G7 bereikt akkoord over mondiale minimumbelasting

'S Werelds zeven meest welvarende regeringen hebben in Londen een akkoord bereikt dat de weg vrijmaakt voor een historische herschrijving van de belastingcode voor het internationale zakenleven. De Britseminister van Financiën Rishi Sunak kondigde het akkoord aan op Twitter.

De overeenkomst voorziet in een minimale vennootschapsbelastingtarief van 15 procent. De bedoeling is te vermijden dat multinationals hun winsten nog verschuiven om hun belastingfactuur te verlagen en de bedrijven meer te doen betalen in de landen waar ze actief zijn. 'Dit akkoord maakt een einde aan de jarenlange bodemrace tussen landen rond bedrijfsbelastingen', reageert Amerikaans minister van Financiën Yellen zaterdagmiddag.

Door de bewoording 'ten minste 15 procent' op te nemen, laat het akkoord ruimte voor een eigen invulling door de ongeveer 140 landen die later bredere besprekingen over de mondiale taks zullen aanvatten.

'Dit is een zeer grote stap voorwaarts in de strijd tegen belastingontwijking', zei de Duitse minister van Financiën Olaf Scholz. 'We zien allemaal in dat grote bedrijven hun eerlijke deel moeten betalen.'

Obstakels

Veel technische details moeten nog worden uitgewerkt. Zeker is dat het akkoord een compromis is geworden. Een initieel voorstel van Amerikaans finaniënminister Yellen voorzag in een minimumtarief voor de venootschapsbelasting van 21 procent. Ook was er onenigheid over welke bedrijven aan de belasting onderworpen zouden worden. Een verklaring na de G-7-bijeenkomst vermeldde geen enkele verplichting om specifiek techbedrijven te belasten, en was alleen gericht op grote winstgevende multinationals. Dat is een overwinning voor de VS die zich verzetten tegen het voorstel van Frankrijk om een belasting op digitale diensten te heffen die zich specifiek zou richten op techreuzen als Google en Amazon.

'Het is duidelijk dat 15 procent slechts een beginpunt is, en dat hogere tarieven kunnen en wenselijk zijn', zei de Franse minister van Financiën Bruno Le Maire.

Tegenover de invoering van een minimumtarief van 15 procent staat dat landen als Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië afzien van de invoering van een digitaks op grote, voornamelijk Amerikaanse, techbedrijven. Er is wel nog onenigheid over het tijdstip dat die digitaksen worden geschrapt. De VS wil ze direct geschrapt zien, maar de Europese landen willen dat pas doen als het minimale belastingtarief helemaal is afgeklopt en geratificeerd.

Het is nog niet duidelijk hoe 'grote internationale bedrijven' exact gedefinieerd worden. Dat is voer voor verdere discussie. Wel is duidelijk dat multinationals die een winstmarge van minstens 10 procent halen zeker 20 procent van hun wereldwijde winst moeten toekennen aan landen waar ze hun omzet ook daadwerkelijk maken.

Een mondiaal belastingpact kan welgekomen middelen opleveren voor regeringen die grote schulden hebben gemaakt vanwege de economische gevolgen van de coronacrisis. Een studie die vorige week door het EU Tax Observatory werd gepubliceerd, voorspelde dat een tarief van 15 procent 41 miljard euro per jaar zou kunnen opleveren voor de VS en 48 miljard euro voor de Europese Unie.

Het akkoord is een grote doorbraak in een aanslepend dossier. In het voorbije decennium hebben regeringen vruchteloos geprobeerd overeenstemming te bereiken over de omgang met bedrijven in discussies onder toezicht van de OESO. Het was de komst van de Amerikaanse president Joe Biden op het wereldtoneel die de gesprekken een nieuwe impuls gaf.

De G7-deal kan momentum opbouwen - en mogelijk enkele obstakels uit de weg te ruimen - voorafgaand aan een bijeenkomst van financiële topministers in de grotere G20-vergadering in juli in Venetië. Dan moet ook blijken of China en India meedoen aan de minimumbelasting. Dat is nu nog allerminst zeker. De deelname van die twee landen is echter geen breekpunt voor het akkoord.