Renovatieplicht schiet haar doel voorbij
Een woning energetisch renoveren leidt tot minder energieverbruik, meer comfort, meer woonkwaliteit en een waardestijging. Wie kan daartegen zijn? Toch zijn er vragen te stellen bij de efficiëntie en de sociale impact van de renovatieplicht.
Onze overheden hebben steile ambities voor de energetische renovatie van gebouwen. Een ‘renovatiegolf’ moet het bestaande patrimonium versneld verbeteren, zodat we minder energie verbruiken, minder CO₂ uitstoten en de impact op het milieu beperken.
Wie in Vlaanderen een woning met het energielabel E of F koopt, moet binnen vijf jaar ingrepen uitvoeren tot het label D of beter behaald wordt. In de toekomst schuift die grens op, zodat vanaf 2040 elke woning na verkoop tot label A gerenoveerd moet worden. Een energetische renovatie resulteert in meer comfort, meer woonkwaliteit en een waardestijging van de woning. Wie kan daartegen zijn?
- De auteur
Nathan Van Den Bossche is professor bouwtechniek aan de UGent.
- De kwestie
Wie een woning met het energielabel E of F koopt, moet die binnen vijf jaar energetisch renoveren. Vanaf 2040 moet elke woning na verkoop tot label A gerenoveerd worden.
- De conclusie
Iedereen vragen iets te doen is niet efficiënt. Energetisch renoveren moet gericht en ambitieus gebeuren en moet rekening houden met materiaalgebruik en de sociale impact.
De eerste vraag is of dat beleid inderdaad een forse energiebesparing oplevert. De labels op EPC-certificaten geven een indicatie van de thermische kwaliteit van een gebouw. Maar de certificaten zijn een ruwe inschatting - een verslag mag niet te duur zijn - en zeggen niets over de bewoners en hun gedrag.
Een onderzoek van collega’s aan de Universiteit Gent vergeleek het werkelijke energieverbruik met de EPC-labels. Dat leverde opmerkelijke resultaten op. Slecht geïsoleerde woningen verbruiken typisch veel minder dan verwacht, soms maar een fractie van het theoretische verbruik. De bewoners springen zuiniger om met verwarming (beperkt aantal ruimtes, beperkt in de tijd) en het EPC-verslag is conservatief en misschien niet langer up-to-date. Een energetische renovatie brengt dan ook minder energiebesparing met zich mee dan verwacht. Het vertrekpunt ligt namelijk al een pak lager en vaak grijpen mensen de renovatie aan om iets meer comfort te hebben. Als we renoveren van label F naar A, verwachten we 500 kilowattuur per vierkante meter te besparen, terwijl dat eerder 100 kilowattuur per vierkante meter is. We overschatten de besparing dus gemiddeld met 399 procent.
Iedereen vragen ‘iets’ te doen is misschien wel de minst effectieve en efficiënte manier om de milieu-impact te reduceren.
De renovatie van gebouwen kost niet alleen veel geld, ze vergt ook heel wat materialen, die op hun beurt een significante milieu-impact met zich kunnen meebrengen. In België zijn gebouwen verantwoordelijk voor 40 procent van het energiegebruik, maar de bouwsector is ook verantwoordelijk voor ongeveer 40 procent van de nieuwe materiaalstromen en 38 procent van alle afval. Als we dat allemaal in rekening brengen, is het helemaal niet zo evident te stellen dat we zomaar alle gebouwen zo snel mogelijk moeten renoveren naar label A. De hoeveelheden materialen, aannemers en subsidies zijn ook beperkt. We moeten ze dus inzetten waar ze maximaal renderen. Iedereen vragen ‘iets’ te doen is misschien wel de minst effectieve en efficiënte manier om de milieu-impact te reduceren.
Betaalbaarheid
Ten slotte heeft dat ook sociale implicaties. Natuurlijk willen we alle woningen opwaarderen, energetisch verbeteren en gezonder maken. Maar niet als dat mensen uit de woonmarkt duwt. Dat is exact wat vandaag gebeurt.
De goedkoopste woningen zijn de jongste jaren betaalbaarder geworden, maar het aandeel eigenaars neemt af in dat segment. Waarom? Toekomstige kopers houden rekening met forse renovatiekosten. Sinds de bankencrisis moet je een grotere eigen inbreng op tafel kunnen leggen. Eigenaars van goedkope woningen hebben dus het minst rendement op hun vastgoedinvestering als ze die verkopen, terwijl vermogender mensen premies krijgen voor de energetische renovatie daarvan.
Om alle klimaatambities waar te maken moeten we per jaar 3 procent van alle woningen grondig renoveren. Maar alles wijst erop dat 1 à 1,5 procent een macro-economische bovengrens is. Dus we moeten keuzes maken.
Na-isolatie van spouwen klinkt niet ambitieus, maar vraagt weinig tijd en materiaal. Warmtepompen hebben een directe impact op de uitstoot van CO₂. Een vierkante meter isolatie rendeert meer op een appartementsgebouw dan een bungalow. En op het vlak van circulair materiaalgebruik en milieuvriendelijke materialen staat onze aanpak nog maar in de kinderschoenen.
Tegen 2050 hebben we bovendien meer dan 400.000 extra wooneenheden nodig. Voor aannemers en ontwikkelaars is genoeg werk aan de winkel. Laten we materialen, aannemers en subsidies gebruiken waar die het meeste impact hebben. We moeten energetisch renoveren, maar dan wel gericht en ambitieus, en rekening houden met materiaalgebruik. Mét sociale correcties. En daarbij moeten onze ambities verder reiken dan EPC-scores.
Meest gelezen
- 1 Ghelamco-eigenaar Paul Gheysens verkoopt duurste penthouse van België
- 2 Vlamingen met buitenlands vastgoed verliezen voordeel bij aankoop gezinswoning
- 3 De Croo en De Wever schuiven hete aardappel van budget ziekteverzekering naar elkaar door
- 4 Onverwachte krimp Europese economie duwt euro naar laagste peil in twee jaar
- 5 Vlaamse regering bikkelt over vermogenstoets voor renovatiepremies