PMV en een consortium van financiële partners en investeerders steken gezonde bedrijven een handje toe om zich ook tegen de langetermijnimpact van de coronacrisis te wapenen. De Vlaamse investeringsmaatschappij PMV kreeg daarom de opdracht om het Welvaartsfonds uit te werken. ‘Met het Vlaams Welvaartsfonds mikken we vooral op gezonde kmo’s, ook uit minder sexy sectoren. Bedrijven die bewezen hebben stevig bij te dragen aan onze economische welvaart’, klinkt het bij Bert De Graeve, voorzitter van het Vlaams Welvaartsfonds.
Het Vlaams Welvaartsfonds bestaat nu enkele maanden. Wat is de bedoeling ervan?
‘Met dit nieuwe initiatief hoopt de Vlaamse regering de langetermijnimpact van de pandemie op de Vlaamse bedrijven zo beperkt mogelijk te houden. Het voorbije anderhalf jaar heeft de Vlaamse overheid al een aantal stevige steunpakketten goedgekeurd om zwaar getroffen sectoren te helpen overleven. Met dit Welvaartsfonds mikken we nu vooral op gezonde bedrijven die toch stevig in de klappen hebben gedeeld. Bedrijven die bijvoorbeeld zwaar moeten putten uit hun financiële reserves, of bedrijven die vandaag interessante nieuwe opportuniteiten zien, maar geen middelen ter beschikking hebben. In het Welvaartsfonds zit zowel privé- als overheidsgeld.’
Jullie hebben het uitdrukkelijk over gezonde bedrijven: hoe zal de selectie gebeuren?
‘Het Welvaartsfonds hanteert daarvoor de klassieke financiële analyse-instrumenten. We zullen die, waar nodig, differentiëren per sector. Bij elk bedrijf dat zich kandidaat stelt, meten we eerst de sterktes en zwaktes in een uitgebreide SWOT-analyse, waarna we bekijken hoe we het bedrijf met bijkomende middelen doelgericht kunnen versterken. Dit kan gaan van bijkomende productiemiddelen tot de ontwikkeling van nieuwe technologie. Tijdens de pandemie heeft de Vlaamse regering in eerste instantie alle zeilen bijgezet om de liquiditeit van onze bedrijven op peil te houden. Intussen zitten we in een nieuwe fase en krijgen bedrijven ook met andere uitdagingen af te rekenen. Denk bijvoorbeeld aan de impact van verstoorde logistieke ketens en de nood aan extra middelen om daar goed op in te kunnen spelen.’
Die extra middelen komen zowel van de Vlaamse en federale overheid als van privé-investeerders: hoeveel geld zit er vandaag al in het Welvaartsfonds en op welke bedrag mikken jullie finaal?
‘We zitten op dit moment aan 205 miljoen euro. Mocht blijken dat er nog meer middelen nodig zijn, dan kan ook de Vlaamse overheid met extra middelen over de brug komen. Toen het fonds enkele maanden geleden in de steigers stond, mikten we op 500 miljoen euro. Mogelijk komt er de volgende maanden nog geld bij, maar ik vind dat we ons niet moeten blindstaren op het naakte bedrag: hoe minder we moeten inbrengen, hoe beter. Het zou namelijk betekenen dat er in Vlaanderen voldoende middelen zijn om ons industriële weefsel en onze kmo’s overeind te houden na deze bijzonder lastige periode.’
Met het Vlaams Welvaartsfonds mikken we vooral op gezonde kmo’s, die toch stevig in de klappen hebben gedeeld.
Vlaams minister van Economie Hilde Crevits benadrukte dat het Welvaartsfonds in eerste instantie focust op bedrijven die ‘een sterke band met Vlaanderen’ hebben. Mikken we hiermee vooral op de kmo’s?
‘De criteria om in aanmerking te komen voor financiering zorgen voor een beperkt aantal tickets, en dan vooral voor kmo’s, dat klopt. Het is de voorbije maanden duidelijk geworden dat vooral zij nu nood hebben aan extra investeringsmiddelen. De ondergrens van zo’n ticket bedraagt 1,25 miljoen euro. Daarmee mikken we uiteraard niet op de grote multinationals. Er was ook een afspraak met de financiële partners dat we maximaal 10 procent van het beschikbare budget zouden uitreiken aan één bedrijf. Het maximumticket was dan in theorie begrensd op 20 miljoen. Maar, om ook grote kmo’s te laten meegenieten, beslisten we samen met de partners om het maximumbedrag op te trekken tot 50 miljoen.
Hoe kunnen geïnteresseerde bedrijven zich kandidaat stellen? Moeten zij heel concrete projecten voorleggen of kennen jullie de financiering ook generalistisch toe?
‘Een bedrijf moet in de eerste plaats financieel gezond zijn om in aanmerking te kunnen komen. Vervolgens onderzoeken we de impact van corona op dat bedrijf en bekijken we het businessplan voor de komende jaren. Als we daaruit kunnen afleiden dat er een financiële behoefte is naast de bancaire financiering, dan komt het Welvaartsfonds eventueel in het vizier. Ik wil benadrukken dat we ook de factor duurzaamheid meenemen in die analyse. Daarvoor hebben we een aantal criteria opgesteld.’
Duurzaamheid is niet het enige criterium: om economisch duurzaam te zijn, moeten bedrijven innoveren. Wie vandaag met exact dezelfde producten werkt als tien jaar geleden, zal wellicht het hoofd niet boven water kunnen houden.
Hoe willen jullie die duurzaamheid concreet meten? Bijna elk bedrijf omschrijft zichzelf vandaag als ‘duurzaam’?
‘Het Welvaartsfonds heeft minstens de ambitie om ‘lichtgroen’ te zijn. Er bestaan vandaag al relatief duidelijke Europese criteria om duurzaamheid te meten. Honderd procent duurzaamheid hoeft nog niet, maar kandidaten moeten zich minstens engageren om in een traject te stappen waardoor ze hun duurzaamheidsscore verhogen. Dit zal vooraf worden vastgelegd en in de loop van het traject ook verder worden gemeten en in kaart gebracht. Maar duurzaamheid is niet het enige criterium: om economisch duurzaam te zijn, moeten bedrijven ook innoveren. Wie vandaag met exact dezelfde producten werkt als tien jaar geleden, zal op langere termijn wellicht het hoofd niet boven water kunnen houden.’
Stel: ik dien vandaag een aanvraag in bij het Vlaams Welvaartsfonds voor mijn bedrijf. Over welke doorlooptijd spreken we gemiddeld?
‘Veel hangt af van de snelheid waarmee het bedrijf ons de nodige gegevens aanlevert. Daarmee gaan wij aan de slag, waarna er wat extra vragen volgen voor het management. Ik denk dat we mogen uitgaan van een termijn van drie tot hoogstens zes maanden.’
Wanneer zal dit initiatief voor jullie geslaagd zijn?
‘Dat zullen we wellicht met zekerheid weten als we het ooit een tweede keer nodig zouden hebben. Mocht er dan voldoende enthousiasme zijn bij alle partijen om opnieuw zo’n fonds in het leven te roepen, dan weten we dat dit eerste initiatief een voltreffer was.’