Belg nog altijd jong met pensioen

Belgische mannen gingen vorig jaar gemiddeld op 61,3 jaar met pensioen, voor vrouwen was dat zelfs 59,7 jaar. In vergelijking met andere rijke landen is dat vroeg, leren data van de OESO, de denktank van de belangrijkste industrielanden. Alleen in Frankrijk, Slovakije en Luxemburg gaan mannen nog vroeger met pensioen, bij de vrouwen doet enkel Slovakije het slechter.

De wettelijke pensioenleeftijd ligt in de meeste OESO-landen op 65 à 67 jaar. Maar de effectieve leeftijd waarop men stopt met werken, verschilt sterk. België bengelt wat dat betreft achteraan. De Duitsers, Nederlanders en zeker de Britten werken langer, in het laatste geval zelfs tot aan de wettelijke pensioenleeftijd.

Het OESO-gemiddelde waarop men effectief stopt met werken, bedraagt ruim 65 jaar voor mannen en 63 jaar voor vrouwen. In sommige landen zoals Zuid-Korea, Mexico, Chili en Japan werken mannen gemiddeld tot na hun 70ste. Maar ook in Portugal en Ierland wordt gewerkt tot na de wettelijke pensioenleeftijd.

Kwetsbaar

Dat de Belgen relatief vroeg met pensioen gaan, betekent dat ze ook erg lang van dat pensioen moeten leven. Voor vrouwen gaat het gemiddeld om meer dan 26 jaar, goed voor een tweede plaats bij de OESO-landen, na Frankrijk (27,6 jaar). Voor mannen gaat het gemiddeld om 21,3 jaar, goed voor een vijfde plaats. Het OESO-gemiddelde bedraagt hier respectievelijk 22 en 18 jaar, wat een pak meer is dan de 15 en 11 jaar in 1970.

Het lijkt erop dat ons pensioensysteem bovenstaande cijfers mee in de hand werkt. Zo staat België op de laatste plaats inzake financieel voordeel als men zijn pensioen pas enkele jaren na de wettelijke pensioenleeftijd neemt. Daar staat tegenover dat vervroegd pensioen amper financieel bestraft wordt in ons land.

Uit de OESO-data blijkt ook de kwetsbaarheid van de pensioenen. De Belgische 65-plussers zijn na Hongarije het meest afhankelijk van de overheid. Liefst 84 procent van hun inkomen komt van de overheid.

De Belgische wettelijke pensioenen zijn nochtans niet bij de hoogste. Een eerste pensioen bedraagt in ons land gemiddeld twee derden van het laatste nettoloon, waarmee we maar net boven het OESO-gemiddelde scoren.