Niet de overheid maar Bpost moet bepalen hoeveel zijn CEO verdient
De discussie over het loon van Johnny Thijs, de gedelegeerd bestuurder van Bpost, toont nog maar eens aan hoe verkrampt de verhouding tussen de overheid en haar overheidsbedrijven kan zijn. De beslissing om de lonen van CEO's van overheidsbedrijven te plafonneren is volgens een puur politieke logica genomen en druist in tegen de ‘managerial’ logica die aan de basis ligt van de verzelfstandiging van publieke diensten in overheidsbedrijven.
Door Bram Verschuere, docent overheidsmanagement aan de Universiteit Gent. Bram.verschuere@ugent.be. Twitter @VerschuereBram
Politici beslissen bewust om een deel van de verantwoordelijkheid voor een publieke dienst af te staan aan een overheidsbedrijf. Anderzijds blijken diezelfde politici vaak niet in staat om de nodige afstand te bewaren tot de (door henzelf) verzelfstandigde overheidsbedrijven.
Toch heeft de overheid er baat bij om de overheidsbedrijven voldoende autonomie te laten over het gebruik van geld en personeel. En dus bepaalt Bpost beter zelf hoeveel zijn CEO moet verdienen.
In een ideaaltypische relatie maken overheid en overheidsbedrijf afspraken over de diensten die het bedrijf moet leveren, en over de omvang en de doelgroep van die dienstverlening. Dat wordt allemaal netjes in een contract gegoten, liefst met meetbare indicatoren. Zo kan beoordeeld worden of het bedrijf zijn werk naar behoren heeft gedaan.
Beheerscontract
De Belgische overheid sloot in 2013 nog een beheerscontract af met Bpost. Daarin staat dat een zekere publieke dienstverlening moet gegarandeerd worden, in ruil voor overheidsfinanciering. Dat betekent bijvoorbeeld voldoende verkooppunten inrichten, pensioenen uitbetalen aan huis en kranten tijdig verdelen.
Voor het vervullen van zijn taken krijgt het ideaaltypische overheidsbedrijf ruime beheersmatige autonomie. Dat impliceert dat het zelf kan beslissen op welke wijze de middelen (zoals financiën en personeel) ingezet worden. Eén van de redenen waarom overheidsbedrijven beheersautonomie hebben, steunt op het uitgangspunt dat wie zelf ‘eigenaar’ is van de middelen met meer nauwlettendheid op de winkel zal passen, wat de efficiëntie ten goede moet komen.
Dat is de theorie. De praktijk van de verzelfstandiging is vaak een heel ander verhaal. De hierboven beschreven ideaaltypische balans tussen autonomie en controle komt amper voor in de realiteit.
Inbraak
In het geval van Bpost zou je kunnen stellen dat de overheid inbreekt in wat de bevoegdheid van het bedrijf zelf is: autonoom het loon van het management kunnen bepalen. De overheid heeft daar in dit geval zowel een aanleiding als een mogelijkheid toe.
Minstens een deel van de aanleiding ligt in de onverkwikkelijke saga van de (politieke) benoeming van de managers van overheidsbedrijven. Die kwestie noopte de politici om zich te herpakken in een zaak die politiek-maatschappelijk zeer gevoelig bleek te liggen. Het plafonneren van lonen van CEO’s van overheidsbedrijven was dan een duidelijk signaal. En gezien de overheid nog altijd meerderheidsaandeelhouder is in de meeste van die bedrijven, is het ook mogelijk om de loonplafonnering snel en onverminderd te realiseren, door ze simpelweg op te leggen.
Deze beslissing, die volgens een puur politieke logica is genomen, druist echter in tegen de ‘managerial’ logica die aan de basis ligt van de verzelfstandiging van publieke diensten in overheidsbedrijven.
Bevoegdheid
De aanname bij verzelfstandiging is immers dat autonome en gespecialiseerde overheidsbedrijven alleen goed kunnen presteren als er daartoe voldoende incentives zijn, zoals het transfereren van de bevoegdheid over het gebruik van de financiële middelen en de personeelsmiddelen. Een bedrijf kan immers niet verantwoordelijk gesteld worden voor resultaten als het zelf niet in enige mate controle heeft op zijn eigen middelen en hoe die aan te wenden.
Zeker in complexe en competitieve omgevingen, en dat is het geval voor Bpost en veel andere overheidsbedrijven in bijvoorbeeld telecom of media, is het belangrijk dat overheidsbedrijven een dergelijke beheersautonomie hebben om efficiënt en effectief te kunnen presteren.
Een competent management kunnen aantrekken is daarbij dan één cruciale voorwaarde. Over hoeveel loon je moet reserveren om een dergelijke competente manager te kunnen aantrekken, wil ik me niet uitspreken. Anderen kunnen beter oordelen of dat 650.000 of 1.000.000 euro moet zijn.
Maar het is ook niet aan de overheid om dat loon vast te stellen, zelfs al is zij de meerderheidsaandeelhouder. Ten eerste omdat de overheid er belang bij heeft dat een bedrijf waarin zij aandelen heeft goed presteert. En als beheersmatige autonomie daarbij kan helpen, dan moet de overheid beheersmatige kwesties aan het overheidsbedrijf overlaten. En ten tweede kan de overheid haar energie wellicht beter aanwenden om toe te zien op dat waarom ze anno 2014 überhaupt nog altijd participeert in Bpost: garanderen dat een eigentijds postbedrijf in een geliberaliseerde sector zijn sociale en publieke taak - zoals gedefinieerd in het laatste beheerscontract - verder blijft vervullen.
Meest gelezen
- 1 Oost-Vlaming casht tientallen miljoenen op software voor 'next big thing' in bouw
- 2 Brouwer van Delirium Tremens koopt Gouden Carolus-brouwer Het Anker
- 3 Aflopende Oekraïens-Russische deal verhoogt druk op Europese gasprijzen
- 4 Karl Huts zet grote stap naar opvolging van zijn vader bij Katoen Natie
- 5 Trump wil Groenland en Panamakanaal inlijven: een grap of doordachte strategie?