Aan ons onderwijs valt best nog wat te redden
Voor wiskunde en wetenschappen gaan onze leerlingen er pijlsnel op achteruit, blijkt uit het TIMSS-onderzoek. Alles terugschroeven naar hoe het in het verleden was, lijkt evenwel niet wenselijk. Het TIMSS-consortium legt uit aan welke knoppen we wel kunnen draaien.
De TIMSS-resultaten laten een somber beeld zien. Voor wiskunde en wetenschappen (vierde leerjaar) gaan we er pijlsnel op achteruit. Een veelgehoorde kritiek op internationale vergelijkende onderzoeken is dat je landen niet met elkaar moet vergelijken, maar met zichzelf. Welnu, ook tegenover onszelf gaan we erop achteruit.
Maar wiskunde en wetenschappen zeggen toch niet alles? We kunnen inderdaad nog andere belangrijke zaken meten. Toch zijn deze prestaties zeer relevant. Wiskundeprestaties zijn sterk voorspellend voor redeneervaardigheden en andere executieve functies die je later nodig hebt. Niet alleen voor wie hogere studies wil aanvangen, maar ook om goed te kunnen functioneren in de maatschappij.
- De auteurs
Haydée De Loof (KdG) namens het consortium achter het internationale TIMSS-onderzoek in Vlaanderen, waarvan ook Peter Van Petegem, Sven De Maeyer en Dries Verhelst (allen UAntwerpen) deel uitmaken. - De kwestie
Voor wiskunde en wetenschappen gaan onze leerlingen er pijlsnel op achteruit. - De conclusie
Alles terugschroeven naar hoe het in het verleden was, is niet wenselijk. Wel een goed idee zijn kleinere klasgroepen bij de allerjongsten, meer aandacht voor drillen en memoriseren, en hoge verwachtingen stellen aan de leerlingen.
In plaats van te discussiëren over de waarde van de toetsen, onderzoeken we beter hoe het komt dat de resultaten zo teruglopen. Met het vingertje wijzen naar dé schuldige is te makkelijk. Meerdere zaken zijn veranderd. Alles terugschroeven naar hoe het in het verleden was, lijkt niet wenselijk. Aan welke knoppen kunnen we dan wel draaien?
Diverser publiek
De leerlingen die de TIMSS-toetsen hebben afgelegd, zijn niet plotseling op de sukkel geraakt. Om met een goede cognitieve rugzak in het vierde leerjaar te zitten, moeten de jaren ervoor de nodige voorbereidingen getroffen worden. Dat betekent dat al iets misloopt in het kleuteronderwijs en in de eerste jaren van het lager onderwijs. Nochtans zijn er voor het kleuteronderwijs ontwikkelingsdoelen en in het lager onderwijs minimumdoelen. En gelukkig staat in het merendeel van de gevallen ook een gemotiveerde leerkracht voor de klas om die te realiseren. Maar kunnen ze dat in de praktijk ook waarmaken?
Voor kleuterleerkrachten wordt het almaar moeilijker om effectief tot lesgeven te komen, wordt vaak gezegd. De klassen zijn niet groter dan vroeger, maar leerkrachten moeten rekening houden met een veel diverser publiek. Meer kinderen dan vroeger begrijpen moeilijk Nederlands en het aantal kinderen dat thuis financiële moeilijkheden kent, is met meer dan de helft toegenomen.
Leerkrachten spreken kinderen die moeilijker Nederlands spreken - onbewust - minder frequent aan. Kleinere klasgroepen kunnen dat verhelpen.
Ondanks die demografische evoluties moeten we toch alle kinderen evenveel kans geven om op een intensieve en kwaliteitsvolle manier les te krijgen. Want hoewel alle leerlingen erop achteruitgaan, is de daling voor de kwetsbaarste groep het meest uitgesproken.
Kleinere klasgroepen bij kleuters en de jongste lagereschoolkinderen kunnen een positief effect hebben. We weten dat leerkrachten - vaak onbewust - minder frequent leerlingen aanspreken die moeilijker Nederlands spreken. Kleinere groepen vergroten de kans dat interactie plaatsvindt.
Dat zou ook tegemoetkomen aan de noodkreten vanuit het werkveld. Het is een vicieuze cirkel: moeilijkere omstandigheden in de klas maken het beroep minder aantrekkelijk, wat leidt tot minder gekwalificeerde leerkrachten en nog moeilijkere omstandigheden in de klas... Met gerichte interventies kunnen we dat omkeren.
Verwachtingen stellen
Een andere knop waaraan we kunnen draaien, is die van de verwachtingen die we stellen. Dit is geen pleidooi om de druk bij kinderen te verhogen. Mentale gezondheid is een even belangrijke doelstelling als alle andere. Maar hoge verwachtingen stellen aan leerlingen is niet hetzelfde als druk uitoefenen. Verwachtingen hebben de neiging zichzelf waar te maken. Wat betekent dat voor ons onderwijs? Dat we kinderen op een positieve manier aanmoedigen het beste uit zichzelf te halen.
We hebben een afkeer gekregen van alles wat ruikt naar drillen, memoriseren en reproduceren. Maar dat 'papegaaienwerk' is wel degelijk nodig om over geavanceerdere zaken te kunnen nadenken.
Kinderen moeten de kans krijgen om iets echt onder de knie te krijgen en via succeservaringen een gevoel van competentie te ontwikkelen. Daarvoor moeten we een taboe vanonder het stof halen: het ‘drillen’ of automatiseren. We hebben een afkeer gekregen van alles wat ruikt naar drillen, memoriseren en reproduceren. ‘Ik hoef geen papegaaienwerk, ik wil leerlingen die kunnen nadenken’, zei iemand me ooit. De ongemakkelijke waarheid is dat papegaaienwerk wel degelijk nodig is om over geavanceerdere zaken te kunnen nadenken. Het ene is een voorwaarde voor het andere.
De discussie tussen een leerkrachtgericht en leerlinggericht onderwijs is een non-discussie. Elk heeft zijn waarde in verschillende contexten. Bij beginnende lerenden is het belangrijk veel sturing aan te bieden en te maken dat ze de basis voldoende onder de knie hebben. Bij leerlingen die die basis al beheersen, is het belangrijk ze gemotiveerd te houden door meer te vertrekken vanuit het perspectief van de leerling. Authentieke ervaringen aanbieden is de sleutel tot het blijven prikkelen van de nieuwsgierigheid en het aantonen van de relevantie van de leerstof.
Differentiatie
Beide aanpakken dragen bij tot het welzijn van de leerling, want ze leiden op een andere manier tot een succeservaring. En dat staat niet in contrast met hoge verwachtingen. Bij de ene leerling stel je die door te verwachten dat die de maaltafels vanbuiten kent. Bij een andere leerling door te vragen het gewicht van een voorwerp af te leiden aan de hand van een balans.
Niet alle leerlingen zitten in dezelfde fase van hun kennisontwikkeling. Als leerkracht moet je inzetten op differentiatie: de opdracht aanpassen aan de noden en het niveau van de leerling. Dat vraagt de nodige ondersteuning op het vlak van personeel, bijvoorbeeld extra mensen die intensievere begeleiding van kleinere groepjes mogelijk maken, en op het vlak van infrastructuur, bijvoorbeeld goed uitgeruste lokalen en uitdagende leermaterialen. Vast staat wel dat leerlingen niet gebaat zijn bij een te eenvoudig curriculum en schrik voor het drillen van basiskennis.
Een lichtpuntje in het hele verhaal is dat het nooit te laat is. Er valt best nog wat te redden.
Meest gelezen
- 1 De Tijdcapsule | Onderwijsspecialist Wouter Duyck: 'Halveer de uitkering van wie gezond is en niet wil werken'
- 2 De Wever legt lat half zo laag voor fiscale hervorming
- 3 Familie Vande Vyvere stapt in kapitaal Limburgse fabrikant van radiatoren Jaga
- 4 Nvidia-topman: ‘Zelfrijdende auto’s worden eerste robotica-industrie van duizenden miljarden dollars’
- 5 Belgiës grootste tomatenkweker komt in handen van Nederlandse investeerder