Advertentie
analyse

Recordmarges roepen vragen op over concurrentie in België

Is er te weinig concurrentie in België? Dat de winstmarges van bedrijven al jaren stijgen, doet knipperlichten afgaan. Maar het is wachten op grondig onderzoek. ‘We ontvangen meer aanwijzingen over mogelijke concurrentieproblemen dan we kunnen verwerken’, zegt de Mededingingsautoriteit.

Door de hoge inflatie staat onze koopkracht plots bovenaan op de agenda. Maar in de luwte vreet mogelijk een ander fenomeen al jaren aan de koopkracht: de stijgende winstmarges van bedrijven. Die kunnen erop wijzen dat we onnodig veel betalen voor onze producten en diensten. Ze bieden ook een verklaring voor de wereldwijde vaststelling dat de voorbije decennia een steeds kleiner deel van de welvaartskoek naar werknemers gaat. Dominante bedrijven en hun aandeelhouders eigenen zich het gros van de productiviteitswinsten toe, met stagnerende reële lonen als gevolg.

Jan Eeckhout (Pompeu Fabra) en Jan De Loecker (KU Leuven), twee Belgische professoren economie, brachten met hun paper ‘The Rise of Market Power’ (2017) het debat in een stroomversnelling. Via een vernieuwende meetmethode brachten ze de evolutie van de winstmarges in kaart. Hun conclusie? Zowel in de VS als in Europa zitten de winstmarges sinds de jaren 80 opvallend in de lift. België kende een grotere stijging dan het Europese gemiddelde in de periode 1980-2016. Hardnekkig hogere winstmarges wijzen op marktmacht en barrières die concurrenten buitenhouden, want in een competitieve markt duiken nieuwkomers onder de prijs en vreten ze de excessieve winstmarges weg.

Advertentie
De essentie

Wat is er aan de hand? De gemiddelde brutowinstmarge van de Belgische bedrijven is tussen 2014 en 2020 gestegen van 39,3 naar 42,4 procent. De winstmarge ligt opmerkelijk hoger dan die in de buurlanden. Over de eerste negen maanden van 2021 ging de winstmarge nog eens fors hoger.

Wat is de verklaring? Stijgende winstmarges zijn een wereldwijd fenomeen dat al enkele decennia speelt. Economen linken het aan een gebrek aan concurrentie in diverse sectoren.

Is er een concurrentieprobleem in België? Volgens de Belgische Mededingingsautoriteit is meer onderzoek nodig. Ze wil samenwerken met de Nationale Bank en een eigen screeningtool ontwikkelen. Er is al jaren geen gericht onderzoek naar een sector meer gebeurd wegens een gebrek aan middelen.

Advertentie

Zorgwekkend is dat de winstmarges in eigen land er nog een schep bovenop doen. De brutowinstmarges zoals de Nationale Bank die meet, gingen in de periode 2014-2020 stevig vooruit, terwijl er in de buurlanden gemiddeld geen stijging was. Of dat wijst op een sluipend gebrek aan concurrentie en knusse monopolievorming is niet zeker. De vraag ligt onbeantwoord op tafel.

Een snel antwoord lijkt er niet te komen. Het is geen evidente materie, maar evengoed lopen de waakhonden achter de feiten aan. Komen ze al eens met een kritisch rapport, dan is het wachten op actie uit politieke hoek.

Advertentie

De winstmarge waarvan sprake is, heet officieel de margevoet en is een andere maatstaf dan die van Eeckhout en De Loecker. Winstmarges zijn notoir moeilijk te schatten - ook de margevoet is een benadering. Maar, zegt Geert Langenus, econoom van de Nationale Bank, de margevoet kan op langere termijn een goed beeld geven van de gemiddelde brutowinstmarge van bedrijven. Het gaat om het bruto-exploitatieoverschot gedeeld door de bruto toegevoegde waarde. Ofwel wat een gemiddeld bedrijf overhoudt nadat het zijn personeel heeft vergoed en al zijn aankopen heeft betaald, inclusief netto indirecte belastingen, zoals de btw, plus eventuele subsidies.

De margevoet stijgt in België al jaren, met vanaf 2015 een opvallende versnelling. Tussen 1999 en 2021 ging de margevoet bijna 10 procentpunten hoger, van 35,7 procent naar 45,3 procent (zie grafiek). Dat laatste is een voorlopig cijfer voor de eerste negen maanden van 2021, en een forse stijging tegenover de 42,4 procent in 2020, die een record was. Een sluitende verklaring voor die sprong vorig jaar is er nog niet. Maar het is wel verrassend. ‘Het is meer dan verwacht’, zegt Langenus.

Buurlanden

Een tweede opmerkelijke vaststelling is dat de Belgische winstmarge in de periode 2015-2020 wegsprintte van die van onze buurlanden. Terwijl de Belgische margevoet in 2014 nog tussen die van Duitsland en Nederland hing, lag de marge in 2020 al bijna 2 procentpunten boven die van de dichtste achtervolger Nederland.

Het spiegelbeeld van de groeiende winstmarge is zichtbaar in het krimpende loonaandeel. De Belgische loonmassa als percentage van het bruto binnenlands product (bbp) bedroeg in 2014 nog 51,2 procent, tegenover 49,1 procent in 2019 en 50,4 procent in 2020. In 2021 zakte het loonaandeel verder naar 48,1 procent over de eerste negen maanden, het laagste percentage sinds ten minste 1995.

48,1
procent
De Belgische loonmassa als percentage van het bruto binnenlands product bedroeg in 2021 over de eerste negen maanden 48,1 procent. Het laagste percentage sinds 1995.

De stijgende margevoet in ons land is ook de Nationale Bank niet ontgaan. Volgens Langenus is deels sprake van een noodzakelijke inhaalbeweging. ‘Begin deze eeuw hadden Belgische bedrijven een duidelijk lagere margevoet dan het gemiddelde voor de eurozone. Het herstel kwam er onder meer door beter over onze concurrentiekracht te waken via de loonwet, die erop moet toezien dat de loonkosten niet sneller stijgen dan die in de buurlanden. Intussen ligt de Belgische margevoet al enkele jaren boven het Europese gemiddelde’, zegt Langenus.

Dominante bedrijven

De gestegen winstmarges passen in het plaatje dat Eeckhout en De Loecker schetsen. Zij zien wereldwijd dominante spelers oprijzen. Dat gaat gepaard met een toenemende concentratie van grotere bedrijven. Overnames spelen daarin een rol, naast de voortrazende digitalisering, die de positie van de grootste bedrijven met de diepste zakken versterkt. Bij dat laatste spelen zelfversterkende netwerkeffecten, waarbij een dienst waardevoller wordt naarmate er meer gebruikers zijn. Zo ontstaan dominante platformen als Facebook.

‘Onderzoekers als Eeckhout en De Loecker stellen een mogelijke link vast tussen stijgende winstmarges en een dalende concurrentie. Voor ons is het te vroeg om tot die conclusie te komen’, zegt Griet Jans, de hoofdeconoom van de Belgische Mededingingsautoriteit (BMA). Dat is de instelling die erover waakt dat overnames niet tot onverantwoorde prijsverhogingen leiden en dat bedrijven geen misbruik maken van hun marktmacht. Jans wijst op de technische uitdagingen die academici proberen op te lossen. Het gaat vooral om het samenbrengen van het micro-economische niveau - het niveau van bedrijven en sectoren waarop de BMA werkt - en het macro-economische niveau van de economie, waar de margevoeten van de Nationale Bank vandaan komen.

Toch begint het onderzoek naar winstmarges sporen na te laten bij de concurrentiewaakhonden. ‘Wij kijken meer naar winstmarges dan vroeger’, zegt BMA-voorzitter Jacques Steenbergen. Typisch kijkt de BMA bij een overnameonderzoek naar het effect op de prijsevolutie. Maar zelfs als de prijzen dalen, kunnen de winstmarges stijgen en wijzen op verminderde concurrentie. Dat gebeurt wanneer dominante bedrijven niet de volledige gerealiseerde kostenbesparing doorspelen zoals in een concurrentiële markt het geval zou zijn. Met de consument als dupe.

Meer onderzoek

Ook Steenbergen ziet dat de Belgische margevoeten sinds 2015 gestegen zijn. ‘Het doet zeker knipperlichten afgaan, maar voor een juiste interpretatie is meer onderzoek nodig’, zegt de BMA-voorzitter. ‘Hogere winstmarges betekenen niet automatisch dat er concurrentie- problemen zijn. Je moet ook kijken wat met de extra winsten gebeurt. Het is toch anders als bedrijven er concurrentiebevorderende investeringen mee doen.’

Het is goed mogelijk dat bedrijven investeringen doen die de concurrentie fnuiken.

Jan Eeckhout
Economieprofessor Pompeu Fabra-universiteit

‘Het is evengoed mogelijk dat bedrijven investeringen doen die de concurrentie fnuiken’, countert Eeckhout. ‘Denk aan bedrijven als Google-moeder Alphabet, dat zijn investeringsmachine deels inzet voor ‘killer acquisitions’, het opkopen van kleinere bedrijven die een bedreiging kunnen vormen om ze vervolgens te laten doodbloeden.’ Volgens Steenbergen zijn zulke wurgovernames een ‘heel moeilijk’ onderwerp. ‘Wij hebben zo’n dossier nog niet gehad. Dat komt omdat zulke overnames vaak onder de meldingsdrempel blijven: de omzet van het overgenomen bedrijf is te klein om gemeld te worden.’

De meldingsplicht lijkt ook een obstakel voor een grondig onderzoek van de BMA. ‘Ook wij zien een tendens van consolidatie in meerdere sectoren,’ zegt Steenbergen, ‘maar we kunnen pas een onderzoek voeren als een melding binnenkomt van een overnamedossier dat boven de drempel gaat. Anders hebben wij geen bevoegdheid. We zijn dus afhankelijk van wat gebeurt in de overnamemarkt.’

Er bestaat een tweede kanaal, dat via het Prijzenobservatorium loopt. Die instelling in de schoot van de FOD Economie werkt nauw samen met de BMA en monitort de prijsevoluties en de marktwerking in Belgische sectoren. Naast gerichte studies naar specifieke sectoren publiceert het jaarlijks een screening waaruit de sectoren naar voren komen die een risico op gebrekkige concurrentie vertonen. Het doet dat aan de hand van een reeks indicatoren, waaronder de concentratie, de in- en uittrede van ondernemingen en de winstmarge.

Volgens de recentste jaarlijkse studie zitten 12 industriële sectoren en 14 dienstensectoren al vijf opeenvolgende edities in de alarmzone. Het gaat onder meer over de productie van bakstenen en kalk, frisdranken en mineraalwater, mout, industriële gassen, en ook diensten zoals de verhuur en leasing van wagens.

Inbreuken

Op basis van de informatie van het Prijzenobservatorium kan de BMA een verkennend onderzoek beginnen. ‘Wij kunnen een sectoronderzoek voeren als er serieuze aanwijzingen zijn van mededingingsproblemen, maar wegens een gebrek aan middelen is dat al jaren niet meer gebeurd’, zegt Steenbergen. ‘Zo’n onderzoek zou ten koste gaan van onze lopende zaken over mogelijke inbreuken op het mededingingsrecht.’

Wij kunnen een sectoronderzoek voeren als er serieuze aanwijzingen zijn van mededingingsproblemen, maar wegens een gebrek aan middelen is dat al jaren niet meer gebeurd.

Jacques Steenbergen
Voorzitter Belgische Mededingingsautoriteit (BMA)

Ook het Prijzenobservatorium, dat met een vijftal analisten alle sectoren van de volledige Belgische economie moet monitoren, kon vorig jaar geen specifiek onderzoek uitvoeren naar een potentiële probleemsector - elke sector waar de winstmarges stijgen, hoger zijn dan in de buurlanden en waar tegenover die marges geen innovatieve kwaliteitsverbetering of superieure dienstverlening staat.

Dan nog is het niet zeker dat met zo’n onderzoek iets gebeurt. Een van de recentste onderzoeken van het Prijzenobservatorium stelde vast dat de notariskosten bij de aankoop van residentieel vastgoed in België hoog zijn in vergelijking met andere Europese landen. Het blijft wachten op een eventuele politieke bijsturing. Het blijft voor het Prijzenobservatorium ook wachten op versterking - Frankrijk telt meer analisten om alleen de voedingssector te volgen.

Screening

De BMA gebruikt de screenings van het Prijzenobservatorium als input bij de selectie van klachten. ‘We krijgen meer aanwijzingen en dossiers over mogelijke concurrentieproblemen binnen dan we kunnen verwerken. Dan geven we de prioriteit aan klachten uit sectoren die als problematisch bekendstaan’, zegt Steenbergen.

Bij de BMA lijken ze het net wel breder en strakker te willen spannen. De aandacht voor monopoliemacht neemt wereldwijd toe. ‘Er waait een nieuwe wind nadat de mededingingsautoriteiten de afgelopen jaren misschien onvoldoende streng zijn geweest’, stelt Jans vast. De BMA zet naast de ontwikkeling van een eigen screeningtool in op een meer structurele samenwerking met de Nationale Bank om de cijfers te verfijnen.

Er waait een nieuwe wind nadat de mededingings- autoriteiten de voorbije jaren misschien onvoldoende streng zijn geweest.

Griet Jans
Hoofdeconoom Belgische Mededingsautoriteit

De galopperende inflatie in de nasleep van de pandemie creëert een extra kopzorg. De vraag rijst of dominante bedrijven hun macht niet misbruiken om verkoopprijzen extra op te trekken onder het mom van de inflatie. In de VS gaf de regering-Biden toezichthouders de opdracht een onderzoek te openen naar mogelijk artificiële prijsverhogingen door onder meer de vleesverwerkings- en oliesector.

In eigen land waarschuwde federaal minister van Werk Pierre-Yves Dermagne (PS) vrijdag dat bedrijven ‘de prijsverhogingen niet mogen gebruiken als dekmantel voor hogere winsten en marges’. Hij zou het Prijzenobservatorium opgedragen hebben dat te monitoren, maar van een concrete opdracht was eerder deze week nog geen sprake.

Er is geduld nodig voor zo’n onderzoek, dat op twee manieren kan gebeuren: vaststellen of bedrijven hun verkoopprijzen weer verlagen zodra hun aankoopkosten beginnen te dalen - zo niet drijven ze hun winstmarges op - of wachten op de jaarrekeningen van 2021 om de marges te analyseren, wat pas in het najaar kan.

Vreemd

Zo komen we bij de margevoet voor 2021, die nog eens sterk de hoogte in ging. De Nationale Bank heeft er geen sluitende verklaring voor. ‘We zien dat de verkoopprijzen in sommige Belgische industrietakken vorig jaar veel meer stegen dan de inkoopprijzen, en dat de prijsgroei in diverse sectoren sterker is dan in het buitenland’, zegt Langenus. ‘Dat is vreemd, want de verkoop- en aankoopprijzen volgen wereldwijd in principe dezelfde trend. Bovendien wordt de stijging van de Belgische verkoopprijzen niet weerspiegeld in de binnenlandse inflatiecijfers, die de consumentenprijzen meten. De onderliggende inflatie - zonder energie en voeding - lag hier vorig jaar zelfs lager dan die in de eurozone. Dat zou dan betekenen dat die hogere verkoopprijzen alleen op de exportmarkten toegepast worden.’

Langenus’ gevoel zegt dat ‘het binnen de perken blijft’ en dat ‘bedrijven niet profiteren’ van de inflatie. ‘CEO’s zeggen dat ze de toename van hun aankoopprijzen niet volledig doorrekenen in hogere verkoopprijzen.’ Ook Eeckhout vindt het niet evident de hoge inflatie te koppelen aan de groeiende marktmacht van bedrijven. ‘Je zou eerder een omgekeerde relatie moeten zien: dominante bedrijven rekenen stijgende aankoopkosten typisch niet volledig door, omdat ze toch voldoende winst maken. Ze temperen dus de inflatie.’

De inflatie zal indirect de margevoet weer doen dalen in 2022, zegt Langenus. Daar zit de automatische loonindexering voor veel tussen. ‘Bedrijven zullen de stijgende loonkosten niet volledig doorrekenen in hogere verkoopprijzen, maar die deels opvangen via lagere winstmarges. Dat was in het verleden ook zo. Bovendien hebben ze daar buffers voor aangezien de winstmarges nog altijd boven het langetermijn- gemiddelde liggen.’ Toch ziet de Nationale Bank de margevoet dit en volgend jaar niet onder het niveau van voor de pandemie zakken.

De buffers van bedrijven in het pandemiejaar 2020 werden extra gestoffeerd, afgaande op de verder gestegen margevoet dat jaar. Langenus verwijst naar overheidsmaatregelen zoals de tijdelijke werkloosheid, die bedrijven in staat stelde de kosten voor hun minst productieve werknemers af te wentelen op de overheid. Als tegenover die gedaalde loonkosten inkomsten stonden die minder snel terugvielen, steeg automatisch de winstmarge. Ook de hinderpremies, die geboekt worden als subsidies, gaven een boost.

De vraag mag wel eens gesteld worden of er - los van de crisis - geen oversubsidiëring is.

Geert Langenus
Econoom Nationale Bank

Of de gestegen winstmarge impliceert dat de overheidssteun te gul is geweest, wil Langenus niet gezegd hebben. ‘Hier en daar zal wel wat te veel geld uitgedeeld zijn, maar als de overheid niet had ingegrepen, was het erger geweest. Al mag de vraag wel eens gesteld worden of er - los van de crisis - geen oversubsidiëring is.’ Ook dat stuwt de margevoet van de bedrijfswereld.

Advertentie
Gesponsorde inhoud