Topbankier Jan Longeval: ‘Fysiek vastgoed is gewoon een slechte belegging'
Bij zijn afscheid als topbelegger van Degroof Petercam pleit Jan Longeval voor een reveil van het volkskapitalisme. ‘Niets democratischer dan beleggen in aandelen.’ En niets dommer dan fysiek vastgoed.
Topbankier Jan Longeval nam deze week na een kwarteeuw afscheid van zijn werkgever Bank Degroof Petercam. Hij was er al tien jaar lid van het directiecomité. ‘Ik ben de bank dankbaar dat ik als zoon uit een gewoon gezin, niet behorend tot de Brusselse haute finance, ben kunnen opklimmen dankzij de meritocratie’, stelt de bankier. ‘Dat was toen ik begon niet overal even evident.’
Sinds de fusie van Degroof en Petercam in mei 2015 deelde Longeval het CEO-schap van de afdeling institutioneel vermogensbeheer met Hugo Lasat, voordien de fondsenbaas bij Petercam en Dexia.
‘In de integratiefase was dat zinvol. We leerden van elkaar. Maar je kan niet met twee bazen blijven doorgaan. Er was een verschil in visie op het co-ceo-model tussen de bank en mezelf. Op een bepaald moment moet je de knoop doorhakken’, legt Longeval uit.
Insiders wijzen ook op hun verschil in stijl. Terwijl Lasat meer een manager is die vaste procedures uitwerkt, heeft Longeval eerder een academisch profiel. Hij gaf trouwens ruim tien jaar les aan de hogeschool Ehsal.
De Brusselse beurs is er enkel nog voor de grootste bedrijven zoals AB InBev.
Met 25 jaar ervaring op de teller, van analist tot directeur vermogensbeheer, is Longeval goed geplaatst om met een scherpe blik financieel België en de markten te doorgronden. Hij ontmoet ons op een plek die bijzonder is voor hem. In de taverne La Brouette, op de Brusselse Grote Markt, maakte hij precies dertig jaar geleden zijn vrouw Veronique het hof. ‘Aan haar toewijding heb ik mee mijn carrière te danken’, stipt hij aan.
Neemt u een sabbatjaar, of staat u meteen voor een nieuwe uitdaging?
Jan Longeval: ‘Een korte rustpauze lijkt me aangewezen, maar ze moet niet te lang duren. Er zit nog veel vuur in mij. Ik denk in de eerste plaats aan een managementfunctie in de financiële wereld, waar ik uiteindelijk mijn netwerk en expertise heb opgebouwd. Daar kan eventueel een bestuursfunctie bij. Lesgeven doe ik evengoed nog met plezier.’
U vertrekt op een moment dat disruptie ook het vermogensbeheer en het privaatbankieren belaagt. Welke impact verwacht u van zaken als robotbeheer?
Longeval: ‘Private banking staat een ware omwenteling te wachten, ook als gevolg van de Europese beleggersrichtlijn MiFID II. Die is niet minder dan een kernbom die bankiers vanaf 2018 zal verplichten totaal transparant te zijn over de kosten die ze aanrekenen. Ik denk dat nogal wat klanten zich in hun koffie zullen verslikken als ze zien hoeveel ze betalen.’
‘Samen met de concurrentie van goedkoop robotbeheer zal MiFID de relatie tussen de privaatbankier en de klant op scherp stellen. Bankiers zullen hun toegevoegde waarde moeten bewijzen. Goede rendementen en heldere rapportering zullen afgewogen worden tegen de kosten, die altijd naar beneden gaan bij meer transparantie. Als je weet dat de meeste private banken een zwaar kostenmodel hebben, mag je klappen verwachten.’
‘Ik geloof dan ook dat private banking de zakelijkere benadering nodig heeft die nu al van toepassing is bij institutioneel vermogensbeheer. De nieuwe generatie klanten bekijkt de bankiersrelatie sowieso meer zakelijk dan emotioneel. Minder uitnodigingen voor events zoals golftoernooien dus, waar de conservatieve private-bankingwereld toch voor een stukje op teert. In de plaats daarvan een grotere focus op het eigenlijke beleggen. Al vrees ik dat veel spelers nog niet klaar zijn voor die nieuwe realiteit.’
De fiscaliteit duwt beleggers als ‘vuige speculanten’ in het verdomhoekje.
Kan de bankier dan niet evengoed vervangen worden door een extreem zakelijke robot?
Longeval: ‘Een bankier is ook een vertrouwenspersoon die een familie of bedrijf op moeilijke momenten bijstaat. Iemand die helpt bij de financiële opvoeding van kinderen of de verkoop van een bedrijf. Die rol kan een robot niet overnemen. Ik heb het geregeld meegemaakt dat families in tranen tegenover mij zaten.’
‘Aan de andere kant zijn de statistieken wat ze zijn. Op de lange termijn doet 80 procent van de professionele beleggers het na aftrek van de kosten minder goed dan de beurs. Robots of passieve indextrackers zijn een alternatief. Ik verwacht dat families de appel in tweeën snijden als hun bankier onvoldoende presteert: de ene helft in robotbeheer, de andere helft bij de bankier om te genieten van de extra service en de toegang tot het milieu.’
Wie zijn die witte raven onder de vermogensbeheerders die beter doen dan het marktgemiddelde?
Longeval: ‘Kwaliteit is een individueel gegeven. Dat betekent dat de beste beheerders niet altijd bij de grootste spelers te vinden zijn, maar evengoed in kleinere structuren als die van Bank Delen, Value Square, Mercier Vanderlinden of Degroof Petercam. In het begin heb ik de fout gemaakt om bij de rekrutering te veel naar diploma’s en IQ te kijken.’
‘Uiteindelijk hebben bijzondere vermogensbeheerders twee essentiële kenmerken. Het eerste is een absolute passie voor beleggen: je moet ermee opstaan - en kijken wat de Japanse beurs heeft gedaan - en ermee gaan slapen. Ik heb kandidaten geweigerd omdat ik dat heilige vuur niet voelde branden. Het tweede kenmerk is een kritische, onafhankelijke geest hebben. Er heerst kuddegedrag op de beurs, ook bij professionele beleggers. Oppervlakkigheid en meegaan in clichématig denken is voor mij een grote zonde.’
Verklaart dat waarom veel vermogensbeheerders bang zijn om in hun portefeuille te ver af te wijken van de benchmarkindexen?
Longeval: ‘Benchmarks zijn een vuil woord geworden, maar je hebt ze nodig als ijkpunt. Een beheerder heeft typisch ondermaats gepresteerd als hij, gecorrigeerd voor het genomen risico, niet beter doet dan de benchmark. Waarom zou je daar als klant voor betalen?’
‘Tegelijk mag je niet vergeten dat de financiële markt een enorme machine is waar de ‘wisdom of the crowds’ regeert. De geaggregeerde intelligentie van de markt is groter dan die van een individu. Als expert is het daarom vaak onmogelijk beter te doen dan de markt. Dat beheerders desondanks geneigd zijn om altijd een opinie te willen hebben die tegen de markt ingaat, is dan ook een van de hoofdzonden van het vermogensbeheer.'
'Ze zijn zeldzaam, beheerders die twee jaar louter de benchmark volgen omdat die volgens hen efficiënt is, en dan toeslaan als een opportuniteit opduikt. Aan klanten is zoiets natuurlijk moeilijk uit te leggen.’
Hebben analisten van beurshuizen, die beleggingsklanten advies over aandelen geven, altijd een even onafhankelijke geest? Het valt op hoe het aantal koopadviezen steevast een veelvoud is van het beperkte aantal verkoopadviezen. Voelen ze druk van de gevolgde bedrijven, die tegelijk lucratieve klanten kunnen zijn?
Longeval: ‘Er is misschien iets meer schroom bij die analisten, maar je moet tussen de lijnen van hun rapporten lezen. ‘Afbouwen’ of ‘houden’ is dan soms een verkoopadvies. Ik heb me alvast nooit ingehouden toen ik analist was. Mijn eerste advies in 1996 was zelfs een verkoopadvies voor Spector. Ik herinner me dat daar meewarig over werd gedaan en dat ik bij Spector-CEO Johan Mussche op het matje werd geroepen.’
‘Wat de commerciële druk betreft: in een goed functionerende omgeving met ‘Chinese walls’ zou zoiets niet mogen gebeuren. Met de huidige strengere regelgeving kan je de eventuele nonchalance van het verleden sowieso niet langer riskeren. Dan mag je binnen enkele jaren de boeken sluiten.’
Over obligaties kan ik kort zijn: overwaardering alom.
U zag het Belgische financiële landschap consolideren tijdens uw carrière. Is de belegger daar beter van geworden?
Longeval: ‘Het is gemengd. Tegenover de schaalvergroting en de professionalisering van het vermogensbeheer staat een verschraling, zeker in België. Bij sommige grootbanken heeft consolidatie geleid tot de verhuizing van vermogensbeheeractiviteiten naar het buitenland. Bij een fusie gaat ook altijd wat expertise verloren. Toch heeft de Belgische belegger nog genoeg keuze: onze fondsenmarkt is een van de meest competitieve van Europa. Ook onze banken beconcurreren elkaar fel, met als resultaat een hoge kwaliteit tegen schappelijke prijzen.’
‘Het frustreert mij wel dat België er niet in slaagt zich op te werpen als alternatief voor Luxemburg als centrum voor administratief fondsenbeheer. Wij hebben troeven die Luxemburg niet heeft, zoals de efficiënte goedkeuring van een fondsenprospectus. Plus onze ligging en meertaligheid. Waarom lukt dat dan niet? Brussel heeft de troeven om het Washington DC van de fondsenadministratie te worden.’
Intussen lijkt de rol van de Brusselse beurs in de financiering van onze economie gekrompen. Wat moet er gebeuren?
Longeval: ‘De beurs is er enkel nog voor de grootste bedrijven zoals AB InBev. Als financier van kleinere groeibedrijven heeft de beurs aan belang ingeboet. Dat komt mee door het vijandige klimaat rond beleggen, waarvoor onze overheid een verpletterende verantwoordelijkheid draagt. De fiscaliteit duwt beleggers als zogezegd vuige speculanten steeds meer in het verdomhoekje. Terwijl hun levensstandaard binnen tien à twintig jaar bedreigd wordt door de oplopende kosten van de vergrijzing, die aan de pensioenen riskeren te vreten.’
‘De beste manier om dat tegen te gaan is mensen laten beleggen in aandelen. Er is toch niets democratischer? Ik pleit daarom voor een reveil van het volkskapitalisme. Een nieuwe Cooreman-De Clercq (wet uit 1982 die aandelenbeleggingen fiscaal stimuleerde, red.) kan net als toen een iconische waarde hebben en mensen opnieuw naar de beurs krijgen. Mijn beleggershart bloedt in het aanschijn van de 265 miljard euro cash die op spaarrekeningen staat weg te kwijnen. Het leidt tot een verarming van de maatschappij.’
Welke regio’s zijn vandaag nog interessant voor een aandelenbelegger? De beurzen lijken aan de dure kant.
Longeval: ‘Amerikaanse aandelen zijn ongetwijfeld duur en moet je dus onderwegen in een portefeuille, al zijn de VS en China zowat de enige markten die het mogelijk maken te beleggen in de reuzen van het digitale tijdperk. Europa is ondanks de recente koersstijgingen wél nog aantrekkelijk met een gemiddelde koers-winstratio van 15. Vergeet niet dat de Europese bedrijfswinsten zich nog steeds op een cyclisch laag niveau bevinden. Met de huidige economische heropleving kunnen die winsten nog gevoelig stijgen. Als je ze aan de cyclus aanpast, noteren de Europese bedrijven slechts tegen twaalf keer hun winst.’
‘Ik ben ook positief over de groeilanden, die een cyclisch winstherstel te wachten staat. Het instapmoment is goed. Japan kan dan weer verrassen. Alle sterren staan er perfect: aantrekkende bedrijfswinsten en inflatie, monetaire stimulus, verbeterend bedrijfsbestuur, politieke stabiliteit, aantrekkelijke waardering. Ik wantrouw alleen de yen. De Japanse centrale bank toont een grote verbetenheid om die naar beneden te duwen en zo de concurrentiekracht te versterken.’
De verplichte transparantie over kosten is een kernbom. Nogal wat klanten zullen zich in hun koffie verslikken als ze zien hoeveel ze bankiers betalen.
Wat met obligaties?
Longeval: ‘Daar kan ik erg kort over zijn: overwaardering alom. In de bedrijfsobligatiemarkt schuilt bovendien een belangrijk onderbelicht risico. Sinds de financiële crisis is het aantal marktmakers in die obligaties sterk gekrompen. De vraag is dus wie voor liquiditeit instaat bij een correctie. De bodem dreigt dan weg te vallen. Vooral beleggers in risicovollere bedrijfsobligaties dansen op een vulkaan.’
U zag hoe de rente naar historische dieptes wegzakte. Heeft dat tot excessen bij vermogende klanten geleid?
Longeval: ‘Ook zij zoeken gretig naar alternatieven. Dat leidt soms tot excessen. Rechtstreekse beleggingen in residentieel vastgoed blijven zeer populair. Maar met een brutohuurrendement van amper 3 procent - wat netto 0 procent of minder betekent - is dat gewoonweg een slechte belegging. Dan hou ik nog geen rekening met alle praktische beslommeringen, plus het feit dat er wel eens een belasting op reële huuropbrengsten kan - en eigenlijk móét - komen. Mensen gaan daar spijt van krijgen. Beursgenoteerd vastgoed daarentegen is wél nog redelijk geprijsd.’