Advertentie

Bhaalu zou moeten weten dat een pot honing nooit gratis kan zijn

Het televisieplatform Bhaalu teert op de inspanningen van anderen, zoals de creatieve en producerende media-spelers. Snoepen zonder rekenschap te geven kan niet. ‘There is no such thing as a free pot of honey’. Of moet de overheid misschien uiteindelijk op een perverse manier met subsidies aan noodlijdende omroepen en producenten het businessmodel van Bhaalu financieren?

Door Caroline Pauwels, hoogleraar media, verbonden aan iMinds-SMIT en de Vrije Universiteit Brussel

 

Advertentie

‘Ik ben Baloe, de bruine beer,

Baloe de dikke bruine beer.

Ik vind het berenleven niet zo kwaad.

Want heus zo'n dikke bruine beer,

die weet wel waar het honingpotje staat.’

                          (uit Disney's Junglebook)

Advertentie


De Vlaamse omroepen klagen Bhaalu aan. Zij weten zich hierin gesteund door een aantal buitenlandse voorbeelden waarbij Bhaalu en vergelijkbare dienstenverleners in eerste instantie veroordeeld werden. Bhaalu is één van de zovele uitingen dat de audiovisuele distributie en bijgevolg ook consumptie morgen anders worden. Bhaalu dient zich immers aan als een soort videorecorder die in de cloud alles opneemt dat op uw tv wordt uitgezonden. De naam van de dienst doet denken aan bovenstaand liedje uit Disney’s Junglebook.

Toeval bestaat niet, want laat ‘jungle’ nu net vrij accuraat vatten wat de mediasector vandaag is. Met nieuwe spelers die op het eerste zicht vrij aantrekkelijk de oude garde uitdagen. Een mediasector in transitie dus, waar nieuwe vrijheden gecreëerd en genomen worden. Een periode van mooi ondernemerschap en schitterende bedrijfsopportuniteiten. Een wereld waar de televisieconsument mogelijks bij wint, maar voorlopig evenzeer een wereld met een gebrek aan regels, kader en structuur. En een waar we toch ook vragen moeten stellen bij de duurzaamheid van het gehanteerde model.

Verwend

Laat ons immers even stilstaan bij de essentie van de Bhaalu-dienst: het gaat om programma’s die met een ongelooflijk gebruiksgemak verspreid worden. Absoluut aanlokkelijk, maar je kan je evenzeer afvragen hoe lang er nog programma’s te verspreiden zullen zijn.

Nog nooit is de Vlaamse kijker zo verwend geweest als het op inhoud aankomt. De laatste jaren is de kwaliteit van Vlaamse fictie, zowel tv als film, toegenomen. Om vele redenen en dankzij de gecombineerde en continue inspanningen van heel veel spelers, privé én publieke. De Vlaamse kijker drukt zijn voldoening uit door massaal af te stemmen op Vlaamse fictie: series als De Ronde, Van Vlees en bloed of Clan scoorden rond of boven het miljoen kijkers, op hun hoogtepunt zelfs rond de 2 miljoen.

Ook de Vlaamse film haalt de grootste marktaandelen ooit. Daar waar de Vlaamse film pakweg een tiental jaren geleden nog onder het 10 procent marktaandeel zat, haalt de Vlaamse film op de eigen markt nu aandelen rond de 20 procent. Het gaat daarbij de Deense toer op, met fictie die het niet alleen op de eigen markt goed doet, maar gaandeweg ook de internationale markten binnendringt. Maar dit succes komt met een prijs, en iemand moet voor die prijs van kwaliteit opdraaien.

Een Vlaamse serie van topkwaliteit kost snel 250.000 tot 500.000 euro per aflevering. Ondanks dit prijskaartje wordt eigen, kwalitatieve fictie financieel mogelijk gemaakt door subsidies vanuit de overheid en omdat privéfinanciers, producenten, omroepen en andere intermediairen keer op keer een helse tocht ondernemen om geld uit de markt op te halen. En daar wringt het schoentje.

Teren

Diensten als Bhaalu teren immers op de inspanningen van anderen, in eerste instantie de creatieve en producerende media-spelers. Bhaalu weet dus maar al te goed waar het honingpotje staat, maar beperkt zich in lijn met zijn personage tot het snoepen zonder rekenschap te geven aan diegenen die al dat lekkers geproduceerd hebben.

En in eerste instantie worden ook wij, de gebruikers van een dergelijke dienst, er beter van. Maar wanneer door het droogleggen van de financieringsstromen naar creatievelingen, producenten en zenders de honing uiteindelijk op is, zal de Vlaamse kijker de gevolgen van deze rumble in the jungle toch met lede ogen moeten aanzien.

De vraag naar de haalbaarheid van de financiering op lange termijn van de Vlaamse fictie dient dus gesteld. Kijkers, en zeker de aanbieders van nieuwe diensten, moeten beseffen dat kwalitatieve fictie geld kost, veel geld. En dit nog meer op een kleine markt als de Vlaamse, waar het geïnvesteerde geld sowieso al een stuk trager terugverdiend wordt.

Als de financiële basis van omroepen en producenten krimpt, is het ten slotte de vraag of de overheid de verliezen die zij lijden kan blijven ophoesten met bijkomende subsidies. En eigenlijk op deze manier het businessmodel van diensten als Baahlu gaat financieren. Zoals gezegd, herhaald en bewezen, maar blijkbaar nog steeds niet volledig begrepen: ‘there is no such thing as a free pot of honey’.

Advertentie
Gesponsorde inhoud