in memoriam

Jeroen Brouwers (1940-2022): chagrijnig meester-stilist

De Nederlandse schrijver Jeroen Brouwers is overleden. Hij werd 82.

'Misschien is dat de zin van het leven: sporen achterlaten.' Dat citaat uit zijn brievenboek 'Kroniek van een karakter' (1986) stond op een kunstwerk aan zijn oprit in Zutendaal. Jeroen Brouwers (1940-2022) woonde meer dan 20 jaar in zijn boshuis in Belgisch Limburg. Nadat de woning enkele jaren geleden zonevreemd werd verklaard, verhuisde hij naar Lanaken. Van daaruit bleef Brouwers hardleers verder schrijven – sporen nalatend.

Zijn laatste roman ‘Cliënt E. Busken’ werd precies een jaar geleden bekroond met de Libris Literatuurprijs. ‘Een verslavend taalcircus’, noemde de Libris-jury het boek, waarin een chagrijnige oude man in een verzorgingstehuis voor dementerenden terechtkomt en vastgesnoerd in zijn rolstoel in zijn gedachtewereld laat kijken. Het zou zijn laatste boek worden, kondigde de schrijver toen aan. ‘Wat men inspiratie noemt, ik heb het niet meer’, zei hij. ‘Ik ben gewoon dood van boven.’

Advertentie

Met het overlijden van Brouwers verdwijnt een monument uit de Nederlandse literatuur. In de voetsporen van de Grote Drie - Harry Mulisch, Gerard Reve en Willem Frederik Hermans - timmerde Brouwers meer dan 60 jaar aan een breed oeuvre als romanschrijver en essayist/polemist. Hij publiceerde een 70-tal romans, verhalenbundels en essays.

Indonesië

Brouwers greep in zijn werk vaak terug naar gebeurtenissen uit zijn eigen verleden. ‘De boeken die ik heb geschreven, zijn mijn biografie: zij zijn de voetstappen die ik nalaat op mijn weg’, zei hij. ‘Al mijn boeken zijn autobiografisch en niettemin alle gelogen – ik schrijf dan ook niet historie, maar literatuur: de mijne. Ik ben de verhalen die ik vertel.’

Zijn Indonesiëtrilogie is het beste voorbeeld. Brouwers werd geboren in Batavia, het huidige Jakarta en de hoofdstad van Indonesië. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam hij met zijn familie in een Japans interneringskamp terecht. Van de boeken over die periode maakte vooral ‘Bezonken rood’ (1981) grote indruk. In het heftige eerbetoon aan zijn overleden moeder dacht hij terug aan de Japanse invasie en schreef hij over de wantoestanden in het ‘jappenkamp’ en de onherstelbare schade die de periode hem berokkende.

De boeken die ik heb geschreven, zijn mijn biografie: zij zijn de voetstappen die ik nalaat op mijn weg.

Jeroen Brouwers
Schrijver

Advertentie

‘Bezonken rood’ betekende zijn doorbraak bij het grote publiek. De Vlaamse regisseur Guy Cassiers maakte in 2004 een ontroerende theatervoorstelling van de roman. Brouwers' jeugd in Indonesië kwam ook terug in de romans ‘Het verzonkene’ en ‘De zondvloed’.

Bloemrijk en geestig

Brouwers kwam in 1948 naar Nederland, waar hij tot zijn zeventiende in katholieke kostscholen verbleef. Na zijn dienstplicht werkte hij enkele jaren in de journalistiek. In 1964 debuteerde hij met de verhalenbundel ‘Het mes op de keel’. Datzelfde jaar trad hij in dienst bij de uitgeverij van de Vlaamse Angèle Manteau. Eerst als administratief bediende, maar al gauw schoof hij op tot redacteur en hoofdredacteur.

Hij werd er in 1975 ontslagen om nooit opgehelderde redenen. Tussen Manteau en hem kwam het nooit meer goed. Brouwers zou haar later een over het paard getilde uitgeefster noemen, terwijl zij haar ex-medewerker van plagiaat beschuldigde.

Brouwers was niet alleen een veelschrijver, maar ook een buiten­gewoon stilist. Zijn taal was bloemrijk en geestig. In 2007 won hij de Tzumprijs voor de beste literaire zin in het boek ‘In het midden van de reis door mijn leven’: ‘Al stond in het centrum van het huis een kachel als uit de machinekamer van een stoomschip en stortte ik deze vol kolen en hout uit het bos, ze verspreidde geen warmte, – zoals er ook van mij, volgestort met het witte water van de firma Bols, niet echt meer iets constructiefs uitging.’

Relletjes

De wispelturige Brouwers was ook een begenadigd polemist. Een relletje was nooit ver weg met hem in de buurt. Legendarisch was de polemiek over de Prijs der Nederlandse Letteren in 2007. Hij weigerde de onderscheiding van de Taalunie, nochtans de hoogste oeuvreprijs die een auteur kan krijgen in ons taalgebied.

Als de koning mij een hand wil geven, dan komt hij maar naar Zutendaal.

Jeroen Brouwers

Toen De Tijd hem op het einde van dat jaar opzocht in Zutendaal en vroeg hoe hij op die affaire terugkeek, was het droge antwoord: ‘Niet. Ik blijf bij mijn standpunt. Al die poeha en pretentie van de Taalunieprijs bestaat er vooral in dat je een hand mag krijgen van de koning. Wel, dat vond ik te min voor 16.000 euro. Als die man mij een hand wil geven, dan komt hij maar naar Zutendaal. Daar moet ik niet voor naar Brussel om vervolgens van hem een handje uitgedroogde krenten te krijgen.'

Brouwers haalde uiteindelijk zijn gram. Twee jaar later werd het prijzengeld verhoogd naar 40.000 euro. De chagrijnige meester-stilist heeft er nooit een cent van gezien.

Advertentie
Gesponsorde inhoud