Sputtert na de VS en Europa ook China?

Dat de VS en Europa met hun overheidsschulden worstelen, wisten we. Maar almaar meer duiken er signalen op dat het ook met China niet meer is wat het geweest is.

Nochtans publiceerde de Chinese douane vandaag bijzonder goede cijfers. De export steeg in juli jaar-op-jaar met twintig procent tot 175,13 miljard dollar. Dat is meer dan analisten hadden verwacht.

Maar het zijn de maanden die komen die zorgen baren. Nu de rest van de wereld slechter boert, wordt gevreesd dat China minder klanten zal hebben om zijn exportproducten aan te verkopen.

In de Wall Street Journal merkt Michael Pettis, een professor Financiën aan de universiteit van Peking, vandaag op dat heel wat Chinese economen hun vooruitzichten voor de Chinese groei beginnen te verlagen. Ze mikken nu eerder op 6 tot 7 procent groei de komende jaren.

De reden is net dat China de voorbije jaren sterk groeide dankzij de export en dankzij investeringen in de exportfabrieken. China begint daar op de grenzen van haar mogelijkheden te stoten, waardoor almaar meer investeringen dreigen niet te renderen, zegt Michael Pettis. Ook China-expert Jonathan Holslag (VUB) gaf maandag die boodschap in Ter Zake.

Het grote probleem op de achtergrond is dat het heel moeilijk blijft voor China om het evenwicht terug te vinden tussen export en binnenlandse consumptie. De Chinese overheid heeft gezegd dat binnen tien jaar vijftig procent van het bbp uit binnenlandse consumptie moet bestaan, zegt Pettis. Als de Chinese economie jaarlijks met 6 à 7 procent groeit, moet de consumptie daarom met 10 à 11 procent groeien. En dat doet ze niet.

Wat dus wel gebeurt, is dat de investeringsmachine blijft draaien, ook al rendeert die niet meer zoals vroeger. China moet weg van dat investeringsmodel, zegt Pettis, maar het onvermijdelijke gevolg is dat de economie de eerste jaren trager zal groeien. Zowel Peking als de rest van de wereld kunnen er maar beter aan wennen, besluit hij.