Voor fiscale advocaten, accountants en boekhouders zijn de centraal gestuurde controleacties van de fiscus ondertussen een bekend fenomeen. Hun klanten worden geconfronteerd met onverwachte belastingheffingen. Het betreft taxaties die voortvloeien uit het feit dat deze ondernemers hun bedrijf in 2014 hebben vereffend.
Even drie jaar terugspoelen in de tijd: In de maanden voor 1 oktober 2014 werden flink wat bedrijven opgedoekt. De federale regering had immers beslist de roerende voorheffing op de liquidatiebonus vanaf dan op te trekken van 10 tot 25 procent.
Hoe gaat de fiscus te werk? Een voorbeeld.
Stel dat de vennootschap eigenaar was van een gebouw waarvan de verwachte verkoopprijs 400.000 euro was. Dan betaalde de vennootschap 40.000 euro (of 10 procent roerende voorheffing) voor 1 oktober 2014.
De rest van de verwachte bonus of 360.000 euro werd dan geboekt op de rekening-courant van de aandeelhouder, in feite de vaststelling dat de aandeelhouder nog 360.000 euro op zijn vennootschap tegoed heeft.
Stel dat de verkoop in 2015 effectief 400.000 opleverde zodat de aandeelhouder pas in 2015 effectief werd uitbetaald. Dan eist de fiscus nu 25 procent op de volledige liquidatiebonus of 25 procent op 400.000 euro = 100.000 euro.
Omdat er al 40.000 euro is betaald voor 1 oktober 2014, zal de aandeelhouder 60.000 euro minder ontvangen, dus geen 360.000 maar slechts 300.000 euro.
De liquidatiebonus is het saldo dat een aandeelhouder van een bedrijf aan zichzelf kan uitkeren nadat alle goederen van zijn bedrijf zijn verkocht en alle schulden zijn betaald. Omwille van het lage tarief van 10 procent hadden veel ondernemers een serieuze spaarpot in hun onderneming opgebouwd. Als ze hun activiteiten dan stopzetten, konden ze die spaarpot tegen het gunstige tarief van 10 procent aan zichzelf uitkeren. Maar daar werd drie jaar geleden komaf mee gemaakt, ondanks groot protest in ondernemerskringen.
Liquideren
Ondernemers konden aan de verhoging van de roerende voorheffing ontsnappen als ze hun vennootschap nog voor 1 oktober 2014 ‘in vereffening stelden’. Een welkome oplossing voor zelfstandigen en vrije beroepen die toch aan de vooravond van het pensioen stonden.
De vereffening moest voor 1 oktober 2014 niet helemaal zijn afgerond. ‘Voor veel ondernemers was dat ook onmogelijk’, zegt fiscaal advocaat Alain Claes ( Sherpa Law). ‘Stel dat er een gebouw in uw vennootschap zat, dan lukte het vaak niet om dat gebouw al voor 1 oktober 2014 te verkopen. Reden waarom veel vereffeningen uiteindelijk pas in 2015 of in 2016 helemaal werden afgehandeld.’
Voor die situaties volstond het dat de vennootschap voor 1 oktober 2014 10 procent roerende voorheffing op de vermoedelijke liquidatiebonus betaalde en al een voorschot aan de aandeelhouder toekende.
Nu wil de fiscus geen rekening houden met de datum van 'toekenning' van het dividend, maar enkel met de datum waarop de aandeelhouder het dividend effectief uit zijn vennootschap haalt, om dan te kunnen zeggen: daarop is niet 10 maar 25 procent roerende voorheffing verschuldigd.
‘Volgens de fiscus is de datum van toekenning of de boeking op de rekening-courant niet bepalend voor het tarief van de roerende voorheffing. Voor de belastingcontroleur is het enige relevante moment het ogenblik waarop de aandeelhouder het dividend effectief ontvangt. En daarop moet dan 25 procent worden betaald’, aldus Claes.
Onbegrip
'De overheid is niet te vertrouwen. En het erge is dat we weer voor jaren procederen zijn vertrokken.'
Volgens fiscale advocaten is de houding van de fiscus onbegrijpelijk. ‘Ondernemers hebben destijds ter goeder trouw 10 procent betaald, soms op vrij grote bedragen. Toen heeft de fiscus de belastingplichtige nooit meegedeeld dat dat te vroeg was. En nu krijgen ze een aanslag van 25 procent op het bord, enkel en alleen omdat ze de cash pas later uit hun vennootschap halen’, vervolgt de advocaat.
‘Als de liquidatiebonus voor 1 oktober 2014 werd toegekend, is het tarief 10 procent, tenzij er sprake zou zijn van misbruik’, zegt ook fiscaal advocaat Willy Huber. ‘Zo heeft de voormalige minister van Financiën Koen Geens (CD&V) dat ook bevestigd in antwoord op een parlementaire vraag’, meldt ook Koen D’Hoore (S&V Accountants en Belastingconsultenten). ‘Het huidige standpunt van de fiscus druist daar regelrecht tegen in.'
Bezwaar
Rest de vraag wat de belastingplichtige nu moet doen. Claes: ‘De belastingplichtige zou recht hebben op een teruggave van de eerder betaalde 10 procent. Maar dat moet hij dan tijdig en formeel vragen. Daarnaast moet hij het standpunt van de fiscus betwisten.’
Ook dat aspect zet bij ondernemers kwaad bloed. ‘Niet alleen is de overheid niet te vertrouwen. Erger nog, wij ondernemers moeten procederen en zijn daarmee weer voor jaren vertrokken’, klinkt het bij een misnoegde ondernemer die naar eigen zeggen totaal geen misbruik van de maatregel heeft gemaakt.
‘Deze nieuwe klopjacht van de fiscus kan niet anders dan als een nieuw mes in de rug van vele ondernemers worden gezien die, op basis van het antwoord van de (toenmalige) minister van Financiën meenden niet overhaast hun vennootschap te moeten vereffenen’, schrijft ook Tim Melis (Cazimir).
Ondanks herhaald aandringen bleef een reactie van de federale overheidsdienst Financiën uit.
Reactie
De ondernemersorganisatie Unizo kaartte de problematiek gisteren al aan bij de huidige minister van Financiën Johan Van Overtveldt ( N-VA). Die verspreidde, na de publicatie van een artikel over de problematiek op de website van De Tijd, een reactie. 'Het kabinet neemt contact op met de belastingadministratie om uit te zoeken hoe een oplossing kan worden uitgewerkt die in lijn ligt met de beleidskeuzes en de standpunten uit het verleden.'