Hoeveel hou ik netto over van mijn bruto-inkomen? Het is een vraag die werknemers en ambtenaren zich geregeld stellen. Bij de uitbetaling van een loon, wedde of uitkering wordt bedrijfsvoorheffing ingehouden. Maar zoals de naam het al aangeeft, is dat niet meer dan een voor-heffing. De uiteindelijke belastingberekening gebeurt via uw jaarlijkse belastingaangifte. Daarbij wordt ook rekening gehouden met andere inkomsten (zoals uit vastgoed) en uitgaven die recht geven op een belastingvoordeel (zoals leningsuitgaven en pensioensparen).
1. Geef uw beroepsinkomen aan bij de juiste code
Werknemers en ambtenaren moeten alle beroepsinkomsten in vak IV bij de code 1250/2250 en volgende aangeven. Dat blijft niet beperkt tot het maandelijkse loon of de wedde: ook bonussen, vakantiegeld, betaalde overuren, achterstallen... moeten aangegeven worden. Welke bedragen u bij welke code moet invullen, vindt u op de fiche 281.10 die u van uw werkgever ontvangt.
Andere beroepsgroepen dan werknemers en ambtenaren moeten hun beroepsinkomsten niet in dit vak, maar wel in deel 2 van de belastingaangifte opnemen. Het gaat concreet om vak XVII voor bedrijfsleiders bij de code 1400/2400, vak XVIII voor winsten uit nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen bij de code 1600/2600 en vak XIX voor baten van vrije beroepen bij de code 1650/2650.
2. Ook extralegale voordelen worden belast
Steeds meer werknemers zien hun loon aangevuld worden met zaken zoals een laptop, gsm, woning of bedrijfswagen. Als die ook privé gebruikt mogen worden, dan is dat een belastbaar voordeel. Maar niet het werkelijk genoten voordeel wordt belast, wel een forfait: in het vakjargon spreekt men van het voordeel van alle aard.
De complete handleiding voor uw belastingaangifte.
De Belastinggids is op 18/05 verschenen. Bekijk hier de PDF van het magazine
Dat vindt u ook terug op uw maandelijkse salarisstroken en wordt ook vermeld op uw fiscale fiche 281.10 (werknemers) of fiche 281.20 (bedrijfsleiders), die handig zijn om uw belastingaangifte in te vullen. Die belastbare voordelen zijn een onderdeel van uw beroepsinkomen. U geeft ze aan bij dezelfde codes (zie punt 1). De forfaits voor elektronica en een woning zijn voor het inkomstenjaar 2018 aangepast.
Elektronica
Het belastbare voordeel alle aard bedraagt voor een:
- pc of laptop: 72 euro per jaar of 6 euro per maand.
- tablet of mobiele telefoon: 36 euro per jaar of 3 euro per maand en per toestel.
- vaste of mobiele internetverbinding: 60 euro per jaar of 5 euro per maand, ongeacht het aantal verbindingen.
- abonnement voor vaste of mobiele telefonie: 48 euro per jaar of 4 euro per maand en dat per aangeboden abonnement.
Krijgt u meerdere voordelen, dan worden de forfaitaire voordelen van alle aard opgeteld. Als u bijvoorbeeld een smartphone met telefoonabonnement en een mobiel internet privé mag gebruiken van uw werkgever, dan zal u een voordeel van alle aard van in totaal 144 euro per jaar aangerekend krijgen: 36 euro voor de smartphone, 48 euro voor het telefoonabonnement en 60 euro voor het mobiel internet.
Betaalt u een eigen bijdrage voor het privégebruik? Die eigen bijdrage mag alleen afgetrokken worden van het specifieke belastbare voordeel en bijgevolg niet van uw (andere) belastbare bezoldigingen. Het kan ook niet overgedragen worden naar het volgende jaar. In de praktijk wordt zo’n eigen bijdrage ingehouden van uw nettoloon, waardoor er een lager of helemaal geen voordeel vermeld staat op uw loonstroken. Het moet dan ook niet vermeld worden op uw belastingaangifte.
Wordt er gewerkt met een zogenaamde ‘split billing’? Daarbij factureert de provider aan de werkgever de gespreks- en internetkosten tot een bepaald vast bedrag of een bepaald percentage en wordt het hogere gedeelte aan de werknemer gefactureerd. In dat geval is er geen belastbaar voordeel voor het toestel en het dataverkeer. Dat geldt niet als alles aan de werkgever wordt gefactureerd en de werknemer naderhand een deel terugbetaalt. De voorwaarde is wel dat de split billing is gebaseerd op realistische criteria waarbij kan worden aangenomen dat de werkgever geen privégebruik ten laste neemt.
Woning
Krijgt u gratis een woning ter beschikking van uw werkgever of vennootschap? Ook dat is een belastbaar voordeel van alle aard. Tot voor kort verschilde het forfaitaire voordeel naargelang de woning ter beschikking werd gesteld door een natuurlijke persoon of door een vennootschap. Maar in de rechtspraak werd geoordeeld dat het onderscheid discriminerend was, waardoor een nieuwe regeling moest worden uitgewerkt.
Voor het inkomstenjaar 2018 is er een overgangsregeling, waarbij het onderscheid wordt weggehaald. Het voordeel voor een woning wordt altijd geraamd op 100/60 van het geïndexeerd kadastraal inkomen. Als een gemeubelde woning ter beschikking wordt gesteld, is er een verhoging met 2/3. Daarover kan evenwel discussie ontstaan met uw controleur, aangezien op dat moment de wet nog niet was aangepast.
Vanaf het inkomstenjaar 2019 zal het belastbare voordeel verdubbelen. Het belastbare voordeel zal geraamd worden op 100/60 van het geïndexeerd kadastraal inkomen, vermenigvuldigd met de factor 2. Bij een bemeubelde woning wordt er nog altijd een verhoging toegepast van 2/3.
Bedrijfswagen
Aan het belastbaar voordeel van een bedrijfswagen is niets veranderd. Dat blijft afhangen van de cataloguswaarde, CO2-uitstoot en ouderdom van de wagen. Bestuurders van milieuvriendelijke auto’s, zoals elektrische of hybride wagens, worden belast op een minimumvoordeel van 1.310 euro per jaar.
Sinds 1 maart 2019 is er naast de mobiliteitsvergoeding ook het mobiliteitsbudget. Dat biedt de mogelijkheid om een bedrijfswagen in te ruilen voor milieuvriendelijkere vervoersoplossingen. Het beschikbare budget is gelijk aan de totale, reële jaarlijkse werkgeverskosten van de bedrijfswagen die u ter beschikking krijgt, in het vakjargon de ‘total cost of ownership’.
Het vrijgekomen budget kan besteed worden aan drie categorieën van vervoersmiddelen.
- Het is nog altijd perfect mogelijk te kiezen voor een bedrijfswagen (pijler 1), op voorwaarde dat hij minstens even milieuvriendelijk is als het ingeleverde exemplaar én een uitstoot heeft van maximaal 105 gr CO2/km (voor het inkomstenjaar 2019).
- Het deel van het mobiliteitsbudget dat aan duurzame mobiliteit (pijler 2) wordt gespendeerd, is volledig vrijgesteld van belastingen en sociale zekerheid. Het gaat van (elektrische) fietsen, zuiver elektrische motorfietsen, tickets en abonnementen voor openbaar vervoer tot een abonnement voor deelauto’s en -fietsen.
- Het resterende saldo (pijler 3) wordt samen met het eerste loon van het volgende jaar afgerekend. Dat is vrijgesteld van belastingen, maar de werknemer moet een specifieke socialezekerheidsbijdrage van 38,07 procent betalen.
→ Lees ook: Een groene bedrijfsauto kan u cash, taxiritten en reistickets opleveren
3. Geef de vergoeding voor uw woonwerkverkeer aan...
Betaalt uw werkgever een vergoeding voor uw dagelijkse pendel van en naar het werk? Die vergoeding moet u verplicht aangeven bij de code 1254/2254.
Sinds vorig jaar kunnen werkgevers hun werknemers met een bedrijfswagen de mogelijkheid geven om die vrijwillig om te ruilen voor een cashvergoeding. Die regeling staat bekend als mobiliteitsvergoeding of ‘cash for cars’. Op die vergoeding moet een werknemer geen socialezekerheidsbijdrage betalen, wel belastingen. Het belastbare voordeel wordt berekend volgens de formule: 4 procent van 6/7 van de cataloguswaarde van de ingeruilde bedrijfswagen. Die vergoeding zal vermeld staan op de inkomstenfiche 281.10 die u van uw werkgever krijgt en moet u net zoals andere vergoedingen voor het woon-werkverkeer aangeven bij de code 1254/2254.
… en vraag een (gedeeltelijke) vrijstelling
Alleen als u uw werkelijke beroepskosten niet inbrengt (zie blz. 32), kunt u vermijden dat de betaalde vergoeding voor het woon-werkverkeer (volledig) belast wordt. Die vrijstelling moet u expliciet vragen bij de code 1255/2255. Welk bedrag u mag aangeven, verschilt van vervoersmiddel tot vervoersmiddel. Als u verschillende vervoersmiddelen combineert - bijvoorbeeld als u naar het station fietst en daar de trein neemt - mag u de verschillende vrijstellingen optellen.
Hoeveel mag u vrijstellen voor:
(Elektrische) fiets
Zowel voor een klassieke fiets, een elektrische als een speedpedelec is 23 cent per kilometer vrijgesteld, op voorwaarde dat uw werkgever een vergoeding per effectief getrapte kilometer betaalt. U moet die vergoeding niet opnemen in uw aangifte. De fiets is het enige transportmiddel waarbij u de werkelijke beroepskosten en de vrijstelling van het woon-werkverkeer kunt combineren.
De fiets is het enige transportmiddel waarbij u de werkelijke beroepskosten en de vrijstelling van het woon-werkverkeer kunt combineren.
Alleen als uw werkgever meer dan 23 cent betaalt, moet u het surplus opnemen bij uw inkomsten (code 1254/2254). Betaalt uw werkgever geen vergoeding per kilometer maar wel een forfait, dan mag u tot 400 euro vrijstellen.
Collectief vervoer
Organiseert uw werkgever vervoer tussen bijvoorbeeld het station en het bedrijf? De vergoeding voor dergelijk georganiseerd vervoer is vrijgesteld van belastingen tot aan de prijs van een trajectabonnement met de trein voor een maand in eerste klasse voor dezelfde reisafstand.
De tarieven vindt u op https://www.belgianrail.be/. Om de vrijstelling te berekenen, deelt u de prijs van een maandkaart door 20 en vermenigvuldigt u het resultaat met het aantal dagen dat u georganiseerd vervoer gebruikt hebt.
Carpooling met uw eigen wagen
Neemt u een collega mee naar het werk en betaalt uw werkgever u daarvoor een vergoeding? Het deel dat betrekking heeft op het traject dat u samen met uw collega aflegt, is belastingvrij tot het equivalent van een treinabonnement in eerste klasse voor dezelfde reisafstand. Voor het gedeelte van het carpooltraject dat u alleen aflegt, mag u 400 euro vrijstellen.
(Bedrijfs)wagen, motor of mobiliteitsvergoeding
De betaalde vergoeding met een maximum van 400 euro.
Openbaar vervoer
De volledige vergoeding of terugbetaling door de werkgever van trein, tram en metro.
Ook verplaatsingen met de waterbus vallen onder de categorie van het openbaar vervoer. De waterbus vaart op de Schelde tussen Hemiksem en Antwerpen en op het Zennekanaal tussen Brussel en Vilvoorde.
4. Benut de extra vrijstelling als u minstens 75 kilometer van het werk woont
Woont u op meer dan 75 kilometer van uw werk? Alleen als u niet uw werkelijke beroepskosten bewijst, krijgt u een extra vrijstelling van 75 euro in het geval u tussen 75 en 100 kilometer van het werk woont, 125 euro voor een afstand tussen 101 en 125 kilometer en 175 euro als u nog verder woont.
Zoek niet naar het ‘Forfait voor verre verplaatsingen’ op uw aangifte.
U moet niet langer het bedrag van de bijkomende vrijstelling berekenen: het volstaat om het aantal kilometer tussen uw woon- en werkplaats te vermelden bij de code 1256/2256.
5. Betaal geen belastingen op een collectieve bonus
Hebt u een collectieve bonus - officieel ‘niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen’ - ontvangen?
Op bonussen tot 2.880 euro moet u geen belastingen betalen, maar u moet die vrijstelling wel expliciet in uw aangifte vragen. Bij de code 1242/2242 geeft u het bedrag van de bonus aan. De vrijstelling krijgt u door het bedrag van de bonus - met een maximum van 2.880 euro - over te nemen bij de code 1244/2244.
Kreeg u een hogere bonus, omdat u bijvoorbeeld bij meerdere werkgevers aan de slag was? Het stuk boven 2.880 euro zal belast worden.
→ Lees ook: Uw belastingaangifte indienen? Zo moet het
6. Vraag een vrijstelling voor uw overuren in de horeca
Vast horecapersoneel kan onbelast overuren presteren. Het aantal uren dat ontsnapt aan belastingen verschilt naargelang de werkgever al dan niet een witte kassa heeft.
- Bij een werkgever zonder witte kassa zijn 300 uren vrijgesteld. U geeft de ontvangen bezoldiging aan bij de code 1335/2335 en het aantal overuren bij de code 1336/2336.
- Is er een witte kassa, dan ontsnappen 360 uren aan belastingen. De respectieve codes zijn dan 1395/2395 en 1396/2396.
De in te vullen codes en bedragen vindt u terug op de inkomstenfiche 218.10 die u van uw werkgever ontvangt.
7. Geef de nieuwe winstparticipatie niet aan
Sinds begin 2018 kunnen bedrijven hun werknemers gemakkelijker laten delen in de winst: tot 30 procent van de totale brutoloonmassa kan als winstpremie uitbetaald worden. De werknemer betaalt op de winstpremie alleen een solidariteitsbijdrage van 13,07 procent en een voorheffing van 7 procent. Die worden bij de uitbetaling van de winstpremie ingehouden. U hoeft de premie niet langer op te nemen in uw belastingaangifte. Die premie zal later wel vermeld staan op de belastingafrekening (het aanslagbiljet) dat u naderhand van de fiscus ontvangt.
De werkgever kan kiezen voor een identieke winstpremie of een gecategoriseerde.
- Bij een identieke winstpremie krijgen alle werknemers eenzelfde bedrag of eenzelfde percentage van hun loon.
- Bij de gecategoriseerde winstpremie verschilt de hoogte naargelang de categorie van werknemer. Daarbij moeten objectieve criteria gebruikt worden, zoals anciënniteit, graad, functie, weddeschaal en vergoedings- en vormingsniveau.
Aan de premie zijn enkele voorwaarden gekoppeld. Zo is de regeling er alleen voor werknemers (met een arbeidsovereenkomst), bedrijfsleiders zijn uitgesloten. De premie mag nooit ter vervanging van loon worden toegekend. Alle werknemers moeten de premie krijgen en hij mag niet afhangen van de individuele prestaties. De premie is niet-recurrent: het is niet omdat in het ene jaar er een premie werd gegeven dat die ook in het volgende jaar moet.
Op een collectieve bonus tot 2.880 euro moet u geen belastingen betalen, maar u moet die vrijstelling wel expliciet in uw aangifte vragen.
Kmo’s kunnen ook een investeringsplan invoeren. De winstpremie wordt dan niet effectief uitgekeerd aan de werknemers, maar vloeit als een niet-achtergestelde lening terug naar de vennootschap. Jaarlijks betaalt de vennootschap een bepaald percentage aan intrest op die lening aan het personeel. In dat geval bedraagt het belastingtarief dat op de betaalde intresten wordt toegepast niet 7, maar wel 15 procent.
8. Trek uw vakbondsbijdrage af van uw werkloosheidsuitkering
Hebt u vorig jaar een werkloosheidsuitkering ontvangen, dan moet u die opnemen in uw belastingaangifte. De uitbetalende instantie bezorgt u een fiche 281.13 met een overzicht van welke bedragen u bij welke codes moet opnemen.
U mag de vakbondsbijdrage aftrekken van de ontvangen uitkering, op voorwaarde dat de bijdrage betaald werd tijdens een periode van werkloosheid. Het is niet per se vereist dat u het hele jaar werkloos was. Als u wel een periode aan het werk was, mag alleen het gedeelte dat betrekking heeft op de periode van werkloosheid in mindering worden gebracht. Het saldo geeft u aan bij de code 1260/2260. Doorgaans vermeldt de vakbond dat bedrag op een attest. U doet er goed aan dat attest bij uw aangifte te voegen, omdat de aangegeven uitkering afwijkt van wat er op de fiche vermeld is.
9. Geef inkomsten uit een flexi-job niet aan
Een flexi-job is een fiscaal interessante manier om een centje bij te verdienen: uw brutoloon is meteen ook uw nettoloon. U moet geen belastingen en socialezekerheidsbijdragen betalen en de inkomsten uit een flexi-job moet u ook niet opnemen in uw belastingaangifte. Flexi-jobs konden aanvankelijk alleen in de horeca voor mensen die minstens al voor vier vijfde aan het werk waren, maar zijn sinds begin 2018 uitgebreid tot de detailhandel, zoals supermarkten, slagers, bakkers, kledingzaken en kappers.
De inkomsten uit een flexi-job moet u ook niet opnemen in uw belastingaangifte.
Ook gepensioneerden kunnen sindsdien een flexi-job doen. Sinds begin 2018 kunnen ook tijdelijke of niet-vastbenoemde leerkrachten gedurende het hele jaar bijklussen met een flexi-job. Het minimumloon bedraagt 10,08 euro per uur.
10. Stoffeer uw buitenlandse beroepsinkomsten
Woont u in België, maar werkt u buiten de landsgrenzen? Zelfs al betaalt u al in het buitenland belastingen op uw loon, toch moet u ook uw buitenlands loon in uw Belgische belastingaangifte aangeven bij de code 1250/2250. Het volstaat om het nettoloon te vermelden: van het brutoloon mag u de betaalde socialezekerheidsbijdragen en buitenlandse belastingen aftrekken. Uw brutoloon omvat behalve uw brutobezoldigingen ook voordelen in natura, zoals een bedrijfswagen, gsm en laptop van het bedrijf. Die voordelen moet u volgens de Belgische regels waarderen. De buitenlandse belasting kan enerzijds een bronbelasting (het buitenlandse equivalent van de bedrijfsvoorheffing) en anderzijds een aanvullende belasting (bijvoorbeeld op basis van een aangifte) zijn.
Of u al dan niet nog Belgische belasting moet betalen op uw buitenlands beroepsinkomen, hangt af van de vraag of België met het betrokken land een dubbelbelastingverdrag heeft gesloten of niet.
Wel dubbelbelastingverdrag
Met landen zoals Nederland, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk heeft België een dubbelbelastingverdrag gesloten. Dat is bedoeld om dubbele belasting te vermijden en leidt ertoe dat uw buitenlandse beroepsinkomsten - als aan de voorwaarden is voldaan - in België vrijgesteld zijn.
Toch blijft de aangifte niet helemaal zonder gevolgen. België verleent een zogenaamde vrijstelling met progressievoorbehoud. Dat betekent dat de aangegeven buitenlandse inkomsten niet worden belast, maar dat er wel rekening mee wordt gehouden om het belastingtarief voor uw overige, wel belastbare inkomsten te bepalen. De belastingtarieven stijgen immers met het inkomen (progressie-effect). De bijtelling van de buitenlandse inkomsten kan er dus toe leiden dat uw totale inkomen in een hogere schijf terechtkomt, waardoor u gemiddeld meer belasting zal betalen op uw inkomsten die belastbaar zijn in België. Bovendien betaalt u op vrijgestelde inkomsten uit sommige landen wel nog Belgische gemeentebelastingen. Dat is zo voor onder meer Nederland, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.
Geen dubbelbelastingverdrag
Wie werkt in een land waarmee België geen dubbelbelastingverdrag heeft gesloten, krijgt hier een belastingvermindering tot de helft van de verschuldigde belasting. Voorwaarde is dat u kan aantonen dat er op die inkomsten al belasting is betaald in het andere land.
U krijgt de vrijstelling of de halvering door de rubriek O.2. in te vullen. Daar geeft u de buitenlandse (vrij te stellen) netto-inkomsten aan, de code waarnaast die werden aangegeven en het land waar u heeft gewerkt.
De rubriek O.1. is er voor lonen die belastbaar zijn in België, maar onderworpen zijn aan de sociale wetgeving van Frankrijk en Nederland. Voorbeelden zijn enkele Nederlandse uitkeringen en Franse niet-concurrentievergoedingen, werkloosheidsuitkeringen die niet gelinkt zijn aan een vorige beroepswerkzaamheid, tijdelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en brugpensioen.
11. Vergeet uw buitenlands aandelenplan niet
Multinationals belonen werknemers in Belgische dochterbedrijven vaak met een of andere vorm van aandelen van hun bedrijf. Meestal gaat het om aandelen, aandelenopties, cash- of loonbonussen en zogenaamde ‘restricted stock units’. Als die betaald werden zonder tussenkomst van de Belgische dochteronderneming werden er meestal geen socialezekerheidsbijdragen betaald en werd er ook geen bedrijfsvoorheffing ingehouden.
Sinds 2019 moeten de werkgevers een fiscale fiche opstellen voor dergelijke plannen. Sinds maart moet er ook bedrijfsvoorheffing worden ingehouden en doorgestort naar de fiscus. Vanaf het inkomstenjaar 2019 zullen de toegekende voordelen allemaal vermeld staan op de jaarlijkse loonfiche van de werknemer (281.10) en de bedrijfsleider (281.20).
Bovendien hoefden de werkgevers het aandelenpakket niet te vermelden op een fiscale fiche. Dat betekent niet dat u die inkomsten niet moet opnemen in uw aangifte bij de code 1250/2250. U zal zich daarvoor moeten baseren op de informatie die u kreeg van het buitenlandse hoofdkantoor van de groep.