Advertentie

Een wielerparcours moet economie en sport verzoenen

Een nostalgische terugkeer naar de ‘oude’ Ronde van Vlaanderen is geen optie. Een parcours moet sportieve én economische doelstellingen dienen. Alleen zo gedijen moderne wielerwedstrijden.

Door Daam Van Reeth, sporteconoom en hoofddocent economie aan de Hogeschool - Universiteit Brussel

De Vlaamse wielerliefhebber heeft de verhuizing van de aankomst van de Ronde van Vlaanderen naar Oudenaarde nog niet verteerd. Zoals te verwachten leidde een - volgens sommigen - wat minder spannende Ronde meteen tot het ter discussie stellen van het vernieuwde parcours. Met de Muur en de Bosberg zou het allemaal zoveel boeiender geweest zijn, klinkt het. Men staart zich daarbij blind op de romantiek van het verleden. Ook in Meerbeke waren er sportief minder interessante aankomsten. Bovendien houden die nostalgische oprispingen geen rekening met de realiteit van het hedendaagse wielrennen.

Advertentie

De belangrijkste uitdaging voor een wedstrijdorganisator is sportieve doelstellingen (een boeiend wedstrijdverloop) verzoenen met economische (de economische leefbaarheid). De aankomst van de Ronde verschuiven van Meerbeke naar Oudenaarde was een lovenswaardige poging van Wouter Vandenhaute tot een beter evenwicht. Daarbij nam hij aan dat een aankomst in Oudenaarde sportief minstens evenwaardig is met een finale over de Muur van Geraardsbergen. De verhuizing zou echter wel toelaten de economische doelstelling beter te realiseren. Het organiseren van wielerwedstrijden is zelden winstgevend. Er wordt aangenomen dat enkel ASO dankzij de Ronde van Frankrijk en Parijs-Roubaix een positieve balans kan voorleggen. De organiserende krant verkocht de Ronde van Vlaanderen niet voor niets enkele jaren geleden door aan Flanders Classics.

Ondanks de enorme financiële kater zal het door het winterweer (eenmalig) afgelasten van Nokere Koerse en Kuurne-Brussel-Kuurne die wedstrijden wellicht niet definitief van de wielerkalender doen verdwijnen. Maar internationaal is het overleven van wielerwedstrijden wel een ernstig probleem. Het lijstje van afgelaste of ingekorte wedstrijden de afgelopen twee jaar oogt indrukwekkend, met onder meer de Ronde van Murcia, de Ronde van de Astu-
rias, de Ronde van Madrid, Parijs-Corrèze, de Ronde van de Apennijnen, de Ronde van Friuli, Parijs-Roubaix voor beloften, de Ronde van de Algarve.

Wedstrijdorganisatoren kampen vooral met een gebrek aan sponsorgelden en andere inkomsten en stijgende organisatiekosten. Het is dan ook logisch dat ze hun parcours zo veel mogelijk aan die uitdagingen proberen aan te passen. Het gebruik van lussen is een deel van de oplossing. Aan de inkomstenzijde verhoogt het de belevingswaarde voor de toeschouwers. Het levert hogere vipinkomsten op en laat op termijn een milde vorm van ticketing toe. Bij de uitgaven dalen de logistieke kosten. Of de wielerfan het nu wil of niet, meer lokale lussen in het parcours opnemen maakt deel uit van het toekomstige businessmodel in het wielrennen.

Daarnaast zal het wielrennen ook steeds meer naar plaatsen trekken met een promotionele meerwaarde. Weinig sporten bieden zoveel mogelijkheden voor city- en regiomarketing als het wielrennen. Wie dit jaar tijdens Gent-Wevelgem de doortocht in Ieper zag, begrijpt dat hier nog opportuniteiten liggen. Gent-Wevelgem krijgt volgend jaar als ondertitel ‘Flanders Fields Classic’ mee. Wordt daarmee een eerste steen gelegd voor een vernieuwde Gent-Wevelgem over pakweg een jaar of drie? Een aankomst in Ieper na meerdere lussen rond de Kemmelberg lijkt commercieel in elk geval interessanter dan een aankomst in Wevelgem.

Er zijn ook de sportieve doelstellingen. Het parcours mag dan een rol spelen, de sportieve ontwikkelingen in een wielerwedstrijd zijn het gevolg van een heleboel andere factoren, en nog altijd bepalen hoofdzakelijk de renners en de ploegen het wedstrijdverloop. We kunnen niet naast de huidige trend kijken: wielerploegen proberen wedstrijden zo gecontroleerd mogelijk te rijden. Kopmannen sparen hun krachten en worden perfect afgezet op de plaats waar hun ene moment van machtsontplooiing komt.

Kleinere ploegen

Advertentie

Zo valt het op dat de finales steeds korter worden, niet alleen in de Ronde van Vlaanderen maar ook in enkele andere topklassiekers. In Luik-Bastenaken-Luik is de Ardense heuvel La Redoute lang niet meer het breekpunt in de wedstrijd. Iets gelijkaardigs doet zich voor in de rondewedstrijden. Zware cols op het einde van een rit worden in een strak tempo beklommen en pas op een handvol kilometers van de top gaan de kopmannen voluit, zoals Team Sky met Bradley Wiggins vorig jaar angstwekkend perfect demonstreerde in de Tour. Die evolutie verarmt het sportieve spektakel, maar valt te begrijpen in het huidige wielrennen. Ze is, onder andere, ook een gevolg van de niet aflatende dopingjacht. Renners hebben nog maar weinig ‘cartouches’, en dus sparen ze die op tot het einde van de wedstrijd.

Daarnaast geeft ook het gebruik van oortjes in sterke ploegen met één absolute kopman een meer stereotiep wedstrijdverloop. Het vrijgeven van doping is geen optie, dus moet het aanpassen van de spelregels overwogen worden. Nu mogen ploegen in klassiekers met acht renners starten, in grote rondes zelfs met negen. Eerder nog dan het afschaffen van de oortjes lijkt vooral het streven naar kleinere ploegen van bijvoorbeeld zes renners de beste kans te bieden op interessantere wedstrijden. Een positief neveneffect is dat een kleiner deelnemersveld de wedstrijd ook veiliger maakt.

De vraag naar een terugkeer van de Ronde van Vlaanderen naar Meerbeke op louter sportieve gronden is te eenzijdig. Wielerwedstrijden economisch gezonder maken kan wel degelijk via het gebruik van lussen en promotioneel interessante aankomstplaatsen. Die vernieuwing onderuit halen op basis van een wedstrijdverloop dat parallel loopt met een globale evolutie in het wielrennen, is al te gemakkelijk.

Advertentie

In het nieuws

Alle artikels meer
Staatsbonbeleggers keren niet terug naar spaarboekje
Het gros van de 22 miljard euro die in de fiscaal voordelige staatsbon werd geïnvesteerd, is niet meer teruggekeerd naar de spaarboekjes, maar vloeide naar alternatieve beleggingen zoals termijnrekeningen en kasbons. Daarmee heeft de staatsbon de Belgische spaarmarkt grondig hertekend.
Gesponsorde inhoud