Meer open ruimte bereik je niet met minder regels, maar met duidelijke keuzes
Het Vlaams regeerakkoord pleit tegelijk voor meer open ruimte en voor meer ruimte voor wonen, bedrijven en wegen. En voor minder regels. Hoe gaan we die klus klaren?
Het Vlaams regeerakkoord is begerig. De ambities zijn: bijna een half miljoen extra woningen, meer ruimte voor bedrijven, meer ruimte voor weginfrastructuur. Tegelijk is het volgens de tekst duidelijk dat we de open ruimte nodig hebben voor landbouw, natuur en bos en dat we meer plaats moeten geven aan water, niet op zijn minst in de riviervalleien.
- De auteur
Mieke Nolf is stafmedewerker bij de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP).
- De kwestie
Het Vlaams regeerakkoord pleit tegelijk voor meer open ruimte en voor meer plaats voor wonen, bedrijven en wegen. En voor minder regels en een soepeler vergunningenbeleid.
- De conclusie
Ruimtelijke planning, met duidelijke keuzes en een sterke juridische vertaling, levert meer rechtszekerheid en meer open ruimte op dan het schrappen van regels.
Kortom: extra ruimte voor ongeveer alles en iedereen. Uit een recent rapport van het Departement Omgeving blijkt evenwel dat onder de vorige regering liefst 75 procent van het totale bruto bijkomend ruimtebeslag tot 2022 er kwam op locaties die niet overeenstemmen met de principes van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
De vraag is dus: hoe gaan we, na 60 jaar ongebreidelde groei en aantasting van de open ruimte, die moeilijke klus klaren? Met minder regels, aldus het regeerakkoord, en met een overheid die meer ‘klantgericht werkt ter bevordering van groei en welvaart’, met ‘realiteitszin in het beleid’.
Herbestemmen
Vooral het vergunningenniveau wordt als hefboom gezien: door vlotter vergunningen toe te laten voor woningen en industrie op ‘goed gelegen locaties’ (lokale overheden definiëren dat zelf), voorkomen we dat gebouwd wordt in de open ruimte, lijkt de logische redenering.
Daarbij vergeet men dat in die open ruimte nog altijd te veel gronden rood - bestemd voor wonen - en paars - bestemd voor bedrijven - gekleurd zijn. En dat het in het beste geval lastig is voor lokale besturen om vergunningsaanvragen te blijven weigeren. In het andere geval vindt het lokaal bestuur dat bouwen op autoafhankelijke locaties nog altijd getuigt van ‘de bevordering van groei en welvaart’ en ‘realiteitszin in het beleid’.
Herbestemmen is wat we moeten doen, maar de tekst blijft helaas warm en koud blazen over de planschaderegeling met abnormaal hoge bedragen, waardoor lokale besturen de eigenaars van herbestemde gronden moeten vergoeden tegen de huidige marktwaarde. Bovendien staat het lokale besturen volledig vrij of ze een beleid voeren dat de openruimtefuncties - landbouw en natuur - beschermen of niet. De Vlaamse overheid geeft ze alle vertrouwen, los van de vraag of ze een onderzoek voeren naar de reële woonbehoefte of dat een verdichtingsvisie werd opgemaakt. Het voordeel van een dergelijke visie is dat ze richting geeft over bouwmogelijkheden in de verschillende zones nog voor de grond verkocht wordt. Dat voorkomt onder meer dat ontwikkelaars te veel betalen voor gronden als ze uitgaan van maximale volumes en wooneenheden.
Robuuste regelgeving
De bouwsector vraagt al lang een ‘soepeler regelgeving’. En het klopt dat (vooral de rijkere) gemeenten in de stadsrand liever in de laagte dan in de hoogte bouwen en de uitbouw van een openbaarvervoersnetwerk eerder tegenhouden dan versterken. Het klopt ook dat steden verdichtingsambities moeten afzwakken door het advies van de brandweer, de wetgeving over milieueffectenrapporten, omdat voorschriften verouderd zijn of omdat hun verdichtingsvisies juridisch niet sterk genoeg zijn.
Lokale besturen beconcurreren elkaar nog te vaak voor woningen en bedrijven. We moeten durven te bepalen waar die het best komen en waar niet, en dat gebeurt niet als lokale besturen alleen naar hun grondgebied kijken.
Maar dat neemt niet weg dat net regelgeving, als uitvoering van een ambitieuze visie, het instrument zou moeten zijn om onze leefomgevingen aantrekkelijk, gezond en klimaatadaptief te maken, zodat we met zijn allen in die kernen willen wonen. Dat zal immers niet het geval zijn als we in onze kernen stomweg appartementsblokken bouwen waar de winst gemaximaliseerd wordt en het autobezit als evident wordt beschouwd.
We hebben robuuste regelgeving nodig die gestoeld is op een visie op het grondgebied en op de verschillende deelruimtes, vanuit een regionaal kader. Lokale besturen beconcurreren elkaar nog te vaak voor woningen en bedrijven. We moeten durven te bepalen waar die het best komen en waar niet, en dat gebeurt niet als lokale besturen alleen naar hun grondgebied kijken. Daarom zijn afspraken met de buren essentieel.
Dat soort slimme regelgeving heet al jaar en dag ‘ruimtelijke planning’. Geen softe planning met vage beloftes, maar harde planning met duidelijke keuzes en een sterke juridische vertaling. Lokale besturen die daarvoor terugdeinzen, moet de Vlaamse overheid activeren om dat planningsproces alsnog op te starten, in afstemming met de buurgemeenten. Meer nog dan het schrappen van regels zal dat de bouwsector en de burger rechtszekerheid bezorgen en tegelijk tegemoetkomen aan de immense ruimtelijke uitdagingen waarvoor we staan.
Meest gelezen
- 1 Roerende voorheffing brengt een derde meer op door vlucht naar obligaties en termijnrekeningen
- 2 11 lonende tips voor uw portemonnee in 2025
- 3 Jimmy Carter (1924-2024), de pindaboer die niet kon oogsten
- 4 Federale formatie: Arizona-partijen mikken op regering tegen eind januari
- 5 Als er eind januari geen regering is, kapt De Wever ermee