Over de basis van onze sociale zekerheid zijn Jan Pieter De Nul en zijn tegenstanders het toch eens
Sinds Jan Pieter De Nul in een speech van leer trok tegen een al te vette overheid en tegen mensen die ‘gewoon geen goesting om te werken’ hebben, gaan opiniestukken en toogdiscussies weer maar eens over de zin en onzin van uitkeringen voor werklozen. Heeft iemand al opgemerkt dat De Nul en zijn opponenten het er tenminste toch over eens zijn dat herverdelende maatregelen fair en rechtvaardig moeten zijn?
Door Bart Engelen, ethicus en politiek filosoof, verbonden aan het Centrum voor Economie en Ethiek van de KU Leuven
Ik ga niet in op de cijfers van De Nul: 1,3 miljoen ambtenaren niet bij de productieve bevolking rekenen is wetenschappelijk onverantwoord én gewoonweg grof.
Ik ga ook niet proberen het debat te nuanceren: natuurlijk zijn er mensen die wel willen werken maar geen werk vinden, en natuurlijk zijn er ook mensen die misbruik maken van het systeem.
Wel wil ik wijzen op het opmerkelijke feit dat zowel De Nul als zijn tegenstanders het eens zijn over het basisprincipe van onze sociale zekerheid. Wanneer columniste Celia Ledoux bijvoorbeeld stelt dat armoede ‘geen keuze, maar een zware, erfelijke ziekte’ is, hanteert ze immers net dezelfde legitimering van uitkeringen als De Nul.
Beiden stellen namelijk dat herverdelende maatregelen (van werkende naar werkloze, van rijke naar arme, van gezonde naar zieke) fair en rechtvaardig moeten zijn. En de kern van rechtvaardigheid ligt in het onderscheid tussen keuze en omstandigheid. Mensen die vrij kiezen om niet te werken, zouden geen of minder maatschappelijke steun moeten krijgen, in tegenstelling tot mensen die door omstandigheden in de werkloosheid belanden.
Brute pech
Dit principe ligt aan de basis van ons aller bereidheid om te delen en vormt de kern van politiek-filosofische theorieën over rechtvaardigheid. Volgens liberaal-egalitaristen als Ronald Dworkin moeten we iedereen gelijke kansen geven, maar ook verantwoordelijk houden voor hun keuzes. Dit impliceert dat we brute pech compenseren, en extra werkijver belonen. Wanneer iemand iets overkomt, zoals ontslag of ziekte, vragen we ons af in welke mate dat buiten zijn of haar wil om gebeurt, dan wel zijn of haar eigen schuld (dikke bult) is.
Dat zowel De Nul, zijn tegenstanders als wij allemaal dit rechtvaardigheidsprincipe delen, lijkt goed nieuws te zijn. Verzet tegen te hoge uitkeringen blijkt niet zozeer voort te komen uit egoïsme (de sociale zekerheid kost te veel), dan wel uit fairness (de verdeling van lusten en lasten gebeurt niet eerlijk). Cruciaal voor de legitimiteit van onze sociale zekerheid en onze bereidheid ertoe bij te dragen, is dus niet onze mate van altruïsme, maar onze perceptie van anderen. Als we geloven dat anderen niet vrij hebben gekozen voor hun eigen situatie (zoals Ledoux), dan zijn we bereid hen te steunen. Als we geloven dat ze er vrij voor kiezen te profiteren van een al te genereus systeem (zoals De Nul), dan niet.
Succes en falen
Maar hoe kunnen we weten en meten in hoeverre keuze dan wel omstandigheid bepalend is voor iemands situatie? Betrek de vraag eens op jezelf. In hoeverre is jouw situatie een product van je eigen keuzes dan wel van je omstandigheden (je genen, je aangeboren talenten, je opvoeding, je onderwijs, je omgeving, je toevallige levensloop)?
Psychologen weten al langer dat de meesten onder ons zich hierbij bezondigen aan een ‘self-serving bias’: we schrijven ons succes toe aan onze persoonlijkheid, maar ons falen aan de omstandigheden. Bij het inschatten van andermans situatie overschatten we daarentegen het belang van persoonlijkheid en onderschatten we de impact van omstandigheden. De Nuls overtuiging dat werkloosheid grotendeels te wijten is aan een gebrek aan arbeidsethos, valt dus psychologisch perfect te verklaren, maar is wetenschappelijk niet onderbouwd
Drempels
Studies wijzen immers keer op keer op het belang van de omstandigheden. Niet alleen je genetische, biologische en psychologische bagage, maar ook tal van sociale factoren kunnen je kansen vergroten dan wel fnuiken, zoals het onderwijs- en het inkomensniveau van je ouder(s) en de taal die thuis gesproken wordt. Wanneer al deze structurele factoren al vanaf je geboorte drempels opwerpen, is ‘goesting’ om te werken meestal niet voldoende om je te ontplooien. Dat zou ieder van ons moeten doen inzien dat steun rechtvaardig én broodnodig is om iedereen in kansarmoede toch de mogelijkheid te geven om aan de samenleving en aan de arbeidsmarkt deel te nemen.
Ieder van ons die zich geen zorgen moet maken of er elke dag wel brood op de plank ligt (en dat geldt zeker voor De Nul), zou moeten inzien dat ons succes een product is van onze talenten én van de kansen die de samenleving ons heeft gegeven. En net dat inzicht moet ons aanzetten tot het bijdragen aan een systeem dat diezelfde kansen ook biedt aan iedereen die minder geluk heeft gehad in de natuurlijke en/of maatschappelijke loterij van het leven.
Meest gelezen
- 1 Jambon heeft eerste fiscaal pakket klaar: minder belastingvoordelen, maar mild voor wie een fout begaat
- 2 Canada herbekijkt miljardenbestelling van Amerikaanse F35-gevechtsvliegtuigen
- 3 Regering bekijkt verkoop van goud om defensie te financieren
- 4 De must-reads van het weekend
- 5 Vlaams Belang grootste, Open VLD op dieptepunt in nieuwe peiling