Annelies Van Parys: ‘Ik ga stilletjes dood bij de première'
Voor de componiste Annelies Van Parys was 2018 een uitzonderlijk jaar. Voor de Staatsoper in Berlijn creëerde ze ‘Usher’, naar een idee van Claude Debussy. En in november ging in ons land haar ‘War Requiem’ in première. ‘In 2019 doe ik het wat kalmer aan.’
Annelies Van Parys (43) componeerde op haar zevende haar eerste liedjes. ‘Ik volgde blokfluitles aan de jeugdmuziekschool van Beernem. Zodra ik twee noten kon spelen, begon ik daarmee liedjes te schrijven.’ Haar grootvader had al snel begrepen dat in de jonge Annelies een componiste school. Hij overtuigde haar ouders om zijn kleindochter naar de echte muziekschool in Brugge te sturen. ‘Ik was al elf, vrij oud eigenlijk.’
In onze eindejaarsreeks ‘De toegift' blikken we terug op het culturele jaar. Dat gebeurt in acht gesprekken met mensen die 2018 kleur gaven.
Morgen: schilderes Charline Tyberghein
Ze koos voor piano. Het ging haar voor de wind en ze trok later naar het Conservatorium van Gent. ‘Tot mijn grote vreugde zag ik dat je daar het nevenvak compositie kon volgen. Ik schreef me meteen in.’ Twee jaar later koos ze compositie als hoofdvak, met de drie jaar geleden overleden Luc Brewaeys als leermeester. Ze specialiseerde zich net als Brewaeys in de spectrale muziek. In dat genre draait het om de analyse van de boventonen van een grondnoot. Op basis van die analyse worden nieuwe klanken gevormd. De theorie is ingewikkelder dan het resultaat. ‘Omdat de spectrale muziek vertrekt van de natuurlijke boventonen klinkt de muziek organisch. Soms vind ik het resultaat te braaf of te tonaal. Dan begin ik te manipuleren en voeg ik er noten aan toe.’
Van Parys groeide in Europa uit tot een van de meest gevraagde hedendaagse componisten. Orkestmuziek, kameropera’s, composities voor solo-instrumenten, het gaat haar allemaal goed af. In het afgelopen jaar gingen twee belangrijke composities van haar in première. In november een prachtig nieuw ‘War Requiem’, dat in ons land vier keer werd opgevoerd. Voor Staatsoper Berlin schreef ze de kameropera ‘Usher’, die in februari in Stockholm en in 2020 in Antwerpen wordt opgevoerd.
De Franse componist Claude Debussy schreef tussen 1908 en 1917 een erg embryonale versie van ‘La chute de maison Usher’, gebaseerd op een gruwelverhaal van Edgar Allan Poe. Debussy liet niet meer na dan de pianobegeleiding voor de vocale partituur. Goed voor amper 20 minuten muziek. Van Parys maakte er een volwaardige opera van anderhalf uur van. Het nieuwe libretto is van de hand van haar partner Gaea Schoeters.
Als vrouw moet ik op mijn strepen staan. Mijn prijzen zijn marktconform en toch moet ik telkens weer een gevecht leveren.
Het is niet de eerste keer dat Van Parys voortborduurt op een onafgewerkte partituur. In 2017 deed ze dat ook al met ‘Dagboek van een verdwenene’ van Leos Janacek.
Is het gemakkelijker om van een bestaande compositie te vertrekken?
Annelies Van Parys: ‘Nee, maar ik doe het wel graag. Het is in zekere zin zelfs moeilijk omdat Debussy en Janacek een specifiek idioom hebben. Je kan daar op twee manieren mee aan de slag gaan. Je kan het contrast tussen de oude en de nieuwe compositie opzoeken. Ik doe dat niet. Ik verkies om net in het idioom van de componist te kruipen en er dan uit te breken. De oorspronkelijke muziek vervelt dan tot iets anders. De luisteraar weet niet waar Debussy eindigt en ik begin.’
Dacht u tijdens het componeren van ‘Usher’ vaak aan Debussy?
Van Parys: ‘Ik heb me nooit afgevraagd wat hij zou gedaan hebben. Dat is voor mij niet relevant. Ik vertrek van Debussy, maar ik wil geen tweede Debussy zijn. Ik gebruik ook andere instrumenten dan hij in zijn tijd. Een accordeon en koperblazers, bijvoorbeeld. Dat zorgt meteen voor vervreemding.’
Is componeren voor u een nooit eindigende ontdekkingstocht?
Van Parys: ‘Je vertrekt altijd van een wit blad. Dat is soms beangstigend. Aan het prille begin dreigt een moment van paniek. Maar dat verdwijnt als ik de structuur en het materiaal voor mijn compositie heb gevonden.’
Is het een zware job?
Van Parys: ‘Toch wel. Ik denk dat ik zo’n drie à vier uur per dag echt componeer. Soms iets langer als ik in de flow zit. Voor de rest schets ik, zoek ik materiaal of, na het componeren, voer ik het in op de computer. Ik schrijf nog alles met de hand. Ik werk vaak in het keramiekatelier van mijn moeder in Beernem. Daar is het rustig. Als ik voel dat ik moet nadenken, stop ik met werken. Bij mooi weer neem ik de fiets terug naar Gent, 30 kilometer verder.’
In 2017 schreef u met ‘Chacun(e) sa chaconne’ het opgelegde werk voor de halve finalisten van de Koningin Elisabethwedstrijd voor cello. Het werd 24 keer uitgevoerd. Klonk het 24 keer anders?
Annelies van Parys (43) studeerde piano en compositieleer aan het Conservatorium van Gent.
Haar oeuvre is zeer uitgebreid, met een voorliefde voor muziektheater.
In opdracht van Muziektheater Transparant, waar ze huiscomponiste is, schreef ze in 2015 met ‘Private View’ haar eerste opera.
Van Parys: ‘Absoluut. Ik dacht een paar keer: jij bent duidelijk minder gewoon om hedendaagse muziek te spelen. Het is niet zo dat er slechte uitvoeringen bij waren, maar er mankeerde wel vaak iets. De Poolse cellist Maciej Kulakowski heeft mijn werk het beste aangevoeld. Zijn versie staat op de cd van de wedstrijd, ook al haalde hij de finale niet.’
Bent u zenuwachtig als een compositie voor het eerst wordt uitgevoerd?
Van Parys: ‘Ik zit stilletjes dood te gaan. Genieten van een première is er echt niet bij. Gaat het werken? Doet het wat ik hoopte dat het zou doen? Gaat het publiek zich vervelen? Als ik iemand zie wriemelen op zijn stoel, denk ik direct: er is een dipje in de compositie. Meestal is dat niet zo, blijkt achteraf.’
Hoe reageert u op negatieve kritiek?
Van Parys: ‘Meestal is het een bevestiging van wat ik al weet. Ik heb zelden negatieve reacties gehad op stukken waarvan ik zelf overtuigd was. De meeste mensen reageren nogal omfloerst. ‘Het is niet helemaal dat’, hoor je dan. Ik antwoord meestal: ‘Zeg maar gewoon dat het slecht was.’ Dat kan gebeuren. Mislukkingen horen erbij. Je merkt dat vooral als je na het concert wordt genegeerd en als collega’s uit je blikveld proberen te blijven. (lachje) Andersom gebeurt het ook. Als onbekende mensen je komen feliciteren, weet je dat het goed was.’
In de eerste aflevering van ‘De toegift’ bezong Anne Teresa De Keersmaeker haar liefde voor Bach. Volgt u haar daarin?
Van Parys: ‘Ik ben een grote fan van alle oude muziek tot aan Bach. Daarna haak ik af. Ik pik opnieuw in bij Debussy aan het einde van de 19de eeuw. Ik schaam me bijna om het te zeggen, maar ik voel niks bij Mozart en Beethoven. Hun muziek raakt me moeilijk. Ik heb wel bewondering voor Beethoven. Hij heeft heel hard moeten vechten voor zijn muziek. Dat geeft een mens moed. Niet dat ik me met Beethoven wil meten.’ (lachje)
De grote orkesten spelen niet zo vaak hedendaagse klassieke muziek. Meestal alleen in combinatie met een bekend werk van een bekende componist. Stoort u dat?
Van Parys: ‘Nee, helemaal niet. Op die manier kan je een nieuw publiek aanspreken. Het is wel erg jammer dat er zo weinig nieuwe muziek geprogrammeerd wordt en zelfs een groot deel van de 20ste-eeuwse kleppers geen standaardrepertoire zijn. Dat programmatieprobleem is eigenlijk in de romantiek begonnen. Tot dan toe werd vooral muziek van levende componisten uitgevoerd, maar onder impuls van iemand als Mendelssohn ging men in het verleden graven. Dat is niet meer gestopt. Zelfs Debussy klaagde er in het begin van de 20ste eeuw al over. ‘Altijd maar Beethoven’ schreef hij in het tijdschrift Revue Blanche.’
De klassieke muziek is een mannenbastion, hoor je vaak. Ervaart u dat ook zo?
Van Parys: ‘Bij de studenten zijn er zeker evenveel meisjes als jongens in alle richtingen. Aan de top en bij de docenten is het nog steeds een mannenwereld. Misschien ligt dat ook deels aan de vrouwen zelf. Ik merk dat al bij mijn studenten aan het conservatorium in Brussel. De vrouwen zijn veel onzekerder. Ze twijfelen vaak bij een opdracht. Ze zeggen gemakkelijk: ‘Ik ga dat niet kunnen, ik sta nog niet ver genoeg.’ De mannen hebben daar minder problemen mee. Die zeggen zonder veel nadenken: ‘Ik ga dat doen.’ Ook al staan ze soms minder ver dan de twijfelende vrouwen. Dat is vast kwestie van opvoeding.’
Had u daar zelf ook last van?
Van Parys: ‘Ja. Zeker in het begin. Ik vroeg me af of ik wel goed genoeg was. Dat gevoel ebde na een tijd weg. Mensen zeiden me: je bent echt niet minder dan die of die componist.’
Hebt u ooit het gevoel gehad dat u zich meer moest bewijzen omdat u een vrouw bent?
Van Parys: ‘Er wordt anders naar je gekeken, daar ben ik van overtuigd. Ik heb wel eens last van mansplaining: mannen die me ongevraagd op een betuttelende en paternalistische manier raad geven. ‘Het is goed, meiske, maar daar en daar moet je nog aan werken.’ Zoiets. Bij mannelijke collega’s gebeurt dat niet. Een enkele keer werd zelfs gesuggereerd dat ik zo’n carrière maakte omdat er nu eenmaal weinig vrouwen zijn.’
‘Ik moet altijd op mijn strepen staan, ook qua verloning. Mijn prijs voor composities is marktconform, maar toch moet ik elke keer een gevecht leveren. Mannen hebben dat probleem minder. Dat is geen gevoel, hoor. Componisten spreken daar onder elkaar over. Ik herinner me nog een compositie waarvoor de opdrachtgever me twee derde wou betalen van wat een mannelijke collega kreeg. Toen heb ik gezegd: ‘Ik wil evenveel of anders doe ik het niet.’ Ik heb het gekregen.’
Werkt u altijd in opdracht?
Van Parys: ‘Ja. Ik heb de luxe dat ik kan kiezen. Alleen krijg ik tegenwoordig zo veel aanvragen dat er helaas ook veel fijne projecten zijn die ik noodgedwongen moet weigeren of voor onbepaalde tijd uitstellen. Je kan nu eenmaal niet alles doen. Als ik ergens zin in heb, zoek ik die voorstellen weer op. In 2019 ga ik het wat kalmer aan doen. In februari volgt de heropvoering van ‘Usher’ in Stockholm. Daarna begin ik aan mijn compositie voor het Concertgebouworkest van Amsterdam. Voorlopig weet ik niet meer dan dat het 15 minuten mag duren en dat het geïnspireerd moet zijn op de paar voltooide maten die Luc Brewaeys voor het orkest schreef. Een opdracht die door zijn vroegtijdig overlijden helaas nooit voltooid werd.’