Weg met het mansardedak!
Micromanagement banaliseert architectuur, schrijft de projectontwikkelaar Lorenzo Van Tornhaut. 'Je zou denken dat het mansardedak iets van het verleden is, maar het blijft opduiken. Vaak heeft dat te maken met stedenbouwkundige beperkingen.'
In mijn top drie van favoriete uitvindingen staat, vlak na het vuur en het wiel, het zadeldak. Dat dak combineert in alle eenvoud twee schuine vlakken om regenwater zo snel mogelijk van zich af te schudden, zodat onze hoofden en inboedel droog blijven.
Wat gooien we met plezier in de prullenmand? Waar moeten we dringend van af? Onze opiniemakers ontdoen zich deze zomer van wat hen ergert of overbodig lijkt. Soms ernstig, soms niet, maar altijd oprecht.
Het mansardedak is complexer en voegt daar een knik aan toe: het begint met een steil stuk dak, dat een flauw hellend vervolg krijgt. Die gebochelde daksoort vinden we vooral in Franse chateaus en herenhuizen.
De Franse barokarchitect François Mansart werkte de dakvorm in de 17de eeuw voor het eerst uit, en hij had daar goede redenen voor. Het was een pragmatische vondst om dure natuurstenen buitenmuren van chateaus te vervangen door goedkopere dakvlakken, zonder al te veel bruikbare binnenruimte te verliezen. Dat getuigt van een pragmatiek en een kostenbewustzijn die je niet meteen aan de Franse adel linkt. De dakstijl werd later gekopieerd door de nouveau riches van de burgerij.
Met de beperkingen van toen worden we niet langer geconfronteerd. Het modernisme schonk ons het platte dak, waarmee de zolder verdween, en populariseerde ruwe en goedkopere materialen, waardoor samen met het prijsverschil tussen gevel en dak ook de nood aan mansardedaken verdween.
Je zou denken dat het mansardedak daarom iets van het verleden is, maar het blijft in ons landschap opduiken. Af en toe is dat omdat een romantische ziel naar de empirestijl hunkert. Veel vaker heeft te maken met stedenbouwkundige beperkingen en pogingen om die te omzeilen.
Kroonlijsthoogte
Vlaanderen houdt van stedenbouwkundige nederigheid, vooral voor het aantal bouwlagen. Dantes hel telt negen cirkels. Dat is niet toevallig ook het aantal verdiepingen om bij ons als hoogbouw gecategoriseerd te worden. Als je weet dat goede ruimtelijke ordening dikwijls wordt ingevuld als het kopiëren van wat links en rechts van een perceel gebeurt, is een verdieping erbij vloeken in de kerk. In elke stedenbouwkundige onderhandeling is het beperken van de kroonlijsthoogte daarom een van de eerste openingszetten van de lokale overheid.
Op relatief nieuwe gebouwen zien we dat vermaledijde geknikte dak nog altijd verschijnen. Dat het esthetisch niet altijd te pruimen is, is secundair. Zolang de regels maar zijn gevolgd.
Vlamingen zouden geen Vlamingen zijn als ze daar geen antwoord op hadden. Omdat een kroonlijsthoogte slechts gemeten wordt tot aan de dakgoot, is alle dakvolume erboven surplus. En welk gebouw kan nu geen dak gebruiken? Lokale besturen zijn bovendien gek op hellende daken, omdat die het landelijke karakter van hun gemeente beklemtonen. Zo komen we weer op het domein van het mansardedak: muurhoogtes beperken en dakvolumes maximaliseren. Daarom zien we op relatief nieuwe gebouwen dat vermaledijde geknikte dak nog altijd verschijnen, ook al vloekt dat met hedendaagse architecturale vormgeving. Dat het esthetisch niet altijd te pruimen is, is secundair. Zolang de regels maar zijn gevolgd.
Banale architectuur
Goede architectuur en stedenbouw laten zich niet zomaar juridisch opsluiten. De drang om via verordenend micromanagement creativiteit op voorhand in te binden leidt al te vaak tot banale architectuur, die de geformuleerde beperkingen omzeilt. Dat geldt voor dakvormen, maar kan worden doorgetrokken naar elk bouwkundig aspect.
Een goed ontwerp begint niet vanuit abstracte regels, maar vanuit de context. Het moet daarop aansluiten en iets nieuws toevoegen. Als 12 meter hoog bouwen op een bepaald perceel zich ruimtelijk goed kan inpassen, maakt het niet uit of dat met of zonder een hellend dak gebeurt. Laat ons daarom het moderne mansardedak als product van een verordenend kat-en-muisspel definitief in de prullenmand werpen en ruimte maken voor contextgebonden architectuur. Architectuur die ook zonder verordenend kader spontaan zou ontstaan.
Meest gelezen
- 1 Bonte, het oudste en enige riffelbedrijf van België, stopt ermee: ''Wat moeten wij nu doen?', vragen klanten'
- 2 Élodie Ouédraogo over het einde van Unrun: ‘Ik voelde zo veel schaamte, maar ook opluchting’
- 3 De Wever moet op zoek naar kerstbestand na salvo van Bouchez
- 4 Weinig reden tot toosten bij champagnehuis Vranken-Pommery
- 5 Het jaar van de hangmatbelegger: maar wat als het begint te stormen op de beurzen?