Vervennootschappelijking aanpakken kan, maar voorlopig alleen in theorie
Onze arbeidsfiscaliteit is doorspekt met tal van fiscale en parafiscale rariteiten. Een leuk fiscaal hebbeding pak je niet zomaar af. Ook managementvennootschappen niet, schrijft professor fiscaal recht Mark Delanote.
Almaar meer bedienden en kaderleden kiezen ervoor een managementvennootschap op te richten, schreef De Tijd vorige week. Het aantal managementvennootschappen is in vijf jaar bijna verdubbeld.
- De auteur
Mark Delanote is professor fiscaal recht (UGent en Delanote.Law).
- De kwestie
Managementvennootschappen kennen een steile opmars.
- De conclusie
Voor beter verdienenden zijn de vehikels fiscaal interessant. Ze aanpakken kan in theorie, maar ligt net als bij andere fiscale aardigheden politiek moeilijk.
In essentie vormen managementvennootschappen het juridische verlengstuk van vaak één natuurlijke persoon. De inkomsten van zulke vennootschappen worden doorgaans uitsluitend gegenereerd door de arbeidsinspanningen van die persoon. In veel gevallen heeft de vennootschap ook maar één klant (of beter: opdrachtgever), die haar recurrent vergoedt voor de geleverde prestaties. In die zin verschillen managementvennootschappen van operationele entiteiten waarin mensen en/of middelen worden samengebracht met als doel echte ondernemingswaarde te creëren.
Bekeken door een fiscale bril is een managementvennootschap niet meer dan een katalysator die toelaat arbeidsinkomsten om te zetten in vermogensinkomsten. Daarin schuilt een belangrijk deel van de aantrekkingskracht, zeker bij de betere verdieners. De keerzijde van de medaille is dat de fiscale en sociale inspectiediensten zich soms in duizend bochten wringen om die vehikels aan te pakken.
Je moet geen groot wiskundige zijn om in te zien dat de gemiddelde effectieve lastendruk dankzij deze tussenschakel drastisch kan zakken. Als je weet dat die druk voor een goed verdienende loontrekkende tegen 60 procent aanschurkt, kan je begrijpen dat hogere kaderleden bij voorkeur niet via een arbeidsovereenkomst aan de onderneming worden vastgeketend.
Kiezen voor een zelfstandigenstatuut dan maar, met de voor- en nadelen die daarbij horen? Ook als zelfstandige moet je als beter verdienende toch al snel de helft van het inkomen aan de overheid afstaan.
Met een managementvennootschap daarentegen kan de gemiddelde heffingsdruk aanzienlijk zakken. Zo'n vennootschap kan gebruikmaken van een aantal voordelige fiscale regimes: een verlaagd tarief van 20 procent vennootschapsbelasting, verlaagde roerende voorheffing van 15 procent, liquidatiereserve tegen een tarief van 10 procent, met latere uitkering tegen 5 of zelfs 0 procent.
De grafiek, uit de voorbeschouwingen bij het rapport van de Hoge Raad voor Financiën van 2020 over de lastenverlaging op arbeid, geeft die fiscale en sociale realiteit weer, zij het vereenvoudigd en op basis van ietwat gedateerde cijfergegevens (heffingsdruk volgens belastbaar inkomen in euro). Met de juiste keuzes kom je al snel tot een gemiddelde heffingsdruk die rond 35 procent schommelt. In realiteit kan dat nog wat lager liggen als alle fiscale mogelijkheden optimaal worden benut.
Is de managementvennootschap dan het fiscale walhalla? Er moet wel degelijk betaald worden. Maar globaal genomen kan je een gemiddelde lastendruk van om en bij 35 procent bezwaarlijk onredelijk noemen. De heffingsdruk op een gemiddeld werknemersloon bedroeg voor de OESO-landen in 2022 gemiddeld 34,59 procent (België: 53,05%, Duitsland: 47,85%, Frankrijk: 47%, Luxemburg: 40,38%, Nederland: 35,48%).
De keuze voor de vennootschap kan leiden tot een heel andere heffingsdruk, zelfs als eenzelfde soort arbeid wordt verricht en eenzelfde vergoeding wordt toegekend.
Maar de belangrijkste vaststelling is dat die relatief gunstige heffingsdruk in schril contrast staat met die op arbeid die niet via een managementvennootschap verloopt. De keuze voor de vennootschap kan dus leiden tot een heel andere heffingsdruk, zelfs als eenzelfde soort arbeid wordt verricht en eenzelfde vergoeding wordt toegekend. Van enige ‘neutraliteit’ in de heffing is dus geen sprake meer.
Fiscaal hebbeding
Om dit fenomeen van de ‘vervennootschappelijking’ aan te pakken, en bijgevolg de neutraliteit te herstellen, bestaan er theoretische oplossingen. Anders dan sommigen beweren, houdt dit overigens helemaal niet in dat de inkomsten van de vennootschappen in het algemeen zwaarder belast zouden moeten worden. Integendeel. Je kan vennootschappen die investeren in mensen en middelen geen zuurstof genoeg geven. Enige productiviteitsgroei kunnen we best gebruiken.
Maar ook voorstellen die theoretisch onderbouwd zijn en het economisch weefsel zelfs kunnen versterken, botsen altijd wel op een njet van een of andere politicus. En dan komen we uiteraard tot de kern van de ziekte waarmee onze wetgever kampt. Wie managementvennootschappen verdedigt of aanvalt, voert in se hetzelfde discours als de voor- of tegenstanders van de vele andere fiscale en parafiscale rariteiten waarmee de arbeidsfiscaliteit doorspekt is.
Op den duur heeft bijna iedereen een leuk fiscaal hebbeding. En dat pak je niet zomaar selectief en willekeurig af.
Omdat de belastingdruk op arbeid maatschappelijk niet meer verteerd raakt, bedenken politici - links en rechts - voortdurend oplossingen om hun achterban of zichzelf te bedienen. De gevolgen zijn legio. Naast de vele atypische verloningsvormen, zijn er ook bijzondere regimes voor kunstenaars, brandweerlieden, ambulanciers, verenigingswerkers, deelnemers aan de deeleconomie, auteurs (of wat ervan overblijft), burgemeesters, volksvertegenwoordigers... en natuurlijk ook de recent uitgebreide categorie van de flexi-jobbers. Op den duur heeft bijna iedereen een leuk fiscaal hebbeding. En dat pak je niet zomaar selectief en willekeurig af. Dat is ondertussen ook al gebleken.
Beter vroeg dan laat moeten we die spiraal doorbreken. Dat vergt fundamentele hervormingen die het loutere fiscale kader overstijgen. Om dat effectief aan te pakken liggen genoeg plannen, studies en blauwdrukken in een schuif. We moeten hopen dat die ooit eens uitgevoerd worden.
In afwachting daarvan raad ik iedereen die het kan aan te werken via een managementvennootschap.
Meest gelezen
- 1 De must-reads van het weekend
- 2 Vlaams minister Annick De Ridder: 'Ik zit hier niet om de Vlaming cadeaus te geven'
- 3 Faillissement voor Lunch Garden en gedeeltelijke overname door CIM Capital
- 4 Nieuwe supernota van formateur De Wever valt niet overal even goed
- 5 Ondernemer Marc Coucke: ‘Politici vragen me soms om advies. Maar of ze luisteren, weet ik niet’