Eind september 2018 stond op zichtrekeningen en gereglementeerde spaarboekjes van Belgische particulieren een totaalbedrag van 336 miljard euro, blijkt uit cijfers van de Nationale Bank. Ongeveer een kwart daarvan, 80 miljard euro, stond geparkeerd op de zichtrekeningen. Nooit eerder hadden zichtrekeningen een dergelijk groot aandeel in de spaarpot van de Belgen. Verdeeld over de 16,6 miljoen zichtrekeningen met een positief saldo komt het gemiddeld bedrag per zichtrekening neer op 4.833 euro.
De belangrijkste verklaring is de beperkte opbrengst op spaarrekeningen. De meeste spaarboekjes leveren vandaag de minimumrente van 0,11 procent op, terwijl de rente op zichtrekeningen 0 procent bedraagt. Door dat minieme verschil zijn Belgen weinig gemotiveerd om het surplus op de zichtrekening over te boeken naar de spaarrekening.
Net voor de financiële crisis leverden spaarboekjes nog tot meer dan 4 procent op, maar sinds 2009 zitten de spaarrentes in een dalende trend door het rentebeleid van de Europese Centrale Bank. Sinds 2009 is het bedrag op zichtrekeningen verdubbeld, terwijl spaarboekjes over dezelfde periode een groei van 50 procent laten optekenen.
Een van de gevolgen van de verschuiving is dat het aantal zichtrekeningen met een negatief saldo de voorbije jaren is afgenomen. Volgens cijfers van de bankenfederatie Febelfin noteerde eind 2017 nog 7 procent van de 17,8 miljoen zichtrekeningen met een negatief saldo. Eind 2014 was dat nog 9,4 procent.
Lees morgen in De Tijd: 7 vragen die u moet stellen als u van zichtrekening verandert
