opinie

Strafbare hatespeech aanpakken is de logica zelve

Directeur van het gelijkekansencentrum Unia

Het aanpakken van strafbare haatspraak staat hoog op de politieke agenda. Daders moeten daadwerkelijk voor de rechtbank kunnen worden gebracht. Verander daarom artikel 150 van de Grondwet.

Iedereen heeft het recht op de vrijheid van gedachte. Je vindt die vrijheid terug in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De vrijheid van gedachte kan je niet reguleren. Het recht erop is absoluut en mocht je het al willen reguleren, zou het moeilijk zijn.

©BELGA

Advertentie

Ook de vrijheid van meningsuiting is een zeer belangrijk recht. Het is ingeschreven in tal van internationale verdragen en teksten zoals het VN-verdrag over de burgerrechten en politieke rechten of het Europees verdrag voor de rechten van de mens. Ook onze Grondwet garandeert het recht op vrije meningsuiting. Voor wie mocht twijfelen: je mening uiten is zelden strafbaar. Uit de rechtspraak blijkt dat ook schokkende, kwetsende en verontrustende ideeën moeten kunnen.

Onze Grondwet garandeert ook de drukpersvrijheid. Die bepaalt dat de drukpers nooit kan worden gecensureerd. De overheid kan dus nooit op voorhand verbieden een tekst te publiceren.

Haatboodschappen creëren een klimaat waarin woorden kunnen leiden tot daden. Dat toont de actualiteit aan.

Dat wil niet zeggen dat álles zomaar mag. Er zijn grondwettelijke grenzen aan deze vrijheden. Als iemand de drukpers misbruikt om een strafbare mening publiek te verspreiden, kan de tekst na publicatie wel strafbaar zijn. We spreken dan van een drukpersmisdrijf: de dader verspreidt een boodschap via papieren dragers, zoals een krant, tijdschrift of pamflet. Het Hof van Cassatie oordeelde dat een strafbare mening digitaal verspreiden ook een drukpersmisdrijf kan zijn.

De essentie
  • De auteur
  • Els Keytsman is directeur van het gelijkekansencentrum Unia.
  • De kwestie
  • Daders van strafbare haatspraak moeten daadwerkelijk voor de rechter kunnen worden gebracht.
  • Het voorstel
  • Verander artikel 150 van de Grondwet, zodat de correctionele rechtbank bevoegd wordt.

Als woorden daden worden en haat of geweld uitlokken, ondermijn je die fundamentele vrijheid. In de discussie over het drukpersmisdrijf is het belangrijk te weten dat de wetgever het aanzetten tot haat, discriminatie en geweld waarbij uitdrukkelijk de bijzondere intentie bestaat om anderen hiertoe aan te sporen, strafbaar heeft gesteld.

Advertentie

Homo’s van daken gooien

Nu worden niet alle drukpersmisdrijven op dezelfde manier aangepakt. Vandaag vind je in Belgische boekenwinkels het boek ‘De Grote Zonden’. Dat roept op homo’s van de daken te gooien. Het is dus een strafbaar drukpersmisdrijf ingegeven door homofobie: een kwaadwillige oproep tot geweld tegenover mensen op basis van hun seksuele geaardheid. Maar het boek blijft gewoon te koop, en we kunnen er weinig tegen ondernemen.

Dat ligt aan artikel 150 van onze Grondwet. De Grondwetgever besloot in 1831 om zulke feiten door een volksjury te laten beoordelen. Vandaag betekent dat echter dat deze drukpersmisdrijven haast nooit voor een volksjury worden gebracht. De procedure is te duur en te omslachtig voor zulke feiten. De Grondwet aanpassen maakt het wel mogelijk om bepaalde feiten post factum te vervolgen, wat een afschrikkend effect kan hebben.

In pamfletten riep Shara4Belgium op de doodstraf in te voeren voor homo’s. Daarvoor is het niet bestraft. Deze hatelijke geschriften waren wel een drukpersmisdrijf, bedoeld om homoseksuelen te discrimineren. En dus is de correctionele rechter niet bevoegd.

Het boek ‘De Grote Zonden’ is maar één voorbeeld. Velen worden niet verantwoordelijk gesteld voor hun daden. Denk aan de opruiende boodschappen op Facebook om aanhangers van de Gülen-beweging aan te vallen. Aan de islamofobe oproepen tot geweld in gesloten extreemrechtse Facebook-groepen. En aan Sharia4Belgium, dat haatboodschappen verspreidde via internetfilmpjes en ook op papier.

De correctionele rechter kon straffen uitspreken voor het aanzetten tot haat en geweld tegenover niet-moslims en personen wegens hun politieke overtuiging, de Vlaams Belang-politici Filip Dewinter en wijlen Marie-Rose Morel in het bijzonder. Filmpjes zijn immers geen drukpersmisdrijf, want er is geen tekst. In pamfletten riep Shara4Belgium op de doodstraf in te voeren voor homo’s. Daarvoor is het niet bestraft. Deze hatelijke geschriften waren wel een drukpersmisdrijf, bedoeld om homoseksuelen te discrimineren. En dus is de correctionele rechter niet bevoegd.

Niet uit te leggen

Al deze openlijke en doelbewuste oproepen tot haat en geweld tegenover personen of groepen op basis van beschermde persoonskenmerken zijn dus strafbaar maar worden niet vervolgd, wegens de huidige afspraken in de Grondwet. Terwijl voor drukpersmisdrijven ingegeven door racisme of vreemdelingenhaat wel al was beslist om ze niet voor het Hof van Assisen, maar voor de correctionele rechtbank te brengen.

Voor de slachtoffers is dat onderscheid onbegrijpelijk en valt het niet uit te leggen. Unia weet uit de meldingen van slachtoffers die online of offline haatberichten ontvangen dat de impact ervan op hun welzijn en veiligheid enorm is. Haatboodschappen creëren bovendien een klimaat waarin woorden kunnen leiden tot daden. Dat toont de actualiteit aan.

De wetgever stelde terecht dat zo’n gedrag moet worden bestraft. Het is belangrijk daders daadwerkelijk voor de rechtbank te kunnen brengen. Dat kan door artikel 150 van de Grondwet te veranderen. We vragen aan de wetgever om dat te doen. De straffeloosheid is niet langer te verantwoorden.

Els Keytsman

Directeur van het gelijkekansencentrum Unia

Advertentie
Gesponsorde inhoud