Mark Delanote: Vijf tips voor een hervorming van de vermogensfiscaliteit
De federale regeringsonderhandelaars moeten zich binnenkort onvermijdelijk weer buigen over vermogensfiscaliteit. Enkele tips van de man achter het fiscale hervormingsplan van minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V).
Telkens weer struikelt de politiek over een fiscale hervorming. Bij de gestrande federale regeringsonderhandelingen draaide de discussie vooral rond de vermogensfiscaliteit, met een meerwaardebelasting als belangrijkste struikelsteen. Enkele vrijblijvende tips voor wie zich binnenkort onvermijdelijk opnieuw moet buigen over deze hervorming.
- De auteur
Mark Delanote is professor fiscaal recht (UGent en Delanote.Law).
- De kwestie
Binnenkort moeten de regeringsonderhandelaars zich onvermijdelijk weer buigen over vermogensfiscaliteit.
1. Leg de focus op efficiëntiewinsten
Belastingen bestaan niet om fiscale adviseurs te paaien of politieke ego’s te strelen, maar om de overheid over de benodigde inkomsten te laten beschikken. De belastingheffing wordt aanvaard voor zover die samenhangt met de welvaartswinsten waarvoor de overheid garant moet staan.
Daarnaast moet de belastingheffing zo min mogelijk de economische groei verstoren en het gedrag wijzigen, tenzij dat laatste expliciet gewenst is. Met andere woorden: efficiëntieverliezen moeten worden vermeden.
In extremis kan dat door van elk individu een identieke bijdrage - een ‘lump sum’- te vragen. Als iedereen weet dat hij eenzelfde vast bedrag moet betalen, leidt dat op zich niet tot gedragswijzigingen. Een dergelijke belasting is evenwel in strijd met het algemeen erkende draagkrachtbeginsel, meteen een van de belangrijkste redenen om toch enigszins verstorende belastingen te heffen.
2. Erken de eigenheid van de vermogensinkomsten
Onnodige efficiëntieverliezen kan je mee vermijden door rekening te houden met de eigenheid van de inkomsten.
Inkomen uit vermogen bestaat uit meerdere componenten.
Een eerste deel is een loutere vergoeding voor het uitstel van consumptie. Je kan het gelijkstellen met de marktrente voor risicovrije investeringen. Dat deel wordt volgens de economische literatuur het best niet of niet te veel belast. Zo vermijd je dat mensen hun spaar- of consumptiegedrag op de fiscaliteit gaan afstemmen. Dergelijke verstoringen zijn des te groter als de belastingtarieven hoog zijn, of als de inflatie hoog is.
Een tweede deel van het inkomen is een risicovergoeding. Hoe groter het risico, hoe meer het uiteindelijke rendement kan afwijken van wat je verwachtte. In tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, is er geen enkele veralgemeende reden om het risico fiscaal te belonen onder de vorm van een vrijstelling, een verlaagd tarief… Wel moet eventueel verlies van een investeerder/belegger integraal in aanmerking kunnen worden genomen. Zo fungeert de fiscaliteit zelfs feitelijk als een ‘verzekering’.
Daarnaast kan de overheid in specifieke gevallen het nemen van risico wel aanmoedigen, namelijk als de eventuele baten van een groot risico grotendeels terugvloeien naar de samenleving in haar geheel, en dus niet naar de investeerder. Fundamenteel onderzoek (innovatie) is daarvan een mooi voorbeeld.
De derde component is de ‘economische rente’. Dat zijn opbrengsten waar de ontvanger geen verdienste aan heeft. Denk aan een onroerend goed dat door externe factoren meer waard wordt. Een belastingheffing op die component kan het gedrag van de investeerder dan ook niet beïnvloeden.
Een euro is dus niet altijd een euro, zoals nochtans vaak wordt opgeworpen. Door de eigenheid is een aparte fiscale behandeling van de vermogensinkomsten aangewezen. Theoretisch kan dat door de drie componenten apart fiscaal te behandelen, maar om redenen van eenvoud wordt vaak gekozen voor een ‘dual income tax’, waarbij voor het volledige vermogensinkomen één vast tarief geldt (eventueel gecombineerd met een voetvrijstelling).
De belastingbetaler moet dan een beetje de bluts met de buil nemen: afhankelijk van het rendement betaalt hij soms relatief weinig, soms relatief veel belastingen. Een bijkomend voordeel is dat voor inkomsten die op meerdere jaren betrekking hebben, zoals meerwaarden op aandelen die jarenlang worden aangehouden, geen bijzondere maatregelen moeten worden voorzien.
3. Hou rekening met het geheel aan heffingen
Je kan de fiscaliteit rond vermogen niet geïsoleerd bekijken. Heel wat heffingen dragen bij tot de totale fiscale last: eerder geheven vennootschapsbelasting bij het innen van dividenden of het realiseren van meerwaarden op aandelen, de vele bezits- en transactiebelastingen zoals de taks op de effectenrekeningen en de beurstaks...
Je kan de fiscaliteit rond vermogen niet geïsoleerd bekijken. Heel wat heffingen dragen bij tot de totale fiscale last.
Veel heffingen op het vermogen zitten ook op het regionale en lokale niveau, wat de opbouw van een coherente fiscaliteit drastisch bemoeilijkt. Idealiter worden de meer verstorende bezits- en transactiebelastingen opgeheven, zodat alleen een transparante heffing op het inkomen overblijft.
4. Vermijd dat inkomen uit arbeid onterecht wordt omgezet in inkomen uit vermogen
Inkomen uit vermogen moeten we duidelijk definiëren, zeker als we het anders willen belasten dan inkomen uit arbeid. In essentie doelen we op inkomsten gerelateerd aan kapitaalgoederen die aangewend worden om een toegevoegde waarde te genereren.
Heel wat inkomsten worden als vermogensinkomsten aangemerkt terwijl ze dat in werkelijkheid niet zijn. De fiscaal geïnspireerde vervennootschappelijking is daarvan een voorbeeld: de vennootschapsvorm wordt daarbij gebruikt om inkomsten uit arbeid om te zetten in inkomsten uit vermogen. Daarom is het gepast daartegen op te treden.
5. Erken meerwaarden als een vorm van vermogensinkomen
Meerwaarden vormen ontegensprekelijk een vorm van kapitaalinkomen, maar een belasting op meerwaarden kan leiden tot een dubbele heffing, vooral in het geval van aandelen. Als je zowel de uitkering van de winsten als de meerwaarde belast, is dit ontegensprekelijk het geval. Om hieraan te verhelpen moet absoluut fiscaal ook rekening worden gehouden met minderwaarden.
Een van de theoretische motiveringen voor een meerwaardebelasting op aandelen is overigens dat die het ‘opsluiten’ van reserves in vennootschappen ontmoedigt. Met een dergelijke lock-in kan een belastingheffing uit- of afgesteld worden. Daarom wordt in de wetenschappelijke literatuur zelfs geopperd de waardefluctuatie jaarlijks fiscaal in aanmerking te nemen. Dat is evenwel praktisch onhaalbaar. Het belasten van meerwaarde bij realisatie is de meest pragmatische benadering.
De Tijd wil de dialoog met zijn onlinelezers verbeteren en gebruikt daarvoor een nieuwe reactietool. Meer toelichting kunt u in dit artikel vinden.
Meest gelezen
- 1 Stella Li, topvrouw Chinese autobouwer BYD: 'Wij hebben 122.000 ingenieurs, ons inhalen wordt moeilijk'
- 2 Regering extra soepel voor fake-hybride bedrijfswagens
- 3 Wat betekent het paasakkoord voor uw pensioen?
- 4 100.000 langdurig werklozen dreigen op 1 januari uitkering te verliezen
- 5 Van Bol.com naar nucleaire start-up: Belgische bouwt nieuwe kleine kernreactor