Actieve terughoudendheid
De experts in het schaduwkabinet van De Tijd fileren de Belgische politiek, blikken vooruit naar 2014 en geven hun advies over wat moet veranderen na de verkiezingen van 25 mei. De schaduwminister van Onderwijs start de reeks.
Door André Oosterlinck, voorzitter van de Associatie KU Leuven
Wie na de verkiezingen van 25 mei 2014 minister van Onderwijs wordt, wacht een eenvoudige taak. Zij of hij krijgt immers het beheer toevertrouwd over een sector die het goed doet. Er zijn zeker ook pijnpunten. Onze nieuwe minister kan er gerust in zijn: grootscheepse structuurwijzigingen en systeemheroriëntaties zijn niet nodig. Terughoudendheid is dan ook de juiste basisattitude voor onze aanstaande excellentie.
Bedachtzaam optreden houdt voor onze minister in spe echter niet in dat wij van haar of hem passiviteit verwachten. Er zijn wel degelijk reële, vaak chronische kwesties die aandacht vragen. Zo is er een opwaardering nodig van het technisch- en het beroepsonderwijs en van de zwakke richtingen in het ASO. De overgang van het secundair naar het hoger onderwijs blijft problematisch, met alle gevolgen vandien op psychologisch, financieel en familiaal vlak. Verfijnde, niet-discriminerende en op valide tests gebaseerde oriënteringsadviezen kunnen soelaas brengen, onwrikbare uitsluitingstests zeker niet.
Uiteraard moeten zoveel mogelijk jongeren zo goed mogelijk onderwijs op alle niveaus kunnen krijgen, maar een voortdurende verbreding van de basis mag niet leiden tot een veronachtzaming van de top. Scholen moeten zich kunnen concentreren op hun kerntaak: kennis en vorming aanreiken. Zij dienen niet verantwoordelijk te zijn voor alle mogelijke problemen (zoals onlangs de Roma- kinderen). Het is aan de ouders om de globale opvoeding te verstrekken.
Excellentie moet een doel zijn, geen toevallig randresultaat. Dat kan best kan bereikt worden door een op excellentie gebaseerde financiering.
Wij verwachten van onze excellentie ook een goed besef van het belang van de diverse actoren in het onderwijs. De allerbelangrijkste zijn de leraar en de professor. Er bestaat een rechtstreeks verband tussen de kwaliteit van leraren en de kwaliteit van het onderwijs. Er is dus alle reden voor onze toekomstige minister om daarin te investeren, om instroom van topkwaliteit in het lerarenkorps te bevorderen en om ontmoediging en uitstroom van topleraren te voorkomen. Goede leraren beseffen het belang van soepele en valoriseerbare bijscholingsmogelijkheden: geef hen die, individualiseerbaar en toegespitst op de leerinhoud en op nieuwe leervormen. Coaching en mentoring van nieuwe leraren kan positief werken. Erkenning blijkt ook uit een betere inschakeling van leraren in het schoolbestuur.
Uiteraard bestaan de meeste van die suggesties al, maar ruimte voor optimalisering is niet moeilijk te vinden. Wat men van het recente PISA-rapport ook mag vinden, het is duidelijk dat landen met een goede score steevast ook hoog scoren op de ranking van leraargerichte investeringen. Dat betekent natuurlijk ook dat de lerarenopleiding voelbare aandacht moet krijgen. De aantrekkingskracht van het beroep van leraar moet worden vergroot. Daardoor zal de lerarenopleiding ook betere studenten aantrekken. Misschien kan Singapore op dat vlak inspireren: daar komt alleen het hoogste derde van de studenten in aanmerking voor een lerarenopleiding.
Wat de inhoud van de leerprogramma’s betreft, raden wij onze nieuwe minister aan het beste van twee werelden te combineren. Enerzijds moeten vaste waarden uit het programma - concreet denken we aan de taalcomponent - een minder eenzijdig op het utilitaire gerichte plaats krijgen. Anderzijds moet er duidelijk meer aandacht komen voor wis- en natuurkunde en voor technologische vakken (en dat op een voldoende hoog niveau), financieel inzicht en zinvolle informatica. De altijd nog veel te schaars bevolkte wetenschaps- en ingenieurs- opleidingen kunnen door een betere basis in het middelbaar hopelijk eindelijk van een ruimere instroom genieten.
Onze toekomstige minister zal natuurlijk ook oog hebben voor wie het gezag uitoefent. In de klas is dat de leraar, in de school de directie, aan de universiteit de prof en de academische bestuursorganen. Advies van belangengroepen en ouderverenigingen is welkom, gezagsvervangende ambities niet.
Wie het ook wordt: wij wensen ons onderwijs na 25 mei 2014 een wijze, nuchtere, tot overleg bereide minister toe, actief … waar nodig.
Meest gelezen
- 1 Oost-Vlaming casht tientallen miljoenen op software voor 'next big thing' in bouw
- 2 Braziliaanse BYD-fabriek dicht wegens slavernij
- 3 Aflopende Oekraïens-Russische deal verhoogt druk op Europese gasprijzen
- 4 Karl Huts wordt CEO van afvalverwerker Indaver
- 5 Trump wil Groenland en Panamakanaal inlijven: een grap of doordachte strategie?