Niet iedereen die recht heeft op een minimumpensioen krijgt echter ook het volledige bedrag van het minimumpensioen. Dat is alleen weggelegd voor wie een volledige loopbaan van 45 jaar achter de rug heeft. Is de loopbaan korter, dan wordt het bedrag verhoudingsgewijs verminderd. Wie 40 jaar werkte, krijgt daardoor 40/45ste van het minimumpensioen.
Het recht op het minimumpensioen is er alleen voor gepensioneerden met een loopbaan van minstens 30 jaar als werknemer of zelfstandige. Ambtenaren krijgen een minimumpensioen als ze minstens 20 jaar als statutair ambtenaar aan de slag waren.
De jaren gewerkt als werknemer, contractuele ambtenaar en zelfstandige worden samengeteld, de gewerkte jaren als statutaire ambtenaar niet. Daardoor grijpt een gepensioneerde die 26 jaar als werknemer en 19 jaar als ambtenaar werkte, ondanks een volledige loopbaan van 45 jaar, naast het minimumpensioen.
Zowel werkelijk gewerkte dagen als gelijkgestelde periodes - zoals ziekte, werkloosheid of gemotiveerd tijdskrediet - tellen mee voor de grens van 30 loopbaanjaren. Iemand die 24 jaar effectief werkte en 10 jaar werkloos was, heeft dus recht op het minimumpensioen, maar iemand die 29 jaar effectief werkte niet.
Het minimumpensioen voor een alleenstaande bedraagt momenteel 1.292 euro per maand voor werknemers en zelfstandigen en 1.393 voor ambtenaren.