opinie

Schijnzelfstandigheid architecten symptoom van bredere malaise

Ontwikkelaar en gastprofessor KU Leuven

De jongste generatie architecten lijkt de lage erelonen en massale schijnzelfstandigheid in de sector terecht niet meer te pikken. Ook de beroepsverenigingen beseffen dat verandering nodig is. Toch worden de slotgrachten rond het beroep verder uitgediept, schrijft projectontwikkelaar Lorenzo Van Tornhaut.

Het rommelt in de architectuursector. Geregeld getuigen jonge architecten over de slechte omstandigheden waarin ze werken. Ze stellen vooral de lage lonen en het statuut van zelfstandige aan de kaak.

Rond dat oud zeer dansen de Orde van Architecten en de beroepsorganisaties al decennia heen. In een conservatieve sector als de architectuur wordt dat vraagstuk gezien als eigen aan het beroep, waar geld verdienen nog vaak gecatalogeerd wordt als iets vies. Zeker stagiairs, die volgens hun stagemeesters nog alles moeten leren, hebben zich te schikken naar een startloon van 14,16 euro per uur als zelfstandige. Dat is de richtinggevende standaard van de Orde. Een groot deel van de beginnende stagiairs duikt daar ruim onder, vooral bij gelauwerde kantoren.

Advertentie
De auteur

Lorenzo Van Tornhaut is projectontwikkelaar en gastprofessor aan de faculteit architectuur van de KU Leuven. 

De kwestie

Het wettelijk kader waarin architecten werken, is sinds 1925 amper veranderd. Samen met een prijsbewust cliënteel leidt dat tot lage lonen bij starters in de sector en schijnzelfstandigheid.

De conclusie

De beroepsverenigingen en beleidsmakers moeten afstappen van hun conservatieve reflex. Architecten moeten meer ruimte krijgen om te innoveren, zich te associëren en zich te specialiseren.

Advertentie

De jongste generatie architecten lijkt de lage erelonen en massale schijnzelfstandigheid terecht niet meer te pikken en wil meer gehoor krijgen door met haar verhaal naar de pers te stappen of campagnes te lanceren op sociale media. De Orde en de beroepsorganisaties gaan schoorvoetend met de initiatiefnemers rond de tafel zitten, maar hun belangen blijken moeilijk verzoenbaar. Een wetsvoorstel van Kamerlid Anja Vanrobaeys (Vooruit) dat de schijnzelfstandigheid van architectuurwerkers wil aanpakken heeft de tegenstellingen eerder dit jaar verder op scherp gezet.

Op zoek naar zichzelf

De discussie komt niet uit de lucht gevallen. Zoals zoveel vrije beroepen worstelt de architectuursector met het evenwicht tussen zijn wettelijk toebedeelde en uitdijende takenpakket en een cliënteel dat de beste prijs wil. Deontologie, onafhankelijkheid en technische kennis staan onder druk door een concurrentiële strijd waarbij sommige architecten graag de kantjes ervan af lopen en veel bouwheren niet elke wettelijke taak waarvoor de architect aansprakelijk is, wil betalen. Daar komt bij dat ook deze beroepssector kreunt onder lange vergunningstrajecten, lastige buren en overregulering door de overheid. Sommigen vragen zich daardoor luidop af of ze voor de bouwheer dan wel de overheid werken.

Het kader dat architecten een wettelijk monopolie en ruime aansprakelijkheid geeft, is sinds 1925 amper gewijzigd. De bouwsector is in die honderd jaar wel fundamenteel veranderd.

Maar dat alles rechtvaardigt niet de benepen situatie van veel stagiairs en architect-medewerkers. Die is het symptoom van een sector die op zoek is naar zichzelf. Het kader waarmee de sector een wettelijk monopolie en ruime aansprakelijkheid kreeg, is sinds 1925 amper gewijzigd. Het is bovendien veel uitgebreider dan in de rest van Europa, met Luxemburg als uitzondering. De bouwsector is in die honderd jaar wel fundamenteel veranderd.

Terwijl de architect honderd jaar geleden als bouwmeester ongeschoolde arbeiders instructies kon geven en alle berekeningen zelf uitvoerde, is die vandaag maar een schakel in een ketting van veel hoogopgeleide en gespecialiseerde beroepen. De rol als eindverantwoordelijke en homo universalis is al heel wat jaren niet meer bij te benen.

Advertentie

Hoewel het monopolie gestoeld is op de unieke opleiding die architecten krijgen, zijn de opleidingen aan de hogescholen en universiteiten amper gericht op de praktijk. Dat blijkt ook telkens bij bevragingen van zowel stagiairs als stagemeesters. Vandaar dat veel kantoren de lage erelonen en onzekere sociale kaders van hun medewerkers verantwoord vinden: ze moeten namelijk nog ‘opgeleid’ worden. Maar een opleiding zonder leerplan, amper opvolging vanuit de Orde en geen eindexamen of -proef is die naam niet waardig. Je kan de vraag stellen waarom de diplomavereiste ‘architectuur’ nog bestaat als de academische opleidingen de praktijk negeren en je alles tijdens de stage leert en waarom pakweg een ingenieur bouwkunde uitgesloten wordt.

De Orde en beroepsverenigingen beseffen al langer dat het zo niet verder kan. Hervormingen van de stage en zelfs de architectenwet worden al decennia besproken. Onlangs zijn enkele goede initiatieven genomen, maar telkens overwint de conservatieve reflex waarbij men de ruime verantwoordelijkheid en brede rol van architecten alsnog wil behouden en afschermen tegenover externen (aannemers, studiebureaus, bouwheren).

In de plaats van architecten meer ruimte te geven om te innoveren, zich te associëren en zich te specialiseren worden de slotgrachten uit schrik verder uitgediept. Men mag dan wel in het verdomhoekje zitten, maar het is hún hoekje. En daar betalen ook de jonge medewerkers de prijs voor.

Advertentie
Advertentie

In het nieuws

Alle artikels meer
Karl Huts neemt de fakkel over van Paul De Bruycker.
Karl Huts wordt CEO van afvalverwerker Indaver
Karl Huts, een van de zonen van ondernemer Fernand Huts, neemt de rol van CEO bij afvalverwerker Indaver over van Paul De Bruycker. Indaver is eigendom van Katoen Natie, het bedrijf van de familie Huts.
Gesponsorde inhoud