De 5 meest gestelde belastingvragen aan onze experts
Ten laatste 12 juli moet uw belastingaangifte binnen zijn. Donderdag beantwoordden experts van PwC Tax Consultants vragen van onze lezers. Die gingen vooral over leningen, tweede verblijven, beroepskosten, fietsvergoedingen en personen ten laste.
1 Woonbonus
Mijn vrouw en ik hebben een lening uit 2014 voor onze enige en eigen woning in het Vlaams Gewest. Toen we die lening afsloten, hadden we één kind ten laste. We overwegen een bijkomende lening om verbouwingen te doen. Ondertussen hebben we drie kinderen ten laste. Strijken we daardoor een bijkomend belastingvoordeel op?
Als u een bijkomende lening aangaat, moet u kiezen tussen een belastingvoordeel voor de lopende of een voor de nieuwe lening. Een combinatie van beide is niet mogelijk. De nieuwe lening kan in aanmerking komen voor de belastingvermindering van de Vlaamse geïntegreerde woonbonus. U kunt ook opteren voor de verdere toepassing van de Vlaamse woonbonus voor uw lening van 2014. Als u voor de Vlaamse woonbonus kiest, kunt u later nog overschakelen op de Vlaamse geïntegreerde woonbonus voor uw bijkomende lening. Maar zodra u voor de Vlaamse geïntegreerde woonbonus opteert, is uw keuze onherroepelijk. Beide partners moeten dezelfde keuze maken.
Als u een bijkomende lening aangaat, moet u kiezen tussen een belastingvoordeel voor de lopende of een voor de nieuwe lening. Een combinatie van beide is niet mogelijk.
Als u in 2017 een bijkomende lening voor uw eigen woning aangaat, hebt u recht op de Vlaamse geïntegreerde woonbonus. U moet dan aan een aantal voorwaarden voldoen. De lening moet zijn gewaarborgd met een hypotheek (een mandaat volstaat niet), ze moet minstens tien jaar lopen en op het ogenblik van de betaling moet u effectief in de woning wonen. Het is niet meer vereist dat u geen ander vastgoed mag bezitten.
Het voordeel is een belastingvermindering van 40 procent op een basisbedrag van 1.520 euro aan betalingen. De eerste tien jaar is er een verhoging van 760 euro als het uw enige woning is. Als u recht hebt op de verhoging van 760 euro kunt u een bijkomende verhoging van 80 euro krijgen als u op de 1 januari die volgt op het jaar waarin de lening werd afgesloten minstens drie kinderen ten laste hebt. De verhogingen worden voor beide partners afzonderlijk bepaald. Het maximale belastingvoordeel per partner gekoppeld aan de bijkomende lening is: (1.520 + 760 euro + 80 euro) x 40 procent = 944 euro (exclusief gemeentebelasting).
Als u voor de verdere toepassing van de woonbonus voor de lening van 2014 opteert, bedraagt het maximale belastingvoordeel per partner (2.280 + 760 euro) x 50 procent = 1.520 euro (exclusief gemeentebelasting), op voorwaarde dat beiden een inkomen hebben dat in het hoogste belastingtarief valt. U kunt geen verhoging van 80 euro voor drie kinderen ten laste krijgen omdat wordt gekeken naar uw gezinssamenstelling bij het afsluiten van uw lening.
→ Lees ook: Hoeveel belastingvoordeel leveren kinderen op?
2 Buitenverblijf
Ik heb een tweede verblijf in Nederland met een WOZ-waarde van 250.000 euro. In het inkomstenjaar 2017 betaalde ik 600 euro gemeentelijke belastingen en 400 euro onroerende zaakbelasting. Ik woon er zelf niet en verhuur het nooit. Hoe moet ik dat aangeven in mijn personenbelasting?
Voor niet-verhuurde buitenlandse woningen moet u de gemiddelde jaarlijkse brutohuurwaarde inschatten. Dat is de gemiddelde jaarlijkse brutohuur die u volgens de gebruiken van het land en de ligging had kunnen krijgen mocht u het wel verhuren. Van die huurinkomsten mag u de buitenlandse betaalde belastingen voor dat huis aftrekken.
Belastinggids 2018
De Netto Belastinggids, wegwijzer naar minder belastingen.
De Belastinggids is op 19/5 verschenen. Bent u abonnee van De Tijd? Klik hier om de gids (PDF versie) te lezen.
De fiscus aanvaardt dat voor woningen in Nederland de brutohuurwaarde wordt berekend op basis van de verkoopwaarde (de WOZ-waarde) vermenigvuldigd met een bepaald percentage. Vanaf het inkomstenjaar 2017 is het vaste tarief van 4 procent vervangen door een variabel tarief. Dat is 2,87 procent voor woningen met een WOZ kleiner dan 75.000 euro, 4,6 procent voor woningen met een WOZ tussen 75.000 en 975.000 euro en 5,39 procent voor woningen met een WOZ groter dan 975.000 euro.
Voor u is de brutohuurwaarde 250.000 x 4,60 procent of 11.500 euro. Daarvan mag u de buitenlandse betaalde belasting van 600 en 400 euro, samen 1.000 euro, aftrekken. In uw aangifte geeft u het saldo van 10.500 euro aan bij de codes 1130/2130. Als u gehuwd bent of wettelijk samenwoont en een gezamenlijke belastingaangifte indient, moet u elk de helft of 5.250 euro opnemen onder code 1130 en 2130. De fiscus past dan zelf het kostenforfait van 40 procent toe.
Toch betekent de aangifte niet dat u effectief Belgische belastingen moet betalen. Het verdrag dat België en Nederland sloten ter voorkoming van een dubbele belasting kent de heffingsbevoegdheid over die inkomsten aan Nederland toe. Hoewel u die inkomsten in uw aangifte moet aangeven, stelt België die vrij van Belgische belasting, met progressievoorbehoud. Dat betekent dat de inkomsten wel een invloed kunnen hebben op het tarief dat wordt toegepast op uw andere inkomsten die in België belastbaar zijn. De tarieven zijn progressief: hoe hoger uw inkomen, hoe hoger de belasting.
3 Beroepskosten
Tot september 2017 gebruikte ik mijn eigen wagen om naar het werk te gaan. Door de lange afstand (100 kilometer enkele reis) was het interessanter om mijn werkelijke kosten in te brengen en niet voor het forfait te kiezen. Maar sinds september 2017 beschik ik over een bedrijfswagen. Hoe optimaliseer ik mijn aangifte?
U moet nagaan of het nog altijd interessanter is uw werkelijke beroepskosten te bewijzen dan voor een forfaitaire kostenaftrek te kiezen. Bij de vergelijking tussen beide formules moet u er rekening mee houden dat alleen bij het kostenforfait de vergoeding van uw werkgever voor het woon-werkverkeer tot 390 euro vrijgesteld is. Die vrijstelling vraagt u bij code 1255/2255.
Bij de vergelijking tussen beide formules moet u er rekening mee houden dat alleen bij het kostenforfait de vergoeding van uw werkgever voor het woon-werkverkeer tot 390 euro vrijgesteld is.
Voor de werkelijke beroepskosten voor verplaatsingen tussen uw woonplaats en uw vaste plaats van tewerkstelling (woon-werkverkeer) moet u verplicht een forfait van 0,15 euro per afgelegde kilometer gebruiken. De totale beroepskosten voor de periode januari tot en met augustus 2017 berekent u volgens de formule 0,15 euro per km x enkel traject in km (in dit geval 100 km) x 2 keer het aantal werkdagen.
Die berekeningsmethode mag u ook voor de periode van september tot en met december 2017 gebruiken, voor de afstand die u met uw bedrijfswagen aflegde. U moet de aftrekbare kosten voor die periode beperken tot het belastbaar voordeel van de wagen. Dat vindt u terug op uw fiscale fiche 281.10.
De som van beide bedragen kan eventueel worden verhoogd met andere beroepskosten, zoals de kosten voor een bureau thuis dat u regelmatig voor uw beroep gebruikt. De totale werkelijke beroepskosten moet u vergelijken met uw forfaitaire beroepskosten. Dat kan makkelijk met de tool op www.netto.be/beroepskosten. Als u gebruik wilt maken van het kostenforfait hoeft u niets te doen, u krijgt het automatisch als u uw werkelijke beroepskosten niet ingeeft.
→ Lees ook: Optimaliseer uw beroepskosten
4 Fietsvergoeding
Ik ga ongeveer drie van de vijf dagen met de fiets naar het werk. Daarvoor krijg ik een fietsvergoeding van zo’n 3.500 euro per jaar. De overige twee dagen neem ik de trein. Mijn werkgever betaalt dat abonnement (ter waarde van zo’n 1.200 euro). Ik heb ook een bedrijfswagen, die ik vooral gebruik voor privéverplaatsingen. Hoe kan ik dat optimaliseren in mijn aangifte?
Elk vervoersmiddel heeft zijn eigen belastingregime. Als u van uw werkgever een bedrijfswagen voor professionele en privéverplaatsingen krijgt, wordt dat voordeel belast. De belasting wordt niet berekend op het werkelijke voordeel, maar op het voordeel alle aard. Dat is best voordelig gewaardeerd in België, waardoor niet veel optimalisatie meer mogelijk is, zeker niet als u de wagen alleen voor privéverplaatsingen gebruikt. Als u de wagen ook voor uw woon-werkverkeer gebruikt, hebt u recht op een belastingvrij deel van 390 euro. Dat kunt u aanvragen in de code 1255/2255 van uw aangifte.
Voor uw verplaatsingen met het openbaar vervoer waarvan uw werkgever het abonnement betaalt, is er beter nieuws. Aangezien u dat van uw werkgever krijgt, staat daar in theorie een voordeel alle aard tegenover, waarop u belast wordt. Maar om groene transportmiddelen te promoten voorziet de fiscus in een volledige vrijstelling. De waarde van uw abonnement moet u eveneens invullen in de code 1255/2255 van uw aangifte.
Omdat de fiscus groene pendelalternatieven probeert te promoten, heeft ook de fiets een gunstig regime. Woon-werkverplaatsingen met de fiets zijn volledig belastingvrij tot 23 cent per kilometer. Als u ver van uw werk woont, kan dat een mooie cent opleveren. Als uw fietsvergoeding niet hoger is dan 23 cent per kilometer, moet u die niet aangeven in uw belastingaangifte. Als u een hogere vergoeding ontvangt, moet u het verschil aangeven en wordt u daarop belast.
5 Fiscaal ten laste
Ik woon bij mijn gepensioneerde ouders omdat ze zorgbehoevend zijn. Kan ik hen fiscaal ten laste nemen?
Naast studerende kinderen kunt u ook ouders, grootouders en overgrootouders fiscaal ten laste nemen. Dan moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn.
De persoon die u ten laste wilt nemen, moet op 1 januari 2018 deel uitmaken van uw gezin. U moet daarvoor op hetzelfde adres wonen. De fiscus heeft al geoordeeld dat als ouders in een woning met één kadastraal inkomen op de eerste verdieping wonen en de kinderen op de benedenverdieping en als er twee aparte brievenbussen en gasmeters zijn, er geen gemeenschappelijke huishouding is en de ouders dus geen deel uitmaken van het gezin. U moet ook aantonen dat u echt aan het hoofd van het gezin staat, bijvoorbeeld omdat de nutsfacturen op uw naam staan.
Verder mogen de netto bestaansmiddelen van uw ouders de grens van 3.200 euro niet overschrijden. Dat bedrag wordt niet verdubbeld voor een echtpaar. Als uw ouder minder dan 3.200 euro bestaansmiddelen hebben, zijn ze beiden ten laste. Als het bedrag tussen 3.200 en 6.400 euro valt, is slechts één ouder ten laste. U mag zelf kiezen wie. Als de bestaansmiddelen hoger dan 6.400 euro zijn, is geen van beiden ten laste. Het plafond van 3.200 euro lijkt bijzonder laag, maar er wordt geen rekening gehouden met de eerste schijf van 25.750 euro pensioen. Rekening houdend met de forfaitaire aftrek van 20 procent mag het brutopensioen 29.750 euro bedragen.
Welk voordeel een (groot)ouder ten laste oplevert, hangt van de leeftijd af. Als een (groot)ouder op 1 januari 2018 65 jaar was, krijgt u een verhoging van de belastingvrije som (het deel van uw inkomen dat ontsnapt aan belastingen) met 3.090 euro. Voor een jongere (groot)ouder is er een verhoging met 1.550 euro. Als u geen andere personen ten laste hebt, levert dat een voordeel van respectievelijk 844 en 387,5 euro (exclusief gemeentebelastingen op.
Meest gelezen
- 1 Ghelamco-eigenaar Paul Gheysens verkoopt duurste penthouse van België
- 2 Vlamingen met buitenlands vastgoed verliezen voordeel bij aankoop gezinswoning
- 3 Vlaamse regering bikkelt over vermogenstoets voor renovatiepremies
- 4 Van 365-yoghurt tot Cara Pils: huismerken als geheim wapen van de supermarkten
- 5 Trump wil nu bondgenote Pam Bondi op Justitie