Wettelijke pensioenen zijn cruciaal voor zorgeloze oude dag
Nergens in de OESO zijn de gepensioneerden zo afhankelijk van het wettelijk pensioen als bij ons. Gelukkig maar, schrijft Raf De Weerdt van het ABVV. ‘Dat onze senioren beter af zijn met een grotere tweede pijler is een misvatting.’
Een opvallende vaststelling in het jaarlijkse OESO-rapport Pensions at a Glance dit jaar is dat nergens in de westerse wereld het belang van het wettelijke pensioen – of de ‘eerste pijler’ – zo groot is als in België. 86 procent van het pensioeninkomen van onze senioren komt van de overheid.
Om dat wettelijk pensioen veilig te stellen dringt de OESO, de club van de geïndustrialiseerde landen, (nogmaals) aan op een grondige hervorming, wat onder meer tot langer werken moet leiden. Voor het ABVV zijn enkele broodnodige nuances op hun plaats. Is het grote gewicht van de eerste pensioenpijler eigenlijk wel problematisch? En ligt de nadruk het best op de uitbouw van de aanvullende pensioenpijlers?
- De auteur
Raf De Weerdt is federaal secretaris van het ABVV.
- De kwestie
Nergens in de OESO zijn gepensioneerden zo afhankelijk van het wettelijk pensioen als in België.
- De conclusie
Het wettelijk pensioen is beter beschermd tegen economische omstandigheden als inflatie en lage rentes dan de aanvullende pensioenen. Daarom moet de financiering versneld worden.
Eerste, tweede en derde pijler
In België krijgt iedereen die werkt, of je nu een werknemer, ambtenaar of zelfstandige bent, automatisch een wettelijk pensioen van de overheid. Dat is anders dan bij sommige bedrijfs- of sectorgebonden pensioenen, waarbij het extra pensioen dat je opbouwt afhankelijk is van waar je werkt. Dat kennen we als de tweede pijler of aanvullende pensioenen. Er is ook een derde soort pensioen dat je zelf kan opbouwen door te sparen. Die derde pijler is fiscaal aantrekkelijk, maar brengt meer onzekerheid met zich mee en werd in de jaren 80 ingevoerd om sparen aan te moedigen.
De federale regering heeft in 2021 het wettelijk (minimum)pensioen met 15 procent opgetrokken. Dat is belangrijk om te garanderen dat ook mensen met een lager inkomen later rondkomen. Maar er is nog veel te doen.
De basis van ons wettelijk pensioensysteem sterk houden is belangrijk. Dat is niet alleen eerlijker en helpt meer mensen aan een pensioen, maar ze zijn dan ook beter bestand tegen eventuele economische problemen.
Inflatie
Het beheer van de wettelijke en aanvullende pensioenen verschilt grondig. In de eerste pijler is sprake van repartitie: de actieven betalen sociale bijdragen, waarmee de pensioenen van de gepensioneerden betaald worden. De tweede pensioenpijler werkt met gekapitaliseerde pensioenspaarpotten: verzekeraars en pensioenfondsen beleggen de pensioenbijdragen en keren het eindresultaat bij pensionering uit.
Dat onze senioren (en jongeren) beter af zijn met een grotere gekapitaliseerde tweede pijler is verre van zeker. De premies voor de aanvullende pensioenen gaan ten koste van de directe koopkracht van de werknemers, de beheerskosten liggen doorgaans hoger en het systeem is minder solidair dan de eerste pijler. Maar bovenal, in de huidige economische context bieden de gekapitaliseerde pensioenen geen hogere opbrengst per euro pensioenbijdrage.
Het uiteindelijke aanvullende pensioen is afhankelijk van het beleggingsrendement. Je weet meestal niet op voorhand hoe hoog het uiteindelijke pensioenkapitaal zal zijn. Het wettelijk pensioen kent die onzekerheid niet. In de tweede pijler is er wel een wettelijke rendementsgarantie van 1,75 procent, maar die ligt dus onder de gemiddelde inflatie van 2 procent. In 2022 lag die zelf fors onder de inflatie.
Gekapitaliseerde pensioenstelsels zijn eigenlijk niet bestand tegen inflatieschokken. Pensioenfondsen boekten in 2022 aanzienlijke verliezen, gemiddeld min 15 procent in reële termen. Dat is niet niets.
Sinds de financiële crisis van 2008-2009 zijn de voorwaarden goed om pensioensystemen verder te ontwikkelen via het repartitiestelsel. Bij een lage rente op de markt laag lijkt dat stelsel voordeliger. In een situatie met hoge inflatie is het voordeel duidelijk, het is geen nipte overwinning.
Vergrijzing
En wat met de vergrijzing dan? Het is een populaire misvatting dat gekapitaliseerde pensioenen beter bestand zijn tegen de demografische schok van de vergrijzing. In België worden de meeste aanvullende pensioenen bij pensionering uitgekeerd als eenmalig kapitaal. Wie heel oud wordt, moet met hetzelfde kapitaal verder. Het demografisch risico zit in de tweede pijler dus simpelweg bij de burger zelf.
Het is een populaire misvatting dat gekapitaliseerde pensioenen - waarbij verzekeraars en pensioenfondsen de pensioenbijdragen beleggen - beter bestand zijn tegen de demografische schok van de vergrijzing.
Door de toenemende vergrijzing stijgen de pensioenkosten. Gezien de economische situatie is het niet verstandig om alleen op aanvullende pensioenen te focussen. We moeten eerder de basis van onze wettelijke pensioenen versterken door de financiering te verbeteren. In plaats van ons te richten op kleine, ongestructureerde toevoegingen, moeten de fundamenten van onze sociale zekerheid sterker.
Dat kan door de financiering te verhogen, bijvoorbeeld door bestaande regelingen zoals werkgeversbijdragekortingen, lagere zelfstandigenbijdragen en de situatie van flexi-jobbers zonder bijdragen te herzien. Om het pensioenstelsel ten gronde te financieren moeten we ook een algemene sociale bijdrage op vermogensinkomsten overwegen. Zo komen we er wel.
Meest gelezen
- 1 Nieuwe telecomoperator Digi duikt met tarieven stevig onder de concurrentie
- 2 Klimaatvoluntarisme Depraetere jaagt coalitiepartners op stang
- 3 Hoe klop je de MSCI World-index: de succesformule van de alfa-meesters
- 4 Belegger schrikt van fitnessambities Colruyt
- 5 Onderzoek naar Didier Reynders: Nationale Loterij wijst op tweede verdachte spelersrekening