De hervorming van het erfrecht geeft meer vrijheid aan wie een van zijn kinderen zo weinig mogelijk wil nalaten. Want het minimaal voorbehouden deel van de kinderen is voortaan beperkt tot de helft van het vermogen, en dat ongeacht het aantal kinderen. Vroeger varieerde dat naargelang het aantal kinderen. Als u drie kinderen hebt, moeten ze voortaan de helft van uw nalatenschap onder elkaar verdelen. Ze hebben dus elk recht op een zesde van uw vermogen. Vroeger was dat elk een vierde.
Maar een of al uw kinderen volledig onterven zal ook in de toekomst nog altijd niet kunnen. Want elk kind heeft recht op zijn evenredig deel van de helft van de nalatenschap. Krijgt het dat niet, dan kan het dat deel opeisen.
‘U zou bijvoorbeeld een testament kunnen opstellen waarbij u één kind aanduidt als universeel legataris van uw volledige vermogen. Met als drijfveer dat u niets wil nalaten aan zijn of haar broer of zus. Maar wanneer het vermogen na uw overlijden verdeeld moet worden, kan het benadeelde kind nog altijd zijn recht op zijn minimale erfdeel laten gelden om te krijgen waar het wettelijk recht op heeft. Het testament is daarvoor dus niet de geschikte tool’, waarschuwt Bernard Goffaux, head of estate planning bij Banque de Luxembourg.
Ook een wijziging van het huwelijkscontract is weinig efficiënt als u één kind zo min mogelijk wil nalaten. Stel: een moeder die geen enkel contact meer heeft met haar zoon, wil de dochter uit haar tweede huwelijk bevoordelen. ‘Het koppel gebruikt het huwelijkscontract om een gemeenschap te vormen waarin de vrouw al haar bezittingen onderbrengt. Man en vrouw stellen ook een beding op waarbij de volledige nalatenschap aan de langstlevende echtgenoot wordt toegekend. Bij het overlijden van mevrouw krijgt haar echtgenoot dus al haar bezittingen. En bij het overlijden van mijnheer erft alleen de dochter van het koppel. Het kind uit het eerste huwelijk is immers geen erfgenaam van de tweede echtgenoot van haar moeder. ‘Maar dat gaat niet op’, zegt Goffaux. ‘De wet stelt dat wanneer er sprake is van een kind uit een eerste huwelijk zo’n transactie zonder gevolg is in de mate dat die transactie aan de overlevende partner meer dan het beschikbare deel toekent.’ Terug naar af dus.
Sinds een uitspraak van het Grondwettelijk Hof in 2008 is ook de levensverzekering geen optie meer. Tot dan kon die buiten de erfenis worden gehouden. Voor de berekening van het aandeel dat toekomt aan elke erfgenaam werd dus geen rekening gehouden met de bedragen die waren verzekerd in levensverzekeringscontracten. Vandaag wordt ‘een vermogensgebonden levensverzekering die onderschreven werd ten voordele van een enkel kind gelijkgesteld met een schenking, die aanleiding kan geven tot inkorting’, besluit de specialist in erfenisplanning.
Stel een erfovereenkomst op (met goedkeuring van het kind dat u wilt onterven)
‘U moet altijd het akkoord krijgen van het kind dat u wilt onterven’, zegt Goffaux. De erfovereenkomst is dus wellicht het enige afdoende middel om uw doel op een correcte manier te bereiken. Het gebeurt trouwens ook dat men een kind om legitieme en constructieve redenen wil onterven. Stel: u wilt zo weinig mogelijk nalaten aan uw zoon die er financieel al zeer goed voor staat, terwijl zijn zus hulp nodig heeft omdat ze in het leven een zware tegenslag heeft gekend. Het is best denkbaar dat de zoon die u wilt opzijzetten daar volledig of toch gedeeltelijk akkoord mee gaat. In zo’n overeenkomst kan hij dan bijvoorbeeld aanvaarden dat de milde schenkingen die zijn zus al heeft gekregen niet langer in aanmerking komen voor inbreng en een eventuele inkorting bij uw overlijden.
→ Onze erfenisplanner legt stap voor stap uit hoe u uw erfenis in handen kunt nemen en welke instrumenten u daarbij kunnen helpen.
Schenk op een ‘discrete’ manier
Hiermee begeeft u zich op glad ijs. Maar in de realiteit gebeurt het natuurlijk dat begunstigden van een schenking wel eens ‘vergeten’ het bestaan ervan te melden op het moment dat de erfenis wordt verdeeld. Het is inderdaad moeilijk om sporen terug te vinden van handgiften die herhaaldelijk en in alle discretie in de loop der jaren voor het overlijden aan een kind zijn gedaan zonder dat het andere kind daarvan afwist, waardoor het uiteindelijk ook ernstig benadeeld wordt. ‘Maar de bewijslast ligt bij het benadeelde kind’, zegt Goffaux. ‘Vroeger werd vooral cash geld op die manier overgedragen. Dat viel dus bijna niet te bewijzen. Vandaag is het wel makkelijker om zoiets aan te tonen, door op onderzoek uit te gaan bij de bank en de bankafschriften uit te pluizen’, nuanceert hij.
→ Gaat uw erfenis naar wie u wilt? Regelt u zelf niets, dan bepaalt de wet wie uw erfgenamen zijn en wat zij van u erven. Hoe dat in uw geval gebeurt, tonen we hier >
‘Ontloop de hindernis’ van het wettelijk minimumdeel
Grégory Homans, advocaat-vennoot bij het advocatenkantoor De Keyser & Associés, onderzoekt minder alledaagse en meer technische manieren om ondanks alles een achterpoortje te vinden voor wie een kind wil onterven of het grootste deel van het familiaal vermogen wil vrijwaren van inhaligheid en eindeloos geruzie.
1. Kies voor een buitenlands burgerlijk recht dat het begrip ‘reservatair erfdeel’ niet kent.
Sinds 2015 geeft de Europese regelgeving iedere persoon het recht te kiezen volgens welk burgerlijk recht hij zijn erfenis geregeld wil zien:
- dat van het land van zijn nationaliteit (bij de bepaling van zijn keuze/bij zijn overlijden), of
- dat van het land van zijn gebruikelijke verblijfplaats (bij zijn overlijden).
‘Bepaalde landen, zoals Engeland en Israël, kennen het begrip ‘reservatair erfdeel’ niet’, zegt Homans. ‘In andere landen kennen ze dan weer niet het ‘reservatair erfdeel van de kinderen’ (denk aan Ierland) of ‘van de partner’ (Nederland, Luxemburg, Finland, Slovakije, Catalonië en zelfs Frankrijk als de overledene kinderen heeft).’
Wilt u uw erfenis laten regelen volgens een buitenlands recht en zo het wettelijke minimumdeel ontlopen, dan is daar op zijn minst een gezonde dosis motivatie voor nodig. En soms zult u zware stappen moeten ondernemen. U moet die keuze dan uitdrukken via een notarieel testament, via een schenking of via een erfovereenkomst.
Die (buitenlandse) regels zijn dan van toepassing op het geheel van uw successie. Dus zowel op de roerende als op de onroerende goederen.
2. Richt een private stichting op
‘De stichting is vandaag het enige vehikel waarmee u het reservataire erfdeel volledig kunt doen ‘verdwijnen’. Via levensverzekeringen (sinds 2008) en de trust kan dat niet langer’, zegt Homans. ‘Zodra een stichting is opgericht, zijn de goederen die daaraan zijn toegewezen definitief losgemaakt van het vermogen van de stichter. Vanaf dat ogenblik zijn ze uitsluitend bestemd voor de realisatie van een vooraf bepaald belangeloos doel (het welzijn en de opvoeding van de erfgenamen veiligstellen, bijvoorbeeld). Dat doel staat vermeld in de statuten.’
‘Volgens het Belgische recht mag u een private stichting oprichten en er vervolgens (roerende/onroerende) goederen in onderbrengen en uitdelen aan derden voor de realisatie van een belangeloos doel, zowel voor als na het overlijden van de stichter. En dat zonder dat daartoe registratiebelasting (behalve dan voor de inbreng van vastgoed en de inbreng via een Belgische notariële akte) of erfbelasting verschuldigd is en zonder dat de begunstigden inkomsten krijgen die belast worden in de personenbelasting’, zegt advocaat-fiscalist Christophe Boeraeve.
Homans onderscheidt 4 profieltypes:
- Als eigenaar van een familiaal onroerend goed (kasteel, gronden, een familiale ontmoetingsplaats) ‘die wenst dat het goed over de generaties heen binnen de familie blijft, zonder dat het onderhevig is aan belastingen en zonder dat er eigenaars bij komen, want daardoor vergroot het risico dat er uit een onverdeeldheid wordt getreden of wordt verkocht.
- Als verzamelaar. Daarbij denkt u uiteraard aan een verzameling kunstvoorwerpen. ‘Maar wij hebben bijvoorbeeld een stichting opgericht voor een verzameling vinylplaten (door een expert geschat op 120.000 euro), voor een bibliotheek die heel wat mooie (antieke) werken bevatte, of om een postzegelverzameling in onder te brengen’, vertelt de advocaat terwijl hij het belang van de bedragen relativeert die ermee gemoeid zijn.
- Als u aan vermogensplanning wilt doen. ‘Almaar meer (zeer) bemiddelde mensen van wie de familie geen zorgen kent, vrezen dat de onvoorspelbaarheden van het leven van het ene moment op het andere kunnen toeslaan: een kind dat ziek wordt of gehandicapt is, een gokverslaving, opmerkelijke verschillen tussen de familietakken... Om de levensstandaard en de opvoeding van hun afstammelingen veilig te stellen richten die mensen een stichting op. Want die biedt zekerheid en is bovendien aan een lage fiscaliteit onderworpen.’
- Als u een gehandicapt kind verzorgt en opvangt. Dat de stichter voor de oprichting van een stichting niet over een akkoord van de erfgenamen moet beschikken en hij de rechten op de tegoeden die hij heeft ingebracht in de stichting kan behouden, zijn volgens de advocaat belangrijke troeven. Hij preciseert: ‘Behalve de stichter en de begunstigden heeft een stichting vandaag ook drie bestuurders nodig. Dat vormt soms een hindernis, want u moet dan vaak een beroep doen op een derde die geen deel uitmaakt van de familie, en dat leidt weleens tot spanningen en problemen. Maar in het voorstel tot hervorming van het Wetboek van Vennootschappen is sprake van nog maar één bestuurder, en dat moet stichtingen weer populairder maken.’