opinie

Excuses hebben een prijs

De druk op België vergroot om de menselijke schade te vergoeden die werd aangericht tijdens het koloniale verleden. Vijf metissevrouwen dagen de Belgische staat voor de rechter wegens misdaden tegen de menselijkheid. Excuses volstaan niet meer.

‘Tegen een kostprijs van zo’n 10 miljoen dollar per maand werd de afgelopen 25 maanden in Congo bewezen dat ondanks genoeg tijd, geld, inspanning en inzicht het Congolese probleem niet verdwijnt.’ Die sarcastische conclusie telexte de bekende Amerikaanse journalist David Halberstam eind juli 1962 naar zijn krant The New York Times. Dinsdag wordt in Congo 60 jaar onafhankelijkheid gevierd - al is vieren misschien niet het gepaste woord. Nog altijd kan elke waarnemer de vaststelling van Halberstam herhalen, zij het met andere bedragen.

Joseph Kabila geniet in het presidentieel paleis, dat hij als zelfverklaarde erfgenaam van Mobutu Sese Seko opeiste, van de miljarden die hij het land heeft ontroofd. De officiële president van het land is Félix Tshisekedi, maar de echte macht berust nog altijd bij Kabila. En dat laat hij geregeld voelen. In Brussel en in Washington groeit de ongerustheid over het aantal sterfgevallen in de omgeving van Tshisekedi.

Advertentie

Eerder deze maand vloog Philippe Goffin (MR), de zeer discrete Belgische minister van Buitenlandse Zaken, heen en weer naar Kinshasa aan boord van een Europese humanitaire vlucht. Hij was in het gezelschap van zijn Franse collega Jean-Yves Le Drian en de Europese commissaris voor Crisisbeheer, de Sloveen Janez Lenarcic. De politieke missie had tot doel aan Kabila het duidelijke signaal te geven dat aan Tshisekedi niet kan worden geraakt. Het heeft het Westen al moeite genoeg gekost om Tshisekedi na de frauduleuze verkiezingen in het zadel te hijsen.

Terwijl in Congo wetteloosheid en corruptie naar nieuwe hoogtepunten stijgen, vergroot de druk op België om excuses aan te bieden.

Terwijl in Congo wetteloosheid en corruptie naar nieuwe hoogtepunten stijgen, vergroot de druk op België om excuses aan te bieden, maar ook om de menselijke schade te vergoeden die tijdens de koloniale periode werd aangericht. Vijf halfbloedvrouwen van Congolese, Rwandese en Burundese origine, dochters van blanke kolonialen en zwarte vrouwen, dagen de Belgische staat voor het gerecht.

Schokkende waarheid

Ruim een jaar geleden bood toen nog premier Charles Michel (MR) excuses aan voor de manier waarop België de metissen behandelde. Twee jaar eerder had de Belgische kerk dat al gedaan. Maar daar nemen de vijf vrouwen geen genoegen mee. Zij eisen elk 50.000 euro provisioneel en de aanstelling van een expert die de volledige morele schade moet bepalen.  

Voor de vijf vrouwen moeten de jongste verklaringen van Patrick Dewael als een aanmoediging hebben geklonken. De Limburgse liberaal stelde onlangs voor dat een parlementaire waarheidscommissie zich buigt over het Belgische koloniale verleden en vooral over het schrikbewind in de Congo-Vrijstaat van Leopold II. ‘De waarheid is schokkend’, zegt Dewael. Volgens hem heeft het parlement daar nooit een debat over gevoerd.

Vooruitlopend op de bevindingen van de nog te installeren waarheidscommissie oordeelt Dewael dat het niet kan blijven bij gratuite excuses. ‘Wie een fout gemaakt heeft, moet vergoeden’, oordeelde hij. Opmerkelijke woorden van een politicus die 15 jaar geleden als minister van Binnenlandse Zaken nog een reportage liet maken om Congolezen af te raden naar België te migreren.

Advertentie

Vandaag is Dewael voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Hij is de eerste burger van het federale koninkrijk. Zijn woorden hebben een groter gewicht, temeer omdat uitgerekend in de Kamer destijds wel degelijk uitvoerig en scherp is gedebatteerd bij de overname van de Congo-Vrijstaat door België in 1908. Tijdens die debatten kwamen de verschillende rapporten aan bod, zowel de Engelse als de Belgische, die bezwarend waren voor het bewind van Leopold II. Het was overigens de liberaal Paul Janson die in verband met de misbruiken in Congo vlak voor de stemming over het Koloniale Charter benadrukte: ‘Dankbaarheid, nooit! Amnestie, misschien.’

Sommigen proberen nu de excuses af te wentelen op koning Filip. Zo eenvoudig is dat niet. Want met dat Koloniale Charter heeft de Belgische staat in 1908 Congo overgenomen met alle bestaande lasten uit het verleden en de engagementen voor de toekomst.

De ziel van de Congolees

Ook na de overname bleef de Congolese kolonie, zoals de Congo-Vrijstaat, steunen op de volgende drie pijlers, die elk hun verantwoordelijkheid dragen in het Congolese drama. De staat stond in voor het beheer van de kolonie, de ordehandhaving en de infrastructuur. De kerk verzorgde het ‘beschavende’ missiewerk, het onderwijs en de gezondheidszorg. En het grootkapitaal, overwegend vertegenwoordigd door de Generale Maatschappij van België, nam de economische ontwikkeling voor zijn rekening. Voor zijn rekening nemen was zelfs letterlijk. Want in de jaren 1930 en 1950 zag de kolonie het geld meer weg- dan toestromen in de vorm van dividenden en tantièmes. Het grootste deel daarvan belandde in Belgische handen.

Volgens de historicus Guy Vanthemsche droeg de Belgische belastingbetaler amper iets bij tot het ‘beschavingswerk’ overzee. Congo heeft zelf de meeste middelen opgebracht: de arbeidskrachten, de belastingen van de Congolese ingezetenen, de taksen van de bedrijven of andere economische actoren.

Het Belgisch parlement heeft zich tot de jaren 50 zelden met Congo ingelaten. Daarom zagen weinigen het naderende onheil aanrollen. Zij die het wel zagen, werden genegeerd. De Belgische machthebbers dachten de Congolese zaak onder controle te hebben: ze hadden het land, de rijkdommen en de natuur in kaart gebracht, de verschillende bevolkingsgroepen bijna antropologisch geïnventariseerd. Ze kenden alles van het land, ‘behalve de ziel van de Congolees’, merkte de Congolese academicus Jean Omasombo onlangs op in Le Soir.

De Congolese onafhankelijkheid werd in Brussel voorbereid in functie van de economische belangen en vooral die van de holdings, met de Generale op de eerste rij.

De Congolese onafhankelijkheid werd in Brussel voorbereid in functie van de economische belangen en vooral die van de holdings, met de Generale op de eerste rij. De Nationale Bank van België werd zonder gêne ingeschakeld om de afscheiding van het rijke Katanga te organiseren. Het Katangese avontuur werd gefinancierd door de Union Minière, vandaag Umicore.

Die afscheiding werd dan weer vergemakkelijkt door het optreden van de eerste Congolese premier Patrice Lumumba, die op de duur met iedereen overhoop lag, ook met de landen die hem steunden. Men wist in Brussel dat de populaire Lumumba niet in staat was Congo te leiden. De toenmalige vicegouverneur van de Nationale Bank Franz de Voghel, die de commissie voorzat die de onafhankelijkheid op gang moest brengen, had het over Lumumba’s ‘lichtzinnigheid, agressiviteit en uiterste zenuwachtigheid die ziekelijk leek’.

De moord op Lumumba, die snel na de onafhankelijkheid volgde, was niet alleen een gruwelijke misdaad, het was een buitenmaatse politieke blunder. En die moord weegt nu al door in de Congolese afrekening van het Belgische conto. Want in 2002 nam de Belgische regering, bij monde van toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (MR), de morele verantwoordelijkheid op voor de moord.

In de Belgische economie heeft Congo altijd een tweedeplansrol gespeeld, in tegenstelling tot wat de koloniale propaganda beweerde. België heeft zelfs nooit geleden onder het verlies van Congo, omdat de gelijktijdige opgang van de Europese Gemeenschappelijke Markt compensatie bood. Daarom lag de publieke opinie zelden wakker van de nagelaten Congolese chaos, die vrij spel gaf aan moordende kleptocraten als Tshombe, Mobutu, Kabila en hun opvolgers die al klaarstaan. Zij dreigen uiteindelijk de klauw te leggen op de schadevergoedingen die de Belgische belastingplichtigen moeten financieren.

Advertentie
Gesponsorde inhoud