Goed nieuws op de arbeidsmarkt, behalve voor de armen
Een beleid dat tegelijk de werkloosheid en de armoede vermindert, moet inzetten op sociale investeringen: een degelijke sociale bescherming, begeleiding op maat, scholing, gezondheidszorg, mobiliteit, ondersteuning van de gezinnen, en duurzame, kwaliteitsvolle banen.
Door Ides Nicaise, armoedespecialist KU Leuven (HIVA/Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen)
Nooit eerder waren zoveel Vlamingen aan het werk. De Vlaamse werkloosheid dook in 2016 onder het peil van vóór de crisis, zelfs beneden 5 procent. Als je stelt dat werk het beste wapen tegen armoede is, zou je dus verwachten dat ook de armoede gedaald is. Helaas is dat niet zo: het risico op financiële armoede ligt in Vlaanderen ongeveer op hetzelfde peil als een decennium geleden (10%).
Meer dan de helft van de netto-jobcreatie in 2011-2016 werd opgenomen door gedetacheerde buitenlanders.
Er zijn drie mogelijke verklaringen voor die paradox: armen hebben niet mee geprofiteerd van de hogere tewerkstelling; het armoederisico bij werkenden is gestegen; en/of datzelfde risico bij werklozen is gestegen. De drie verklaringen worden door de cijfers bevestigd.
Hoewel het armoederisico van werkenden in België nog steeds tot de laagste van de EU behoort, is het toch toegenomen van 3,9 procent in 2005 naar 4,7 procent in 2016. Dat lijkt niet veel, maar in absolute termen zijn dat 35.000 à 40.000 extra werkende armen. De werklozen van hun kant zijn er zwaar op achteruitgegaan: hun financiële armoederisico steeg van 30,7 procent in 2005 naar 45,9 procent in 2016. En het aandeel gezinnen op actieve leeftijd waarin niemand werkt, schommelt in Vlaanderen al tien jaar rond 10 procent. De paradox is dat de meeste nieuwe banen ingevuld worden door een tweede verdiener uit een huishouden waar vroeger al iemand werkte.
De werkloosheidsuitkeringen komen steeds meer onder druk te staan en steeds meer werklozen zijn uit de werkloosheidsverzekering gestoten. Denk aan de verlaagde uitkeringen voor langdurig werklozen, de beperking van het recht op inschakelingsuitkeringen voor jongeren en een aantal ingrepen bij oudere en deeltijdse werklozen.
Hoge Raad
Uit het jongste rapport van de Hoge Raad voor Werkgelegenheid blijkt ook dat niet minder dan 30 procent van de geregistreerde werklozen in België geen recht (meer) heeft op een werkloosheidsuitkering. Het gaat voor een deel om schoolverlaters (29% van de niet-uitkeringsgerechtigden), voor een ander deel (30%) om gesanctioneerden, werkzoekenden met een OCMW-uitkering en personen met een arbeidsbeperking, en ten slotte (40%) om vrijwillig ingeschrevenen, vooral migranten, die werkzoekend zijn maar nog niet voldoende rechten op werkloosheidsuitkeringen hebben opgebouwd. Die cijfers bevatten niet eens de werklozen die er de brui aan gegeven hebben en niet meer ingeschreven zijn als werkzoekende. Geen wonder dat het armoederisico bij werklozen sterk gestegen is.
Die aanpak van de werkloosheid zou mijn grootmoeder verwoorden als ‘honger is de beste saus’: werklozen die financieel het mes op de keel, hebben zullen sneller aan het werk gaan. Toch heeft mijn grootmoeder ongelijk.
Die aanpak van de werkloosheid zou mijn grootmoeder verwoorden als ‘honger is de beste saus’: werklozen die financieel het mes op de keel, hebben zullen sneller aan het werk gaan. Toch heeft mijn grootmoeder ongelijk. De Europese Commissie onderzocht de invloed van werkloosheidsstelsels op de uitstroom naar werk en vond geen verband tussen de gemiddelde hoogte van de uitkeringen en de kans om uit de werkloosheid te geraken. Hetzelfde geldt voor de dekkingsgraad: een beperking van de toegang tot uitkeringen of van de uitkeringsduur heeft geen invloed op het vinden van werk. Wat wel als een paal boven water staat, is dat lagere uitkeringen leiden tot meer duurzame armoede.
Sociale dumping
In 2014-2016 is de werkgelegenheid in België met 120.000 banen gestegen en is de werkloosheid met 45.000 gedaald. Prima. Maar waarom stijgt het armoederisico bij werkenden? De regeringen-Michel en -Bourgeois kozen resoluut voor een neoliberaal macro-economisch arbeidsmarktbeleid, met aan de aanbodzijde een strijd tegen (vermeende) werkloosheidsvallen en aan de vraagzijde een verlaging van de loonkosten.
Een intra-Europese fiscale en sociale concurrentiestrijd mondt uit in sociale dumping
Dat laatste maakt deel uit van een intra-Europese fiscale en sociale concurrentiestrijd die uitmondt in sociale dumping. De buurlanden reageren op hun beurt met beperkingen van de loonkosten, waardoor België opnieuw moet volgen. Het gevolg is een neerwaartse spiraal. De kwaliteit van de nieuwe banen is inderdaad verre van optimaal: 40 procent is deeltijds, de helft (52%) tijdelijk. De kleine helft (47%) wordt verloond op het niveau van de 20 procent laagstbetaalde banen.
Het verontrustendst is dat meer dan de helft van de nettotewerkstellingscreatie in 2011-2016 (87.000 van de 152.000 jobs) werd opgenomen door gedetacheerde buitenlanders. Detachering laat toe voornamelijk Centraal- en Oost-Europese werknemers tegen dumpinglonen in ons land tewerk te stellen. In de Belgische bouwsector zijn zo al tienduizenden gewone banen vervangen. Eigenlijk moeten we hier dus spreken van jobvernietiging in plaats van jobcreatie.
Keel dicht
Het gevolg van die dumping is dat heel Europa zichzelf de keel dichtknijpt: de binnenlandse vraag wordt door een verlies van koopkracht afgeremd. Bovendien moeten overheden steeds meer besparen op sociale uitgaven omdat de lastenverlagingen hun budgetten doen krimpen.
Een wijzer, meer solidair Europa zou door een gecoördineerd fiscaal en loonbeleid de interne sociale dumping een halt kunnen toeroepen en de koopkracht ondersteunen. Het zou ook rechtvaardigere belastingen (onder andere op vermogen) kunnen garanderen om de overheidsbudgetten in evenwicht te brengen zonder besparingen op de broodnodige sociale uitgaven.
Het beleid heeft zich blindgestaard op het drukken van de werkloosheidscijfers, maar heeft het onderliggende doel (armoedebestrijding) uit het oog verloren
Het recente arbeidsmarktbeleid is de strijd tegen de armoede niet ten goede gekomen. Het is op sommige punten zelfs een strijd tégen de armen geworden. Immers, als armoedebestrijding moet steunen op economische, sociale en culturele grondrechten, kunnen we niet anders dan vaststellen dat het recht op arbeid geleidelijk is ingeperkt en omgebogen tot een ‘activering van de werklozen’, terwijl kwaliteitsvolle maatregelen uit het verleden afgebouwd worden.
Het beleid heeft zich blindgestaard op het drukken van de werkloosheidscijfers, maar heeft het onderliggende doel (armoedebestrijding) uit het oog verloren. Een efficiënt beleid dat tegelijk de werkloosheid en de armoede vermindert, moet - naast op sociale grondrechten - steunen op een filosofie van sociale investeringen: een degelijke sociale bescherming, begeleiding op maat, scholing, gezondheidszorg, mobiliteit, ondersteuning van gezinnen, en duurzame, kwaliteitsvolle banen. Dat kost ook meer, maar we behoren ook tot de rijkste landen ter wereld.
Meest gelezen
- 1 Fabien Pinckaers, de man achter miljardenbedrijf Odoo: ‘Ons grote geluk is dat de concurrentie shit is’
- 2 De must-reads van het weekend
- 3 Ghelamco-eigenaar Paul Gheysens verkoopt duurste penthouse van België
- 4 Chinees gepoker met grondstoffen kan Europa zuur opbreken
- 5 Belgische olie-invoer spekt Russische oorlogskas en Poetins paleis