Bedrijven kiezen meer voor interne opleidingen

(tijd) Een opleiding moet vooral bijdragen tot de bedrijfsprestaties, de bedrijfskennis en de bedrijfsinterne competentieontwikkeling. Dat blijkt uit een rondvraag van de onlinetrainingsdatabank Bedrijfsopleidingen.be bij 150 opleidingsverantwoordelijken van grotere ondernemingen en een analyse van de eigen databank. Bijna drie vierde van de ondervraagde ondernemingen heeft 200 of meer voltijdse werknemers in dienst. 'Bedrijfsdoelstellingen zijn nog steeds belangrijker dan persoonlijke ontwikkeling. Maar naar de individuele werknemer verkoopt men het vaak als persoonlijke ontwikkeling. Dat past beter in het beleid. Hoewel, in vergelijking met 2006 neemt het belang van successie- en talentmanagement toch toe. Opleidingsverantwoordelijken hechten in vergelijking met vorig jaar iets meer belang aan ontwikkeling van werknemers met het oog op promotie', zegt Kristoff Vandermeersch, partner van Bedrijfsopleidingen.be. De onlinedatabank bevat 9.844 bedrijfsopleidingen. Gemiddeld worden 1.380 opleidingen per dag opgevraagd, wat betekent dat op jaarbasis een half miljoen opleidingen aangeklikt worden op de website.

Ook de cursusinhoud, de verhouding prijs/kwaliteit en de flexibiliteit van de opleiding zijn belangrijke selectiecriteria. Opmerkelijk is dan weer dat het bezit van een kwaliteitslabel en vooral een erkenning voor subsidies van het BEA (het Vlaams Budget voor Economisch Advies) de minst belangrijke keuzecriteria zijn. 'Een mogelijke verklaring daarvoor is dat BEA zich vooral richt naar kmo's terwijl het merendeel van onze respondenten afkomstig zijn uit grotere bedrijven. BEA is bovendien minder gebruiksvriendelijk dan bijvoorbeeld de vroegere opleidingscheques', weet Vandermeersch. Die vaststelling wordt ook bevestigd door het beperkte aantal respondenten (12%) die de BEA-subsidie als belangrijkste voordeel ziet. De overgrote meerderheid (77%) ziet labels als een garantie voor kwaliteit. 'Toch heb ik de indruk dat kwaliteitslabels het kaf van het koren niet meer scheiden. Bijna elke opleidingsverstrekker beschikt over een of meerdere kwaliteitslabels zoals Qfor* of ISO. Daardoor daalt de toegevoegde waarde van zo'n label', stelt Vandermeersch.

Flexibiliteit

Vandermeersch ziet bovendien een belangrijke rol weggelegd voor private opleiders. 'Zij scoren het best op de door de opleidingsverantwoordelijken belangrijkst geachte kenmerken: inhoud en flexibiliteit. Ook is men bereid daarvoor een prijs te betalen. Opleidingen van private aanbieders scoren qua prijs-kwaliteitverhouding lager dan opleidingen aangeboden door privaatpublieke instellingen (Syntra's en opleidingsfondsen). Maar dat is dan ook het enige waarop die instellingen goed scoren.' Managementscholen hebben veel te danken aan hun reputatie. Hun prijs-kwaliteitverhouding en hun flexibiliteit scoren daarentegen bijzonder laag. Inhoudelijk scoren ze zelfs iets minder goed dan de private instellingen.

De analyse van de databank leert dat de vraag naar klassikale groepsopleidingen nog steeds groeit, van 2.943 in 2006 naar 4.532. Dat is een stijging met 54 procent. 'Toch merken we dat bedrijven steeds vaker zoeken naar alternatieve vormen van opleiding, zoals workshops of praktijkseminaries. Daarbij valt vooral de grotere vraag naar individuele coaching, bedrijfstheater, e-learning en zelf georganiseerd leren op. De verwachtingen van de ondervraagde opleidingsverantwoordelijken liggen in dezelfde lijn: 39 procent verwacht een stijging van e-learning en 58 procent verwacht een stijging van opleidingen gekoppeld aan individuele coaching', zegt Vandermeersch. Ook de vraag naar interne opleidingen stijgt: van 29 procent in 2006 naar 48 procent in 2007. De respondenten verwachten bovendien dat de vraag naar interne opleidingen nog zal toenemen. 'Deze gestegen vraag is koren op de molen van de private instellingen die de hoogste flexibiliteit kunnen aanbieden. En die flexibiliteit is nodig om een cursus in het werkschema van werknemers in te passen. Want die worden steeds vaker onmisbaar. Bovendien bepalen bedrijven liever zelf de inhoud van de opleiding. Zo is een betere afstemming mogelijk op de bedrijfsstrategie', merkt Vandermeersch op.

De opleidingsmarkt ontpopt zich stilaan tot een volwassen markt. Het merendeel van de ondervraagde bedrijven (90%) beschikt over een opleidingsbudget en heeft minstens één specifieke verantwoordelijke voor opleiding. Ten opzichte van 2006 nam het aantal respondenten dat claimt geen opleidingsbehoefte te kennen spectaculair af: van 55 naar 13 procent. Ook de onzekerheid over de ROI (return on investment) en de prijs-kwaliteitverhouding is sterk gedaald in vergelijking met 2006.

Hilde Vereecken