opinie

Overheidsschuld schreeuwt om langetermijndenken

Zonder inspanningen doen een te hoog tekort, de vergrijzingsfactuur en de stijgende rente onze overheidsschuld ontploffen. Die enigszins op de rails houden vergt een budgettaire inspanning van 45 miljard. Dat staat in schril contrast met de eindeloze stroom politieke ballonnetjes van hogere uitkeringen, extra uitgaven en permanente belastingverlagingen.

Er zijn belangrijker zaken in oorlogstijden, maar toch: de toestand van onze overheidsfinanciën is ernstig. In de aanloop naar de federale begrotingsopmaak kan daar weinig discussie over zijn. Volgens de recentste ramingen van het Planbureau zou het totale Belgische begrotingstekort dit jaar uitkomen op 5,4 procent van het bruto binnenlands product (bbp), of een dikke 31 miljard euro. De totale overheidsschuld blijft allicht net boven 100 procent van het bbp hangen. Dat komt overeen met zo’n 580 miljard euro.

Het is weinig waarschijnlijk dat deze federale regering nog wezenlijk verbetering in de overheidsfinanciën brengt.

Advertentie

Het is weinig waarschijnlijk dat deze federale regering daar nog wezenlijk verbetering in brengt. Het vragenlijstje voor extra uitgaven is lang, en de appetijt voor budgettaire inspanningen of structurele hervormingen lijkt bijna onbestaande. Met de verkiezingen in zicht zal dat bij de begrotingsopmaak volgend jaar niet beter zijn. Weinigen lijken zich bewust van de ernst van de budgettaire uitdaging.

De essentie
  • De auteurs
    Hans Bevers is de hoofdeconoom van Degroof Petercam, Bart Van Craeynest die van Voka.
  • De kwestie
    Zonder inspanningen doet de combinatie van een te hoog tekort, de vergrijzingsfactuur en de stijgende rente onze overheidsschuld ontploffen. Om ze enigszins op de rails te houden is een budgettaire inspanning van 45 miljard euro nodig.
  • De conclusie
    Die immense taak staat in schril contrast met de eindeloze stroom politieke ballonnetjes van hogere uitkeringen, extra uitgaven en permanente belastingverlagingen.

Dat de veroudering van de bevolking via extra uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg onze overheidsfinanciën onder druk zou zet, weten we al lang. Maar helaas hebben we ons daar nooit goed op voorbereid. Ook de pensioenhervorming van deze regering is op dat vlak een slag in het water. Volgens de recentste ramingen, gebaseerd op vrij optimistische hypothesen, zullen tegen 2050 de jaarlijkse sociale overheidsuitgaven 4,1 procent van het bbp hoger liggen dan vandaag. Dat komt overeen met een jaarlijkse extra factuur van 23 miljard in euro’s van vandaag.

Historische kentering

Daarnaast stijgt de rente. De rente op Belgische overheidsobligaties met een looptijd van tien jaar klom van -0,4 procent begin 2021 naar 2,8 procent vandaag. Door de lange looptijden van onze overheidsschuld sijpelt die stijging van de marktrente pas met vertraging door in de rentelasten van de overheid. Na decennia van dalende rentelasten, wat jaarlijks een makkelijke budgettaire oefening opleverde, zullen die lasten de komende jaren geleidelijk weer oplopen.

Als we niets doen, is onze budgettaire situatie onhoudbaar. Het grote tekort, de toenemende vergrijzingsfactuur en de stijgende rentelasten doen onze overheidsfinanciën snel ontsporen. Als we het tekort niet aanpakken en geen extra inspanningen doen om de vergrijzingsfactuur op te vangen, klimt onze overheidsschuld tegen 2040 naar 200 procent van het bbp, en tegen 2070 naar bijna 400 procent. Dat is een simulatie. In realiteit komen we sneller in een financiële crisis terecht, waardoor we moeten ingrijpen.

Advertentie

Zelfs als we erin slagen de vergrijzingsfactuur op te vangen in het bestaande budget, zijn onze overheidsfinanciën nog onhoudbaar. De vergrijzingsfactuur opvangen, betekent een inspanning van 4,1 procent van het bbp tegen 2050. In zo’n scenario zouden het hoge huidige tekort en de stijgende rente onze overheidsschuld naar 150 procent van het bbp duwen tegen 2050, en naar 230 procent tegen 2070.

Rente

We blijven erg afhankelijk van wat met de rente gebeurt. In een scenario waarbij de rente op de overheidsschuld niet stabiliseert op 2,5 procent, maar terugkeert naar het gemiddelde van de voorbije twintig jaar (3,5%), klimt de overheidsschuld op termijn ruim boven 300 procent van het bbp. Dat illustreert de kwetsbaarheid van onze overheidsfinanciën voor de renteontwikkelingen en onderstreept het belang van buffers tegen zulke scenario’s.

Tijdelijke extra uitgaven verzwaren de overheidsfinanciën op lange termijn niet. Maar hun huidige toestand laat geen ruimte voor structurele uitgavenverhogingen of lastenverlagingen.

Als we onze overheidsschuld onder controle willen houden, moeten we de vergrijzingsfactuur opvangen en tegelijkertijd het primaire begrotingsevenwicht (het begrotingssaldo zonder de rentelasten) herstellen. In zo’n scenario blijft de overheidsschuld de komende decennia rond 100 procent van het bbp hangen. Dat vereist wel een budgettaire inspanning van 8 procent van het bbp, of zo’n 45 miljard in euro’s van vandaag.

De inspanning om onze overheidsfinanciën weer op de rails te krijgen, staat in schril contrast met de eindeloze stroom van politieke ballonnetjes van hogere uitkeringen, extra uitgaven en permanente belastingverlagingen. In crisisperiodes is er altijd nog ruimte voor tijdelijke en gerichte steunmaatregelen. Tijdelijke extra uitgaven verzwaren de overheidsfinanciën op lange termijn niet. Maar de huidige toestand van onze overheidsfinanciën biedt geen ruimte voor structurele uitgavenverhogingen of lastenverlagingen. Integendeel, de komende decennia zullen enorme structurele inspanningen nodig zijn. Hoe sneller we die pijnlijke realiteit erkennen, hoe beter we de inspanningen kunnen spreiden.

Advertentie
Gesponsorde inhoud