt dat de aanwezigheid nodig is van de N-VA, die zich in de peilingen boven 30 procent handhaaft.
Franse koleire
In Franstalig België echter blijft de PS incontournable, zelfs na een stevig verlies tegenover het resultaat van 2010. Maar als het grote debat tussen De Wever en Magnette al iets heeft aangetoond, dan wel dat de N-VA en de PS samenbrengen in een federale regering de werking van het federale land dreigt te blokkeren.
In het meest optimistische scenario moet de volgende federale regering 14 miljard euro besparen om aan de Europese verplichtingen te voldoen. Pessimisten houden het bij 23 miljard euro. De precieze toedracht zal blijken als na de verkiezingen de exacte cijfers op tafel komen, en op andere bestuursniveaus de lijken uit de kasten rollen.
Zelfs 14 miljard wegsnoeien is een kolossale opdracht voor de stilaan uitgemergelde federale staat. Dat is eigenlijk niet mogelijk zonder aan de sociale zekerheid te raken. Tegelijk moet de zesde staatshervorming worden doorgevoerd.
Toen Waals minister-president Rudy Demotte (PS) eind vorig jaar tijdens een bijeenkomst van het Overlegcomité even opperde dat het voor Wallonië schier onmogelijk is om én te saneren én de staatshervorming met de nieuwe bijzondere financieringswet te implementeren, schoot premier Elio Di Rupo in een Franse koleire die zelfs de Vlaamse ministers om de tafel even van hun melk bracht.
In die zesde staatshervorming zit bovendien zoveel conflictstof dat het Overlegcomité, waar de federale en regionale regeringen hun meningsverschillen regelen, een soort van permanente veiligheidsraad wordt. Zulke bevoegdheidsconflicten waren in het verleden altijd aanleiding voor nieuwe staatshervormingen.
Eerder deze maand organiseerde het Instituut voor Constitutioneel Recht van de KU Leuven een colloquium over de zesde staatshervorming. Wie nog de illusie koesterde dat de communautaire dossiers voor een tijd onder de mat kunnen, zoals Open VLD-voorzitster Gwendolyn Rutten, raakte daar snel ontnuchterd.
Belgische Conventie
Een opgemerkte tussenkomst was die van de jonge grondwetspecialist Stefan Sottiaux. De Leuvense docent vindt dat een volgende staatshervorming noodzakelijk is omdat de bevoegdheidsverdeling volkomen gefragmenteerd is en het federale niveau onvoldoende gelegitimeerd. ‘Omdat’, zei Sottiaux, ‘de grendel-grondwet - met haar paritaire ministerraad, taalgroepen, bijzondere meerderheden en alarmbelprocedures - geleid heeft tot een uitholling van de beginselen van evenredige vertegenwoordiging en meerderheidsbesluitvorming, in het voordeel van de bescherming van de rechten van de Franstalige minderheid.’
De democratie eist, volgens Sottiaux, dat de bevoegdheden van het federale niveau zoals dat vandaag bestaat, naar de deelgebieden worden overgeheveld. ‘Hoe kleiner de groep waarin collectieve beslissingen worden genomen, hoe groter de mogelijkheid van elke burger om met zijn individuele stem het beleid te beïnvloeden en hoe dichter het bestuur bij de burger staat’, argumenteert hij.
Om tijdens de komende jaren nieuwe communautaire aanrijdingen te voorkomen zal de volgende regering bijkomende constitutionele hefbomen nodig hebben. Destijds reikte Dehaene, daarin gesteund door de PS, er zo één aan: het fameuze artikel 35 van de grondwet. Dat artikel is ‘de grondwettelijk vertaling van het basisprincipe van een confederale benadering’, zoals Dehaene het bestempelde. Volgens artikel 35 komen alle bevoegdheden toe aan de deelstaten, het federale niveau is maar bevoegd voor de domeinen die daaraan expliciet worden toegewezen. Maar de kans dat deze echte copernicaanse revolutie in het Belgische federale model werkelijkheid wordt, acht professor André Alen zeer gering. De inwerkingtreding van dat artikel werd vakkundig afgegrendeld.
Momenteel beraadt de regering zich over een mogelijke herziening van artikel 195 van de grondwet. Dat voorziet in een strakke procedure waarbij het parlement enkel die grondwetsartikelen kan wijzigen die door het vorige parlement voor herziening vatbaar werden verklaard. De huidige regering heeft in 2012 dat artikel 195, dat voor herziening vatbaar was, heel even ‘aangepast’ om artikelen die niet voor herziening werden aangestipt toch te kunnen wijzigen. Waarna het snel weer in zijn oude rigide vorm werd vastgeklonken. Maar daarmee werd wel een precedent geschapen, dat nu door sommigen wordt aangegrepen als laatste uitweg.
Wil men de komende jaren institutionele impasses vermijden, dan zal artikel 195 moeten worden gewijzigd en vooral versoepeld, om toe te laten dat een grondwetswijziging indien nodig en op voorwaarde van de vereiste meerderheid meteen kan worden doorgevoerd. Bovendien moeten gemeenschappen en gewesten door hun toegenomen gewicht en om hun belangen te kunnen behartigen voortaan bij elke nieuwe grondwetswijziging worden betrokken.
Sottiaux suggereerde een ‘Belgische Conventie’ naar Europees model in het leven te roepen. Daarin kunnen dan behalve de federatie ook vertegenwoordigers van de deelstaten - die eveneens initiatiefrecht hebben - mee beslissen over grondwetswijzingen.
Bijzondere omstandigheden vergen bijzondere maatregelen. De volgende federale regering zal dat snel beseffen, als ze al overeind geraakt.
Meest gelezen
- 1 Nieuwe telecomoperator Digi duikt met tarieven stevig onder de concurrentie
- 2 Klimaatvoluntarisme Depraetere jaagt coalitiepartners op stang
- 3 Hoe klop je de MSCI World-index: de succesformule van de alfa-meesters
- 4 Belegger schrikt van fitnessambities Colruyt
- 5 Onderzoek naar Didier Reynders: Nationale Loterij wijst op tweede verdachte spelersrekening