Ons land telt 23.500 meewerkende echtgenoten. Daarvan zijn er 20.441 vrouwen en 3.059 mannen. Hun aantal daalt stelselmatig. Vijf jaar geleden waren er nog bijna 30.000 meewerkende echtgenoten.
Sinds 2005 geniet een meewerkende echtgenote, in ruil voor het betalen van sociale bijdragen, een dekking op het vlak van pensioen, gezinsbijslagen, gezondheidszorg, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit, moederschap en overbruggingsrecht (behalve bij een faillissement). Een van de basisideeën van het statuut is dat een meewerkende echtgenote die haar partner minstens 90 dagen per jaar helpt volop eigen pensioenrechten moet kunnen opbouwen.
Maar wat met de sociale rechten van de meewerkende echtgenote zodra de zelfstandige echtgenoot met pensioen gaat? Omdat de meeste meewerkende echtgenoten vrouwen zijn, die meestal enkele jaren jonger zijn dan hun partner, kunnen ze op dat moment nog niet met pensioen. Volgens de zelfstandigenorganisatie Unizo en Sociale Zekerheid Zelfstandige Ondernemers (RSVZ) zijn dit de meest voorkomende scenario’s.
De zelfstandige gaat met pensioen, maar blijft aan de slag
In dit geval kan de echtgenote meewerkende echtgenote blijven en verandert er voor haar niets. Dat kan zo blijven zolang de man de zaak onder zijn naam voortzet.
‘Let wel, alleen gepensioneerden die 65 jaar of ouder zijn of die op de ingangsdatum van het vervroegd pensioen 45 loopbaanjaren kunnen bewijzen, mogen onbeperkt bijverdienen’, zegt Shavawn Somers, de woordvoerster van RSVZ. ‘In de andere gevallen moet hij zijn inkomsten beperken tot een bepaalde grens, zo niet zal zijn pensioen dalen naar rato van het percentage waarmee de toegelaten inkomensgrens overschreden is.’
Iemand anders neemt de zaak over en de echtgenote gaat aan de slag als werkneemster
‘Dat is bij een overname van een onderneming vaak het geval. Door die continuïteit blijft de band met de klanten behouden’, zegt Unizo-woordvoerder Chiel Sterckx. ‘Dat kan doordat de zaak wordt verkocht en wordt ondergebracht in een vennootschap waarin een van de twee of allebei nog optreden als mandataris.’ Als werkneemster bouwt de echtgenote dan verder socialezekerheidsrechten op, waaronder pensioen.
De zaak wordt overgedragen op naam van de echtgenote
In dat geval is zij geen meewerkende echtgenote meer, maar zelfstandige onder eigen naam. Ze zal dan sociale bijdragen in hoofdberoep betalen, berekend op de inkomsten uit haar zelfstandige onderneming. Op die manier bouwt ze voort pensioenrechten op en is ze volledig sociaal verzekerd als zelfstandige.
De echtgenote begint een eigen (andere) activiteit als zelfstandige
Ze sluit zich als zelfstandige aan bij een sociaalverzekeringsfonds en betaalt de sociale bijdragen. Elk kwartaal waarvoor ze de sociale bijdragen voor een hoofdberoep betaalt, opent in principe het recht op een rustpensioen als zelfstandige.
Ook de meewerkende echtgenote stopt haar activiteiten
Ze werkt niet meer en moet niet meer aangesloten blijven als meewerkende echtgenote bij een sociaalverzekeringsfonds en geen bijdragen meer betalen. Ze bouwt ook geen pensioenrechten meer op.
‘Omdat men tussen huwelijkspartners niet zomaar een ondergeschikt verband aanvaardt, dat wel kenmerkend is voor een relatie tussen werkgever en werknemer, werkt een meewerkende echtgenote niet onder het gezag van haar echtgenoot. Een echt ontslag is er dus niet, waardoor ze geen recht heeft op een uitkering. Een statuut als zelfstandige geeft in principe, tenzij in enkele zeer specifiek omschreven gevallen, geen recht op een werkloosheidsuitkering’, stipt Sterckx aan.
Wil de echtgenote die niet meer in het statuut van meewerkende echtgenote kan stappen toch voort pensioenrechten als zelfstandige opbouwen, dan kan ze een beroep doen op de voortgezette verzekering voor een periode van twee jaar. Die is verlengbaar met vijf jaar indien daarmee de periode overbrugd kan worden tot aan haar (vervroegd) pensioen.
Alle voorgaande opties hebben mogelijk gevolgen voor het pensioen dat wordt toegekend aan de echtgenoot.
Tot slot: alle voorgaande opties hebben mogelijk gevolgen voor het pensioen dat wordt toegekend aan de echtgenoot, waarschuwt Somers. ‘Als de echtgenote geen beroepsactiviteit of slechts een beroepsactiviteit met beperkte inkomsten uitoefent én ze ontvangt geen vervangingsinkomen (bijvoorbeeld een ziekte- of invaliditeitsuitkering), dan kan de gepensioneerde echtgenoot aanspraak maken op een gezinspensioen.
In alle andere gevallen zal hem een pensioen als alleenstaande worden toegekend.’ U doet er goed aan na te gaan wat in uw concrete geval het voordeligst is.