Inbreng moet het evenwicht tussen de erfgenamen behouden en inkorting tracht het voorbehouden erfdeel voor de reservataire erfgenamen te garanderen. Beide mechanismen worden in het vernieuwde erfrecht bijgestuurd. ‘Zo kunnen we bepaalde onrechtvaardigheden en financiële of juridische onzekerhedenen wegwerken’, zeggen Bernard Goffaux en Christophe Delanghe van Banque de Luxembourg.
Wat zijn inbreng en inkorting?
Via inbreng behoudt u een evenwicht tussen de erfgenamen in direct neerdalende lijn. Schenkingen, gedaan als voorschot op erfdeel, moeten ‘ingebracht’ worden en creëren dus geen onevenwicht tussen deze erfgenamen. Stel dat Jan, vader van twee zonen, Bert en Tim, een schenking als voorschot op erfdeel doet aan Bert. Op moment van overlijden van Jan, wordt door het mecanisme van inbreng het evenwicht tussen de twee broers gegarandeerd. Bert, de begiftigde, die dus erfgenaam is in directe neerdalende lijn, moet de gekregen schenking, gedaan als voorschot op erfenis, inbrengen in de te verdelen massa. In principe moet dat gebeuren rekening houdend met de intrinsieke waarde op het moment van de schenking, waarop een indexatie wordt toegepast.
Vinden reservataire erfgenamen dat bepaalde schenkingen of legaten hun voorbehouden erfdeel aantasten? Dan kunnen zij hun deel opeisen via inkorting. Hebben de reservataire erfgenamen gelijk? Om dat te weten wordt de fictieve massa bepaald, die rekening houdt met het vermogen op de dag van het overlijden, waarvan de schulden worden afgetrokken en waaraan eerdere schenkingen worden toegevoegd. In het begin van de negentiende eeuw, toen ons burgerlijk wetboek werd opgesteld, bestonden nalatenschappen vooral uit onroerende eigendommen. En die schommelden nauwelijks in waarde’, zegt Bernard Goffaux, Head of Tax bij Banque de Luxembourg. ‘Gevolg? De regels voor inbreng en inkorting van het oude erfrecht waren niet aangepast aan de grote waardeschommelingen die een vermogen, zowel roerend als onroerend, vandaag ondergaat. Daarom werden de regels rond inbreng en inkorting hervormd. De veranderingen worden vanaf 1 september 2018 van kracht.’
Inbreng
Vóór de hervorming werd bij de inbreng van roerende goederen rekening gehouden met de waarde op het moment van de schenking. Vanaf 1 september 2018 moet u in principe rekening houden met de intrinsieke waarde op moment van de schenking, geïndexeerd op basis van de index der consumptieprijzen.
‘Daarnaast bestond er een onderscheid tussen inbreng van roerende en onroerende goederen’, verduidelijkt Christophe Delanghe, Senior Estate Planner bij Banque de Luxembourg. ‘De roerende goederen werden ingebracht in mindere ontvangst, rekening houdend met de waarde op moment van schenking. Onroerende goederen werden dan weer ingebracht in natura, tegen de waarde op moment van verdeling. De inbreng in natura kon een bron zijn van frustraties.’ Door de inbreng in natura moest de begiftigde op moment van inbreng het vastgoed afstaan.
‘De hervorming maakt de regels van inbreng en inkorting meer uniform.’
Ingekorte schenkingen
Bij inkorting bestond er geen enkel onderscheid voor wat betreft de waardering tussen roerende en onroerende goederen. ‘De fictieve massa werd berekend volgens de waarde van de geschonken goederen op de dag van overlijden’, verduidelijkt Bernard Goffaux. ‘De vordering tot inkorting gebeurde in principe in natura. De inkorting in natura had als gevolg dat men het het geschonken goed moest teruggeven. De inkorting in natura was dus een bron vanonrechtvaardigheid en onzekerheid.’
‘De hervorming maakt de regels voor de waardering in het kader van de inbreng en inkorting uniform. Deze waardering moeten vanaf nu gebeuren volgens de waarde van de goederen op de dag van schenking en geïndexeerd volgens de Belgische index van consumentenprijzen.’
Maar wat als de ontvanger niet het volledige meesterschap heeft van de geschonken goederen op het moment van de schenking? Dan wordt de waarde voor de regels in het kader van de inbreng en inkorting gemeten op het moment waarop de begiftigde het volledige meesterschap verwerft. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren bij een gift met voorbehoud van vruchtgebruik. De begiftigde krijgt dan het volledige meesterschap als het vruchtgebruik uitdooft.
‘In België gebeuren veel schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik’, vertelt Goffaux. ‘Een voorbeeld. An krijgt van haar vader de beleggingsportefeuille A en Maaike een beleggingsportefeuille B. Op het moment van de schenking hebben de twee beleggingsportefeuilles dezelfde waarde, maar ze volgen een volledig andere beleggingspolitiek. Vader wenst het vruchtgebruik te behouden van beide portefeuilles. Als de vader twintig jaar later sterft, is de portefeuille van An veel meer waard dan die van Maaike.’
Het is erg moeilijk de waarde te voorspellen van een geschonken goed met voorbehoud van vruchtgebruik op de dag dat het vruchtgebruik eindigt. Daar heeft de hervorming van het erfrecht geen antwoord op. ‘Daarom raden we de schenkerin dit geval aan om de helft van elke portefeuille te schenken aan ieder van de dochters. Bij overlijden van de schenker, en het uitdoven van het vruchtgebruik, kunnen zijn dan de beleggingsportefeuilles verdelen.’ Een alternatieve oplossing is de opstelling van een globale erfovereenkomst.
Overgangsperiode
Omdat de nieuwe regels rond inbreng en inkorting zo sterk veranderd zijn, is er een overgangsperiode van een jaar. ‘Voor sommige situaties zijn de oude regels rond inbreng en inkorting interessanter’, weet Christophe Delanghe. ‘Neem het voorbeeld van Marie, moeder van Charlotte en Koen. Marie heeft de aandelen van de familiale vennootschap geschonken, vóór 1 september 2018, aan Charlotte met een voorbehoud van vruchtgebruik.’
‘Sinds die schenking heeft Charlotte, die bedrijfsleider is geworden, de zaak zo uitgebreid dat ze in waarde is verdubbeld. Voor de hervorming moest Charlotte de aandelen inbrengen volgens de waarde op het moment van de schenking. Nu moet dat volgens de waarde op het moment van het uitdoven van het vruchtgebruik. Gevolg? De waardestijging die Charlotte zelf realiseerde, gaat deel uitmaken van de massa die ze moet verdelen met haar broer.’
De oplossing is eenvoudig. ‘Marie kan uitdrukkelijk de inbrengregels vragen die van toepassing waren vóór deze hervorming, dus met waardebepaling op het moment van de schenking. Hiervoor is een verklaring van behoud bij de notaris nodig.’
Door de verklaring van behoud zullen de oude regels van toepassing zijn op alle schenkingen die voor de hervorming van het erfrecht plaatsvonden. Dit moet gebeuren vóór 1 september 2019. Een punctuele erfovereenkomst kan een alternatief zijn om de ongelijkheid bij inbreng tussen Charlotte en haar broer recht te zetten.
Vermoeden van voorschot
Het burgerlijk wetboek bevatte vroeger een wettelijk vermoeden, waardoor elke schenking die een erfgenaam ontving, werd beschouwd als een voorschot op het erfdeel. Daardoor moest u die inbrengen in de te verdelen massa. ‘Dit vermoeden is alleen nog van toepassing op erfgenamen in rechte neerdalende lijn’, verduidelijkt Bernard Goffaux.
‘Een voorbeeld. Jan heeft als enige erfgenamen zijn twee neven. Alexander, met wie hij een hechte relatie heeft, en Frederik, die hij al tien jaar niet meer heeft gezien. Jan schonk eerder 100.000 euro aan Alexander. Jans nalatenschap bestaat uit 50.000 euro en er is geen testament. Voor de hervorming werd de gift beschouwd als een voorschot op het erfdeel, zodat Alexander de 100.000 euro moest inbrengen. Daardoor kreeg Frederik 75.000 euro: de 25.000 uit de nalatenschap en 50.000 euro in te brengen door Alexander. Door de hervorming wordt de gift aan Alexander vermoed ‘vrijgesteld te zijn van inbreng’, waardoor Alexander uiteindelijk 125.000 euro in handen heeft: 100.000 euro door schenking en 25.000 euro via de nalatenschap. Frederik krijgt 25.000 euro via de nalatenschap.
Banque de Luxembourg Bruxelles
Terhulpsesteenweg, 120
1000 Brusel
Tel. +32 (0)2 663 45 68
Banque de Luxembourg Gent
3Square Village
Rijvisschestraat, 124
9052 Gent
Tel. +32 (0)9 244 00 48
https://www.banquedeluxembourg.be
Voor meer informatie raadpleeg het digitale dossier van de bank over de hervorming.