Grootste aandeelhouder Brussels Airport wil andere oorden opzoeken

Volgens de Britse krant The Times wil OTPP, het pensioenfonds van de onderwijzers van de Canadese provincie Ontario, zijn portefeuille van Europese luchthavens van de hand doen om in te spelen op de heropleving van het vliegverkeer in de nasleep van de coronapandemie. De waarde van al die belangen wordt geschat op meer dan 10 miljard pond (12 miljard euro). Naast Brussels Airport gaat het om participaties in drie Engelse luchthavens - London City, Birmingham en Bristol - en in de luchthaven van Kopenhagen in Denemarken. De belangen liggen telkens tussen 25 en 70 procent.

OTPP heeft zijn medeaandeelhouders in de betrokken luchthavens geïnformeerd van zijn voornemen om uit te stappen. Ze hebben een voorkeurrecht van dertig dagen, maar kunnen ook beslissen om hun aandelen te verkopen.

OTPP kocht in 2011 het Australische Macquarie Airports (MAp) uit bij Brussels Airport. Het kreeg zo 39 procent van de Brusselse luchthaven in handen. Twee maanden voor het uitbreken van de coronacrisis deed het al een klein deel van die participatie van de hand. Het Canadese pensioenfonds zou nog 29 procent van de aandelen bezitten, maar 39 procent van de stemrechten. Dat pakket van 10 procent ging naar de Australische fondsbeheerder TCorp en het Japanse GPIF, het grootste pensioenfonds ter wereld.

De andere aandeelhouders van Brussels Airport zijn de federale overheid (via haar financiële arm SFPIM, 25% plus één aandeel) en een consortium onder leiding van het Nederlandse pensioenfonds APG en de Australische investeerder QIC. Daarvan maken ook de verzekeraar Swiss Life en een Vlaams-Belgisch consortium rond de publieke investeerder PMV deel uit.

Het Canadese pensioenfonds polste al enkele externe kandidaten naar hun interesse voor de Europese luchthavenbelangen. Het is onduidelijk of OTPP de verschillende belangen apart wil verkopen of alles samen in één pakket aanbiedt.

Een van de benaderde partijen zou MAp zijn. Andere mogelijke kandidaten zijn het Canadese pensioenfonds PSP Investments en het Franse Vinci. PSP kocht eerder deze maand al het bedrijf boven de luchthavens van Aberdeen, Glasgow en Southampton. Vinci legde dit voorjaar de hand op 50,01 procent van de luchthaven van Edinburgh.

Canadees-Australische deal

Toen MAp in 2011 door OTPP vervangen werd, bleef Macquarie evenwel via twee aparte fondsen aandeelhouder van de Brusselse luchthaven. Die overige belangen werden in 2019 verkocht aan een consortium bestaande uit APG, QIC en Swiss Life. Die transactie waardeerde de luchthaven toen - schulden incluis - op meer dan 7 miljard euro. Dat kwam overeen met zo'n 21 keer de brutobedrijfswinst (ebitda) van Brussels Airport over het boekjaar 2018.

Het Vlaamse PMV werd in de laatste rechte lijn naar die deal uit het winnende biedconsortium gehaald. De Macquarie-fondsen wilden met het oog op de vernieuwing van de licentie van de luchthaven - een federale aangelegenheid - liever geen regionale speler aan boord uit vrees het communautaire vuur op te poken. Na de vernieuwing van de licentie kocht een consortium onder leiding van PMV toch nog een klein belang van APG en co. Het bezit indirect ongeveer 1,8 procent van Brussels Airport. De andere aandeelhouders van het PMV-consortium zijn de pensioenfondsen van de bouw en van de metaalsector, de verzekeraar Patronale en het infrastructuurfonds Epico (dat beheerd wordt door PMV).

De Vlaamse interesse in Zaventem is geen toeval. De nationale luchthaven vormt, na de haven van Antwerpen, de tweede belangrijkste economische motor van België. De economische activiteiten op en rond Brussels Airport dragen 8,8 miljard euro bij aan het Belgische bruto binnenlands product. Bijna 65.000 mensen verdienen rechtstreeks of onrechtstreeks de kost met de nationale luchthaven.